Rb. Den Haag, 30-06-2017, nr. AWB - 17 , 492
ECLI:NL:RBDHA:2017:7272
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
30-06-2017
- Zaaknummer
AWB - 17 _ 492
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2017:7272, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 30‑06‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Mondelinge uitspraak, Proces-verbaal)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2017:4016, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
NLF 2017/1963 met annotatie van
NLF 2017/1963 met annotatie van
Uitspraak 30‑06‑2017
Inhoudsindicatie
naheffingsaanslag parkeerbelasting, onwaarschijnlijk dat eiser in de zone heeft geparkeerd waar betaald parkeren geldt vanaf 18.00 uur tot 24.00 uur.
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/492
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2017 in de zaak tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser(gemachtigde: F.R. Eggink),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 17 januari 2017 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer] ).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2017.
Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. L.S. Veenstra.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Namens verweerder heeft de dienstdoende parkeercontroleur op 13 juli 2016 omstreeks 16:46 uur geconstateerd dat de auto van eiser, met kenteken [kenteken] , (de auto) geparkeerd stond op een parkeerplaats aan [adres] te Den Haag, ter hoogte van perceel 255. Deze locatie is door burgemeester en wethouders van deze gemeente aangewezen als een parkeerplaats voor betaald parkeren. Op het moment van de constatering was er in de auto geen geldig parkeerkaartje dan wel een geldige parkeervergunning aanwezig. Naar aanleiding daarvan is aan eiser een naheffingsaanslag opgelegd van € 61,70, bestaande uit € 1,70 aan parkeerbelasting en € 60 aan kosten van de naheffingsaanslag.
2. Eiser heeft een bezwaarschrift ingediend tegen bovengenoemde naheffingsaanslag en daarbij verzocht te worden gehoord alvorens uitspraak op bezwaar wordt gedaan.
3. In geschil is of verweerder terecht heeft afgezien van het horen van eiser. Daarnaast is de naheffingsaanslag in geschil.
Horen
4. Eiser heeft verzocht te worden gehoord. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat eiser in beginsel ten onrechte niet is gehoord, maar daarbij de volgende toelichting gegeven. Eiser is bij brief van 16 oktober 2016 uitgenodigd voor een hoorzitting. Eiser was op die datum echter verhinderd en heeft verzocht om telefonisch te worden gehoord. Verweerder heeft daarop de vraag gesteld wanneer eiser bereikt kon worden. Hierop heeft eiser bij mail geantwoord dat hij veel afwezig is, maar dat verweerder het ten alle tijden kan proberen of anders per mail een afspraak kan plannen. Verweerder heeft twee maal telefonisch contact opgenomen met eiser, zonder hem te kunnen bereiken. Bij brief van 2 januari 2017, door verweerder ontvangen op 4 januari 2017, heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Verweerder heeft daarop op 17 januari 2017 uitspraak op bezwaar gedaan, zonder eiser te horen.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden geen sprake is van schending van de hoorplicht. Nu eiser middels de ingebrekestelling van 2 januari 2017 verweerder heeft aangemaand binnen 14 dagen uitspraak op bezwaar te doen, mocht verweerder ervan uitgaan dat eiser geen behoefte meer had aan een hoorzitting (zie Gerechtshof Den Haag 25 april 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1186).
Naheffingsaanslag
5. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet geparkeerd heeft, maar dat sprake was van laden en lossen. Verder voert hij aan dat zijn auto niet stond ter hoogte van perceelnummer 255, maar in de zone van [adres] waar betaald parkeren pas geldt vanaf 18.00 uur tot 24:00 uur. Hiertoe overlegt hij een foto van een verkeersbord achter welk bord hij met zijn auto zou hebben gestaan. Gelet op het tijdstip was hij aldus in het geheel geen parkeerbelasting verschuldigd.
6. De rechtbank acht het, gelet op de onder 1 genoemde constateringen van de parkeercontroleur, onwaarschijnlijk dat eiser in de zone heeft geparkeerd waar betaald parkeren geldt vanaf 18.00 uur tot 24.00 uur. De blote stelling van eiser dat hij voor de zekerheid in die zone ook parkeerbelasting heeft betaald, werpt geen ander licht op de zaak, te meer daar eiser daarvan geen bewijs heeft bijgebracht. Met zijn niet nader onderbouwde stelling dat sprake zou zijn van laden en lossen maakt eiser, nu hij niet ter zitting is verschenen en zijn stelling niet nader heeft kunnen toelichten, evenmin aannemelijk dat hij niet ter hoogte van perceelnummer 255 zou hebben geparkeerd. Gelet op het hiervoor overwogene, is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 vermelde constatering van verweerder juist is en de naheffingsaanslag derhalve terecht is opgelegd.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, rechter, in aanwezigheid van mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2017.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.