Einde inhoudsopgave
Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie
Artikel 114 ter Verzoeken om een prejudiciële beslissing die door het Gerecht worden verwezen krachtens artikel 256, lid 3, tweede alinea, VWEU
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
02-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2094 (uitgifte: 12-08-2024, regelingnummer: 2024/2094)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2094 (uitgifte: 12-08-2024, regelingnummer: 2024/2094)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
Wanneer het Gerecht een verzoek om een prejudiciële beslissing waarin een principiële beslissing moet worden genomen die van invloed kan zijn op de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie, krachtens artikel 256, lid 3, tweede alinea, VWEU naar het Hof verwijst, wordt dit verzoek met spoed behandeld.
2.
De president wijst onverwijld de rechter-rapporteur aan die met de zaak wordt belast en de eerste advocaat- generaal wijst een advocaat-generaal aan.
3.
Indien de schriftelijke behandeling reeds is afgesloten wanneer de zaak naar het Hof wordt verwezen, kunnen de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden binnen een door de president te bepalen termijn, die niet minder dan 15 dagen mag bedragen, aanvullende memories of schriftelijke opmerkingen indienen over de principiële vraag die in het verzoek om een prejudiciële beslissing wordt opgeworpen.
4.
Het Hof doet zo spoedig mogelijk uitspraak, in voorkomend geval na de mondelinge opmerkingen van de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden en de conclusie van de advocaat-generaal te hebben gehoord.