Rb. Gelderland, 26-03-2019, nr. AWB - 18 , 1128
ECLI:NL:RBGEL:2019:1336, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
26-03-2019
- Zaaknummer
AWB - 18 _ 1128
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2019:1336, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 26‑03‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2020:8236, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
NLF 2019/0864 met annotatie van
Uitspraak 26‑03‑2019
Inhoudsindicatie
Belastingdienst moet ook aanvullende gegevens in onderzoek betrekken. Informatiebeschikking daarom vernietigd.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 18/1128
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 26 maart 2019
in de zaak tussen
[X] , te [Z] , eiser
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.
Procesverloop
Met dagtekening 2 mei 2017 heeft verweerder aan eiser een informatiebeschikking gegeven wegens het niet voldoen aan de administratie- en bewaarplicht als bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 januari 2018 de informatiebeschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen digitaal op 27 februari 2018 tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2019.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen drs. [gemachtigde] , [A] en [B] .
Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen.
Overwegingen
Feiten
1. De activiteiten van eiser bestaan uit het exploiteren van twee döner kebab zaken in [Z] , te weten [A-straat 1] , en [A-straat 2] (hierna: horecazaken).
2. Het assortiment in beide horecazaken bestaat uit onder meer diverse broodjes, broodjesmenu’s met friet en frisdrank, (Turkse) pizza’s, dürüm en dürümmenu met friet en frisdrank, vlees met friet en kapsalonmenu, diverse salades, kipschotels, vleesschotels, nagerechten, diverse frisdranken, warme dranken en alcoholische dranken.
3. Nagenoeg de gehele omzet van deze horecazaken is behaald door middel van contante betalingen. Eiser heeft meerdere personeelsleden in loondienst.
4. Volgens de leverancier van de kassasoftware zijn de detailgegevens op verzoek van eiser in oktober 2016 verwijderd en daarom niet meer benaderbaar en raadpleegbaar. Van de data van het kasregister is door eiser geen back-up gemaakt. De softwareleverancier beschikt echter nog over een back-up van de detailgegevens van het kasregister van de vestiging [A-straat 1] over de periode juni 2013 tot en met 27 oktober 2016 en heeft deze aan verweerder verstrekt.
5. Bij eiser is vanaf 10 januari 2017 een boekenonderzoek ingesteld. Dat is gebeurd naar aanleiding van de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over 2012 tot en met 2014 en de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014. Met dagtekening 25 april 2017 is een tussenevaluatie van dit onderzoek opgesteld die op 26 april 2017 met eiser en zijn gemachtigde is besproken.
6. Verweerder heeft zich in de tussenevaluatie onder meer op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de administratie- en bewaarplicht van artikel 52 van de Awr. Om die reden heeft verweerder aan eiser een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Awr opgelegd.
Geschil
7. In geschil is of verweerder de informatiebeschikking terecht heeft genomen. Meer in het bijzonder is in geschil of eiser heeft voldaan aan de eisen van artikel 52 van de Awr en met name of de in het geautomatiseerde bestel- en kassasysteem ingevoerde detailgegevens (op de juiste wijze) zijn bewaard.
Beoordeling van het geschil
8. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Awr zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Ingevolge artikel 52, vierde lid, van de Awr zijn administratieplichtigen verplicht deze gegevensdragers gedurende zeven jaar te bewaren.
9. Ingevolge artikel 52, zesde lid, van de Awr dient de administratie zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en de gegevensdragers dienen zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.
10. Elke vastlegging in een onderneming behoort in beginsel tot de administratie en dient daarom ook bewaard te blijven. In een onderneming zoals deze vallen de in een geautomatiseerd bestel- en kassasysteem ingevoerde detailgegevens daarom in beginsel onder de in artikel 52, eerste lid, van de Awr opgenomen bewaarplicht. Met behulp van deze detailgegevens kan immers de volledigheid van de verantwoording van de omzet in geld worden geverifieerd aan de hand van een op goederenniveau te leggen verband tussen de (totale) inkoop en de (totale) verkoop. Daardoor kunnen die detailgegevens voor de heffing van belasting van belang zijn. Dat de kassa onvoldoende mogelijkheid heeft om de detailgegevens te bewaren komt voor rekening en risico van eiser en kan niet tot de conclusie leiden dat de detailgegevens niet voor de heffing van belasting van belang kunnen zijn. Een dergelijk belang ontbreekt indien de administratie voldoende andere gegevens bevat die een afdoende controle binnen een redelijke termijn van de verantwoorde omzet in geld mogelijk maakt (zie HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1740, rechtsoverweging 2.3.2).
11. Eiser voert aan dat de wettelijke administratieplicht een open norm is en dat de aard, omvang en complexiteit van een bedrijf mede bepalend zijn voor de eisen die aan een administratie worden gesteld. De omzet wordt door hem dagelijks vastgesteld aan de hand van het aanwezige geld in de geldlade, de pinbetalingen, de contante uitgaven en de correcties voor extra gepinde bedragen en vervolgens genoteerd in een Excel sheet. Ondanks dat de detailgegevens niet zijn bewaard biedt de administratie voldoende mogelijkheden om binnen een redelijke termijn een controle daarop mogelijk te maken. De administratie voldoet daarom aan de criteria. Daarbij stelt eiser dat de administratie van een eenmanszaak als de zijne nimmer zal kunnen voldoen aan de eisen van zekerheid en volledigheid zoals die bekend zijn uit de controleleer.
12. De verwerking van döner in voornamelijk broodjes, dürüm en schotels maakt volgens eiser het vaststellen van een sluitende goederenbeweging aan de hand van de kassagegevens onmogelijk. Bovendien is de kassa niet altijd juist bediend, waardoor bedragen zijn aangeslagen die niet tot de omzet behoren, zoals de extra gepinde bedragen, correctiebedragen en bedragen aangeslagen tijdens training van personeel. De controleurs van de Belastingdienst hebben, ook al beschikten ze naderhand wel over de detailgegevens, de controle op de goederenbeweging niet kunnen of willen maken. Eiser stelt dat er sprake is van een onzekerheidsmarge en verwijst naar de uitspraak van het gerechtshof ‘s Hertogenbosch van 20 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1993, maar dat neemt niet weg dat langs andere weg voldoende controle mogelijk is. Eiser stelt dan ook dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat ondanks de ontbrekende detailgegevens de door verweerder gewenste goederenbeweging niet kan worden gemaakt. Eiser concludeert dat de informatiebeschikking wordt ingezet als drukmiddel.
13. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het met behulp van de detailgegevens mogelijk zou zijn geweest om een geld-goederenstroom op te zetten en een check te doen op de aan/afwezigheid van manipulaties op de kassa ter verzwijging van omzet. Een sluitende goederenbeweging konden de controleurs niet opzetten, omdat van de aangeboden producten de begin- en eindvoorraad niet bekend is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er voor noemenswaardige bedragen omzet in de detailgegevens van de kassa is opgenomen die in werkelijkheid geen omzet was. Voorts is verweerder van mening dat de door eiser gestelde onzekerheidsmarge niet voor de gehele omzet kan gelden. De omzet bestaat voor een niet onbelangrijk deel uit kant en klare producten, die worden verkocht in dezelfde vorm als waarin deze worden ingekocht. Bij samengestelde gerechten kan op grond van gemiddelden worden gecontroleerd. Een controle aan de hand van een in de branche gebruikelijk brutowinstpercentage is volgens verweerder niet betrouwbaar, omdat het brutowinstpercentage niet meer is dan een grove indicatie voor de winstgevendheid van een onderneming.
14. Niet in geschil is dat de detailgegevens niet zijn bewaard, maar dat deze door de softwareleverancier gedeeltelijk konden worden gereproduceerd.
15. De rechtbank stelt vast dat verweerder via de softwareleverancier alsnog de beschikking heeft gekregen over een deel van de detailgegevens, maar deze nog niet heeft onderzocht. Dat betekent dat verweerder het door hem ingestelde onderzoek niet heeft afgemaakt. Hij heeft in plaats daarvan slechts een tussenevaluatie met eiser en zijn gemachtigde besproken. Vervolgens heeft verweerder de informatiebeschikking afgegeven. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de detailgegevens eerst had moeten onderzoeken. Daarom heeft verweerder de informatiebeschikking voorbarig afgegeven. Verweerder had in plaats daarvan in ieder geval de verkregen detailgegevens nader moeten onderzoeken en bij de beoordeling daarvan ook moeten nagaan of met deze gegevens een controle op de volledigheid van de omzet mogelijk zou zijn geweest, bijvoorbeeld door de inkoopnota’s daarin te betrekken. Als hij daarna tot de conclusie zou zijn gekomen dat dit niet mogelijk is en dat de administratie van eiser dus niet voldoende andere gegevens bevat die een controle binnen een redelijke termijn van de verantwoorde omzet in geld mogelijk maakt, dan had hij op dat moment een informatiebeschikking kunnen afgeven.
16. De informatiebeschikking moet daarom vernietigd worden. Het beroep is daarom gegrond.
17. De rechtbank vindt aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
vernietigt de informatiebeschikking;
- -
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.024;
- -
gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, voorzitter, mr. A.M.F. Geerling en mr. A.P. Vaatstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 26 maart 2019 | ||
griffier | voorzitter | |
Afschrift verzonden aan partijen op: | ||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |