ECLI:NL:HR:2018:2242,r.o 4.3.1 onder verwijzing naar de memorie van toelichting bij het ontwerp-wetboek.
Hof Den Haag, 30-11-2020, nr. 2200067019
ECLI:NL:GHDHA:2020:2650
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
30-11-2020
- Zaaknummer
2200067019
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2020:2650, Uitspraak, Hof Den Haag, 30‑11‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:915
Uitspraak 30‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Art. 273f, lid 1, sub 1, sub 4, sub 5, sub 6 en sub 9 Sr; art 64, art. 65, art. 66 Sr, art. 318 Sr. Klachtdelict. OM niet-ontvankelijk terzake de afdreiging. Veroordeling voor mensenhandel van slachtoffers waarvan één minderjarige. Gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 9 voorwaardelijk met proeftijd van 3 jaren. Verwerping verweer (on)betrouwbaarheid verklaringen slachtoffers. Verweer inzake ontbreken van klacht. Uitgebreide motivering strafoplegging. Toewijzingen schadevergoedingen benadeelde partijen.
Rolnummer: 22-000670-19
Parketnummers: 09-842073-18 (dagvaarding I),
09-852087-18 (dagvaarding II) en09-777121-15 (TUL)
Datum uitspraak: 30 november 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 februari 2019 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het bij dagvaarding I onder feit 2, eerste en derde cumulatief/alternatief en het bij dagvaarding II onder 1 en 2, eerste cumulatief/alternatief, tenlastegelegde vrijgesproken. Ter zake van het bij dagvaarding I, onder 1 en 2, tweede cumulatief/alternatief en het bij dagvaarding II, onder 2, tweede cumulatief/alternatief en 3 tenlastegelegde is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden de in het vonnis waarvan beroep omschreven algemene en bijzondere voorwaarden.
Voorts is aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1], voor de duur van 3 jaren opgelegd. Deze maatregel, op niet-naleving waarvan de in het vonnis genoemde vervangende hechtenis is gesteld, is dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Tot slot is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, de vordering tot tenuitvoerlegging en de in beslag genomen voorwerpen, een en ander als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte rechtsmiddel d.d. 20 februari 2019 is het namens de verdachte ingestelde hoger beroep enkel gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het bij dagvaarding II onder 2, tweede cumulatief/alternatief en 3 tenlastegelegde.
Door de officier van justitie is, blijkens de akte rechtsmiddel d.d. 22 februari 2019, onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Ter terechtzitting in hoger beroep van 16 november 2020 heeft de advocaat-generaal echter te kennen gegeven dat er vanuit het Openbaar Ministerie geen grieven meer bestaan tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het bij dagvaarding I, onder 1 en 2 en het bij dagvaarding II, onder 1 en 2, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde.
Het hof ziet ambtshalve evenwel aanleiding voor de behandeling van het hoger beroep gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het bij dagvaarding I, onder 2, eerste cumulatief/alternatief en het bij dagvaarding II, onder 1 en 2, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde. Wat de overige feiten betreft waartegen geen grieven (meer) bestaan, te weten: het bij dagvaarding I onder 1 en 2, tweede en derde cumulatief/alternatief tenlastegelegde, zal het hof het Openbaar Ministerie op grond van het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
Waarna hierna wordt gesproken van “de zaak” of “het vonnis”, wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
Dagvaarding I:
2.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 27 juli 2017 te Eindhoven, althans in Nederland, (meermalen) (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een pinpas (met bijbehorende pincode) en/of (vervolgens) (in totaal) 20.000 euro, in elk geval (telkens) een groot geldbedrag en/of een hoeveelheid sieraden en/of een kluis, althans enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [aangeefster 1] en/of [slachtoffer 1], althans aan een ander dan aan verdachte, immers heeft hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij (een) naaktfoto('s) van die [slachtoffer 1] op internet zou plaatsen en/of aan (een of meer van) haar contacten zou versturen;
Dagvaarding II:
1.hij in of omstreeks 1 september 2016 tot en met 27 juli 2017 te Eindhoven en/of Den Haag, in elk geval in Nederland
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [datum]), telkens
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1], terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (sub 2°) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 5°)
immers heeft verdachte (telkens)
- die [slachtoffer 1] benaderd of heeft laten benaderen en/of
- aan die [slachtoffer 1] gevraagd of zij geld wilde verdienen door seks met mannen en/of
- aan die [slachtoffer 1] gevraagd naaktfoto's aan hem, verdachte te sturen en/of foto's van de Ali heeft ontvangen waarop zij geheel of gedeeltelijk met ontbloot (boven)lichaam te zien is en/of
-die [slachtoffer 1] gedreigd dat als zij niet mee zou werken hij haar naaktfoto's online zou zetten en/of aan haar contacten zou doorsturen en/of
- een advertentie op een (seks)site voor die [slachtoffer 1] heeft aangemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gevraagd een advertentie op een seks site te maken en/of plaatsen en/of
- zijn verdachtes inlog en wachtwoord voor een (seks)site heeft gegeven en/of
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd/gezegd dat en hoe ze de advertentie op deze (seks) site omhoog moest laten plaatsen en/of
- contact met eventuele klanten voor die [slachtoffer 1] gehad en/of - seksafspraken voor die [slachtoffer 1] gemaakt;
2.hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 20 februari 2018 te Den Haag en/of Eindhoven, althans in Nederland, (meermalen) (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een bedrag van in totaal 7300 euro , althans enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], althans aan een ander dan aan verdachte, immers heeft hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij (een) naaktfoto('s) van die [slachtoffer 1] op internet zou plaatsen en/of zou verspreiden en/of aan (een of meer van) haar contacten zou versturen;
en/of
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 20 februari 2018 te Den Haag en/of Eindhoven,althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 1], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten [slachtoffer 1]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten dat er (naakt)foto's van haar in (seks-)advertenties op internet (te koop) werden aangeboden en/of dat betalingen voor die foto's op haar bankrekening terecht kwamen door tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij (een) naaktfoto('s) van die [slachtoffer 1] op
internet zou plaatsen en/of zou verspreiden en/of aan (een of meer van) haar contacten zou versturen en/of door misbruik te maken van het feit dat verdachte die [slachtoffer 1] in een zodanige afhankelijkheidsrelatie en/of–positie had gebracht en/of door een zodanige psychische druk uit te oefenen op die [slachtoffer 1] dat zij (mede gelet op haar minderjarige leeftijd) zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen/aan zijn, verdachtes, handelingen en gedragingen heeft kunnen verzetten/onttrekken en deze heeft geduld;
3.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 januari 2018 tot en met 19 maart 2018 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of Nootdorp en/of Leidschendam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die voornoemde vrouwen had,
- heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die voornoemde vrouwen (sub 1) en/of
- heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes (mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die voornoemde vrouwen zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4) en/of
- heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar/hun, te weten die [slachtoffer 2], seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 2], (sub 6)
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) onder andere:
- van die [slachtoffer 2] (pornografische) foto's gemaakt en/of laten maken en/of laten opsturen en/of (vervolgens) (met die foto's) advertenties gemaakt en/of die advertenties op een of meer sekssites en/of datingsites, te weten (onder meer) sexjobs.nl, in elk geval op een of meer sekssites op het internet geplaatst en/of laten plaatsen, en/of
- die advertentie(s) op sexjobs.nl (telkens) opgewaardeerd en/of laten opwaarderen, en/of
- die [slachtoffer 2] geïnstrueerd ten aanzien van het afspreken met klanten en/of het werken in de prostitutie, en/of
- voor die [slachtoffer 2] werkruimte(s) geregeld en/of tijdens de afspraken van die [slachtoffer 2] op haar gewacht, en/of
- de/het hotel(s) geboekt voor de escortafspra(a)k(en) met de klant(en) van die [slachtoffer 2], en/of
- die [slachtoffer 2] (telkens) met de auto naar een gelegenheid waar zij zich kunnen prostitueren gebracht en/of laten brengen en/of na de prostitutiewerkzaamheden weer opgehaald en/of laten ophalen, en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen, om een (groot) gedeelte van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte en of zijn mededader(s), af te staan, en/of
- voor die [slachtoffer 2] de werkdagen en/of werktijden bepaald, en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen, om 24 uur per dag, althans vele uren achter elkaar en/of 7 dagen per week beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee, en/of
- die [slachtoffer 2] door laten werken tijdens haar menstruatie en/of
- die [slachtoffer 2] zonder condoom laten werken, en/of
- die [slachtoffer 2] geslagen en/of de keel van die [slachtoffer 2] dichtgeknepen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte, een half jaar moet zitten als hij zijn boetes niet betaalt en/of
- die [slachtoffer 2] haar geld af moet staan teneinde zijn, verdachtes, boetes te betalen en/of
- die [slachtoffer 2] bedreigd en/of onder druk gezet door te zeggen dat hij, verdachte, anders haar (echte) gegevens op de site zou zetten en/of haar familie op de hoogte zou brengen van haar werk als prostituee.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het bij dagvaarding I, onder 2, eerste cumulatief/alternatief en het bij dagvaarding II, onder 1, 2, eerste en tweede cumulatief/alternatief en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van – kort gezegd – reclasseringstoezicht.Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de straf ter zake van de in eerste aanleg bij dagvaarding I, onder 1 en 2, tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feiten zal worden bepaald op een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal tot slot gevorderd dat de op de beslaglijst onder 3, 4 en 8 genoemde goederen verbeurd zullen worden verklaard en de onder 5 tot en met 7 genoemde goederen aan de beslagene zullen worden teruggegeven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich – overeenkomstig de door hem overgelegde pleitaantekeningen - op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ter zake van het bij dagvaarding I, onder 2, eerste cumulatief/alternatief en het bij dagvaarding II, onder 2, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard, nu niet is voldaan aan het klachtvereiste van artikel 318, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr).
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Juridisch kader
De aan de verdachte tenlastegelegde feiten zijn als misdrijf strafbaar gesteld in art. 318, eerste lid, Sr. Op grond van art. 318 Sr, derde lid, Sr kan dit misdrijf niet worden vervolgd dan op klacht van hem tegen wie het is gepleegd.
Een klacht dient op grond van artikel 64 Sr te worden gedaan door de persoon tegen wie het strafbare feit is begaan. Ten aanzien van minderjarigen die de leeftijd van 16 jaar nog niet hebben bereikt, heeft op grond van artikel 65, eerste lid, Sr te gelden dat de klacht wordt gedaan door de wettige vertegenwoordiger in burgerlijke zaken.
Gelet op het bepaalde in artikel 66, lid 1, Sr, en de wetsgeschiedenis ter zake dient die klacht te worden ingediend binnen drie maanden na de dag waarop de klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde strafbare feit.1.
Beoordeling
Het hof stelt vast dat het onderhavige dossier een klacht tot strafvervolging bevat van de moeder van de aangeefster [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1]) van 22 maart 2018. Deze klacht ziet blijkens de inhoud op de tenlastegelegde afdreigingen jegens haar dochter. [slachtoffer 1] is geboren op 3 september 2000. Nu [slachtoffer 1] op het moment waarop haar moeder het mondelinge verzoek tot strafvervolging deed, reeds de leeftijd van 16 jaren had bereikt, was alleen zij – als degene tegen wie het strafbare feit is begaan – klachtgerechtigd gelet op het bepaalde in de artikelen 64 en 65 Sr. De door haar moeder gedane klacht heeft dan ook niet te gelden als geldige klacht in de zin van de wet.
Daarnaast bevat het dossier een aangifte van [slachtoffer 1] van 18 april 2018. [slachtoffer 1] heeft daarin verklaard over de dreiging met het verzenden van naakt foto’s naar bekenden door de verdachte in de tweede helft van het jaar 2016.
Ook die aangifte kan, nog daargelaten of de aangifte inderdaad een klacht in de zin van artikel 164, eerste lid, Sv inhoudt, niet worden aangemerkt als een geldige klacht in de zin van de wet. Die aangifte is immers, gelet op het moment waarop blijkens de aangifte de hierboven uiteengezette dreiging zou zijn gedaan, niet gedaan binnen drie maanden na de dag waarop de aangeefster kennis heeft genomen van de gepleegde feiten zoals bepaald in art. 66, eerste lid, Sr.
Dat betekent dat de vervolging daarop afstuit.
Ook uit de overige door de aangeefster afgelegde verklaringen is niet van een tijdige wens tot vervolging gebleken.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een klacht die aan de hiervoor genoemde wettelijke vereisten voldoet, ontbreekt.
Het hof zal daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de strafvervolging van de verdachte ter zake van het bij dagvaarding I, onder 2, eerste cumulatief/alternatief en het bij dagvaarding II, onder 2, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde.
Vrijspraak
Het hof heeft op basis van de zich in het dossier bevindende wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het hem bij dagvaarding II, onder 2, tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij in of omstreeks 1 september 2016 de periode van 14 mei 2017 tot en met 27 juli 2017 te Eindhoven en/of Den Haag, in elk geval in Nederland
A) een ander of anderen, te weten ten aanzien van [slachtoffer 1] (geboren op [datum]), telkens
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1], terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (sub 2°) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] (telkens) enigehandeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 5°)
immers heeft verdachte (telkens)
- die [slachtoffer 1] benaderd of heeft laten benaderen en/of
- aan die [slachtoffer 1] gevraagd of zij geld wilde verdienen door seks met mannen en/of
- aan die [slachtoffer 1] gevraagd naaktfoto's aan hem, verdachte te sturen en/of foto's van die [slachtoffer 1] heeft ontvangen waarop zij geheel of gedeeltelijk met ontbloot (boven)lichaam te zien is en/of
-die [slachtoffer 1] gedreigd dat als zij niet mee zou werken hij haar naaktfoto's online zou zetten en/of aan haar contacten zou doorsturen en/of
- een advertentie op een (seks)site voor die [slachtoffer 1] heeft aangemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gevraagd een advertentie op een seks site te maken en/of plaatsen en/of
- zijn, verdachtes, inlog en wachtwoord voor een (seks)site heeft gegeven en/of
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd/gezegd dat en hoe ze de advertentie op deze (seks) site omhoog moest laten plaatsen en/of
- contact met eventuele klanten voor die [slachtoffer 1] gehad en/of - seksafspraken voor die [slachtoffer 1] gemaakt;.
3. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 januari 2018 tot en met 19 maart 2018 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of Nootdorp en/of Leidschendam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die voornoemde vrouwen had,
- heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die voornoemde vrouwen (sub 1) en/of
- heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes (mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die voornoemde vrouwen zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4) en/of
- heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar/hun, te weten die [slachtoffer 2], seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 2], (sub 6)
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) onder andere:
- van die [slachtoffer 2] (pornografische) foto's gemaakt en/of laten maken en/of laten opsturen en/of (vervolgens) (met die foto's) advertenties gemaakt en/of die advertenties op een of meer sekssites en/of datingsites, te weten (onder meer)sexjobs.nl, in elk geval op een of meer sekssites op het internet geplaatst en/of laten plaatsen, en/of
- die advertentie(s) op sexjobs.nl (telkens) opgewaardeerd en/of laten opwaarderen, en/of
- die [slachtoffer 2] geïnstrueerd ten aanzien van het afspreken met klanten en/of het werken in de prostitutie, en/of
- voor die [slachtoffer 2] werkruimte(s) geregeld en/of tijdens de afspraken van die [slachtoffer 2] op haar gewacht, en/of
- de/het hotel(s) geboekt voor de escortafspra(a)k(en) met de klant(en) van die [slachtoffer 2], en/of
- die [slachtoffer 2] (telkens) met de auto naar een gelegenheid waar zij zich kunnen kon prostitueren gebracht en/of laten brengen en/of na de prostitutiewerkzaamheden weer opgehaald en/of laten ophalen, en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen, om een (groot) gedeelte van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte en of zijn mededader(s), af te staan, en/of
- voor die [slachtoffer 2] de werkdagen en/of werktijden bepaald, en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen, om 24 uur per dag, althans vele uren achter elkaar en/of 7 dagen per week beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee, en/of
- die [slachtoffer 2] door laten werken tijdens haar menstruatie en/of
- die [slachtoffer 2] zonder condoom laten werken, en/of
- die [slachtoffer 2] geslagen en/of de keel van die [slachtoffer 2] dichtgeknepen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte, een half jaar moet zitten als hij zijn boetes niet betaalt en/of
-dat die [slachtoffer 2] haar geld af moet staan teneinde zijn, verdachtes, boetes te betalen en/of
- die [slachtoffer 2] bedreigd en/of onder druk gezet door te zeggen dat hij, verdachte, anders haar (echte) gegevens op de site zou zetten en/of haar familie op de hoogte zou brengen van haar werk als prostituee;.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Gevoerd verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat zowel de verklaringen van de aangeefster [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1]) als de verklaring van [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2]) onvoldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs te worden gebezigd, een en ander zoals nader toegelicht in de pleitaantekeningen.
Het hof overweegt als volgt.
Nu het hof van de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen alleen die onderdelen tot het bewijs bezigt die steun vinden in de verklaringen van de verdachte zelf, behoeft het verweer van de verdediging geen verdere bespreking.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bij dagvaarding II onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
Het bij dagvaarding II onder 3 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bij het bepalen van de straf voor mensenhandel gaat het hof uit van de strafdoeleinden, te weten de vergelding, speciale en generale preventie.
In verband met die strafdoeleinden acht het hof voor strafoplegging in mensenhandel met betrekking tot seksuele uitbuiting, in het algemeen de volgende omstandigheden van belang:
- de periode waarin sprake is geweest van uitbuiting;
- het aantal slachtoffers dat is uitgebuit;
- de omstandigheid dat sprake is van een georganiseerd verband;
- de wijze (zoals de mate van geweld) waarop het slachtoffer is gedwongen/bewogen de prostitutie-werkzaamheden te doen;
- de leeftijd en/of kwetsbaarheid van het slachtoffer;
- het aantal dagen per week en het aantal uren per dag waarop er gewerkt moest worden;
- de werkzaamheden die verricht moesten worden;
- de werkomstandigheden (werken op straat of binnen, werken tijdens ziekte en zwangerschap, zonder condoom);
- de hoeveelheid geld die werd afgedragen;
- het percentage van de verdiensten dat moest worden afgedragen;
- overige omstandigheden zoals gedwongen abortus, tatoeages en borstvergrotingen;
- de rol van de verdachte met betrekking tot die uitbuiting (vervulde hij een kernrol of was hij ‘slechts’ faciliterend);
- de houding van de verdachte (of hij inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn gedrag);
- relevante recidive.
Toegespitst op de onderhavige zaak heef de hof de volgende omstandigheden bij de straftoemeting betrokken.
De verdachte heeft zich in een periode van in totaal circa vier maanden op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan diverse vormen van mensenhandel ten aanzien van achtereenvolgens twee jonge vrouwen, te weten: de minderjarige [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
De verdachte heeft het minderjarige, en daarmee kwetsbare, slachtoffer [slachtoffer 1] gevraagd naaktfoto’s van zichzelf naar hem toe te sturen, waarna de verdachte met die foto’s seksadvertenties op de website seksjobs.nl heeft aangemaakt. Het slachtoffer heeft, op aangeven van de verdachte, ook zelf advertenties gemaakt en advertenties op de website omhoog laten plaatsen. Door het handelen van de verdachte heeft het minderjarige slachtoffer zich beschikbaar gesteld tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling op internet met naaktfoto’s van haarzelf.
Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] gedwongen en bewogen om voor hem in de prostitutie te werken en daarbij een gedeelte van haar verdiensten aan hem af te staan zonder dat er een proportionele tegenprestatie tegenover stond. De verdachte heeft hierbij druk op het slachtoffer uitgeoefend, door haar onder meer te kennen te geven dat hij voor een aantal maanden vast zou komen te zitten als hij zijn boetes niet zou betalen, maar bovenal heeft hij (grof) geweld tegen haar ingezet. De verdachte plaatste, nadat hij het slachtoffer pornografische foto’s van zichzelf had laten maken en opsturen, seksadvertenties van haar op seksjobs.nl, gaf haar werkinstructies en regelde seksafspraken met klanten, naar welke afspraken hij haar ook bracht. Het slachtoffer moest 24 uur per dag beschikbaar zijn voor het prostitutiewerk en ook werken als zij ongesteld was. Ook moest zij onbeschermde seks hebben.
Het handelen van de verdachte, waarmee hij een ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of psychische integriteit van de slachtoffers heeft gemaakt, getuigt van een groot gebrek aan respect voor de slachtoffers. De verdachte heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de belangen en het welzijn van de slachtoffers, maar hij heeft zich kennelijk vooral laten leiden door zijn zucht naar voor hem makkelijk financieel gewin. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als de onderhavige gedurende lange tijd de psychische gevolgen hiervan (kunnen) ondervinden.
Dat dit ook bij het slachtoffer [slachtoffer 1] het geval is, blijkt treffend uit het bij haar vordering tot schadevergoeding gevoegde stuk van o.a. GZ-psyscholoog M.G. Nijkamp en de namens dit slachtoffer ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting. Als gevolg van het gebeurde heeft het slachtoffer te kampen gehad met vele klachten, waaronder onder andere stemmingsproblemen, slechte concentratie, slaapproblemen, somberheid en prikkelbaarheid. Ook worstelde zij met forse schaamte en zelfverwijt, waardoor zij zich minder openstelde in het contact met naasten en het risico op sociaal isolement toenam. Er was al met al sprake van forse posttraumatische stressklachten, waarvoor het slachtoffer EMDR-therapie heeft ondergaan. Hoewel deze therapie de nodige effecten heeft gehad, is er thans sprake van een terugval. Het slachtoffer is nog steeds, ruim 3 jaar het gebeurde, erg angstig en daardoor niet in staat om ter zitting aanwezig te zijn.
De verdachte heeft geen inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen. Dat rekent het hof hem zwaar aan.
Het hof heeft voorts gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheid dat hij een licht verstandelijke beperking heeft.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte acht geslagen op de reclasseringsadviezen van Reclassering Nederland van 23 maart 2018 en 28 juni 2018. In deze laatste rapportage adviseert de reclassering, nu nauwelijks meer sprake is van een pedagogische beïnvloeding van de verdachte en een pedagogische aanpak derhalve niet haalbaar is, het volwassenstrafrecht toe te passen. Het hof acht dit advies voldoende onderbouwd en neemt het op dat punt over en zal daarom ook voor zover de feiten zijn gepleegd terwijl de verdachte nog minderjarig was, het volwassenstrafrecht toepassen.
Gelet op het voorgaande en in het bijzonder op de ernst van de feiten is het hof – met de advocaat-generaal – van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. De voorwaardelijke straf dient daarbij als stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst wederom schuldig maakt aan het plegen van een strafbaar feit. Het hof acht het tevens geboden om aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden van – kort gezegd – een meldplicht bij Reclassering Nederland en een contactverbod met [slachtoffer 1] te verbinden.
Strafbepaling ex artikel 423 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering
Nu in eerste aanleg ter zake van het bij dagvaarding I, onder 1 en 2, tweede cumulatief/alternatief en het bij dagvaarding II, onder 2, tweede cumulatief/alternatief en 3 tenlastegelegde één hoofdstraf is uitgesproken – en het appel niet ziet op de onder dagvaarding I bewezenverklaarde feiten - zal het hof op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering alsnog een straf voor de eerste aanleg bij dagvaarding I, onder 1 en 2, tweede cumulatief/alternatief, bewezenverklaarde feiten bepalen.
Gelet op hetgeen in het vonnis waarvan beroep is overwogen omtrent de ernst van die feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zal hof ten aanzien van die feiten de op te leggen straf bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en namens haar is een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 15.332,69 aan materiële geleden schade en een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, een en ander te vermeerderen met de wettelijk over dit totale bedrag van € 20.332,69.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 8.383,62, bestaande uit € 7.383,62 aan materiële schade – te weten de door de rechtbank toegewezen vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de schadepost ‘verlies aan verdienvermogen’ - en € 1.000,- aan immateriële schade, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Materiële schade
De gevorderde vergoeding voor materiële schade bestaat – blijkens de in eerste aanleg ingediende vordering – uit de volgende schadeposten:
Post 1: Reiskosten ad € 572,-
Post 2: Medische kosten ad € 385,-
Post 3: Materiële kosten ad € 1.976,67
Post 4: Huishoudelijke hulp ad € 5.096,-
Post 5: Verlies aan verdienvermogen ad € 7.303,02.
Post 1
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 79,30 materiële schade is geleden, bestaande uit de reiskosten voor de binnen Eindhoven gemaakte reizen naar de GGZ-E, de huisarts, de praktijkondersteuner en de politie en de naar Den Haag gemaakte reis voor het gesprek met de officier van justitie. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bij dagvaarding II, onder 1, bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is, met betrekking tot de gevorderde kosten voor de naar de politie in Den Haag gemaakte reizen
(€ 491,40), van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in dit deel van de vordering.
Uit de in de vordering opgenomen tabel volgt verder dat, in verband met een reis naar de advocaat, een bedrag van € 1,30 wordt gevorderd. Nu deze kosten niet als rechtstreekse schade zijn te beschouwen, dient de benadeelde partij te dien aanzien niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. Deze kosten moeten worden gezien als proceskosten en zullen daarom hieronder worden besproken.
Posten 2, 3 en 4
Het hof is met betrekking tot de gevorderde medische en materiële kosten en de kosten voor huishoudelijke hulp van oordeel dat tegenover de betwisting door de verdediging onvoldoende is onderbouwd dat de onder die posten gestelde materiële schade als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde is geleden. Behandeling van deze kostenposten levert naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat het hof de benadeelde partij ten aanzien van die onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Post 5
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het aan hem bij dagvaarding II, onder 2, tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit, dient de benadeelde partij wat betreft dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Conclusie
Concluderend heeft de benadeelde partij naar het oordeel van het hof aangetoond dat tot een bedrag van € 79,30 materiële schade is geleden.
Voor zover het hof heeft bepaald dat de benadeelde partij wegens onevenredige belasting van het strafgeding niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding van geleden materiële schade, bepaalt het hof dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bij dagvaarding II, onder 1, bewezen verklaarde.
De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag van 27 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij is in het bijzonder gelet op:
- de aard en ernst van de aantasting in de persoon van de benadeelde partij gelet op het bewezenverklaarde feit;
- de psychische gevolgen van dat handelen voor de benadeelde partij, zoals blijkt uit het bij de vordering tot schadevergoeding als bijlage 1 gevoegd schrijven van o.a. GZ-psycholoog M.G. Nijkamp-Geertman dat bij de benadeelde partij sprake is van posttraumatische stressklachten en waarvoor zij therapie heeft gevolgd;
- de repercussies voor het slachtoffer nu deze naaktfoto’s kennelijk ook meer recent wederom zijn opgedoken in een Telegramgroep, en
- de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Voor het overige zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade worden afgewezen.
Slotsom
Op grond van het voorgaande zal het hof de vordering toewijzen tot een beloop van (€ 2.500,00 + € 79,30 =) € 2.579,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.500,00 vanaf 27 juli 2017 (zijnde het einde van de bewezenverklaarde periode van feit 1 van dagvaarding I) en de wettelijke rente over € 79,30 vanaf 19 december 2018 (zijnde de datum van indiening van het verzoek tot schadevergoeding). Het ter zake de immateriële schade meer gevorderde zal worden afgewezen. Voor het overige deel van de vordering in hoofdsom zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Proceskosten
Het hof is van oordeel dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Zoals hiervoor reeds overwogen is namens de benadeelde partij een bedrag van € 1,30 gevorderd voor reiskosten naar de advocaat. Nu door of namens de benadeelde partij niet is gesteld noch is gebleken dat overige kosten voor rechtsbijstand zijn gemaakt, zal het hof deze door de benadeelde partij reeds gemaakte kosten begroten op dit bedrag.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.579,30, met rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, met rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Vordering tot schadevergoeding van [aangeefster 1]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte bij dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 29.055,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 14.000,-, met niet-ontvankelijkverklaring voor het overige en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 14.000,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het in eerste aanleg bij dagvaarding I, onder 2, tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de overige gevorderde schade betrekking heeft op feiten waarvoor de verdachte in eerste aanleg, al dan niet partieel, is vrijgesproken, en die beslissingen tot vrijspraak, gelet op hetgeen is overwogen onder het kopje “omvang van het hoger beroep” in hoger beroep niet aan het oordeel van het hof zijn onderworpen, dient de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 14.000,-, met rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, met rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster 1].
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 28 augustus 2017, onder parketnummer 09-777121-15, is de verdachte onder meer veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 1 maand, met aftrek van voorarrest, met bevel dat een gedeelte van die jeugddetentie, te weten 27 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd onder – voor zover in deze van belang - de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf wordt toegewezen, in die zin dat de voormelde jeugddetentie zal worden omgezet in een taakstraf.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bij dagvaarding I onder 1 bewezen verklaarde feit begaan, terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal de vordering derhalve toewijzen. Het hof zal evenwel in plaats van de voormelde jeugddetentie, een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 54 uren subsidiair 27 dagen jeugddetentie gelasten.
Beslag
Het hof zal de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de op de beslaglijst onder 3, 4 en 8 vermelde voorwerpen, verbeurd verklaren, nu dit voorwerpen betreffen die aan de verdachte toebehoren en met behulp waarvan de feiten zijn begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Voorts gelast het hof ten aanzien van de op de beslaglijst onder 5, 6 en 7 genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen de teruggave aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 en 2, tweede en derde cumulatief/alternatief, tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart het Openbaar Ministerie ter zake van het bij dagvaarding I onder 2, eerste cumulatief/alternatief en het bij dagvaarding II onder 2, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II onder 2, tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bij dagvaarding II onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij Reclassering Nederland, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect - contact zal leggen of onderhouden met [slachtoffer 1], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het bij dagvaarding I onder 1 en 2, tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde op een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Telefoontoestel, Samsung A310f, op de beslaglijst genummerd als 3;
- 1.00 STK Telefoontoestel, Apple A1549, op de beslaglijst genummerd als 4;
- 1.00 STK Computer, kl: zwart, Asus Notebook, op de beslaglijst genummerd als 8.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Telefoontoestel, Samsung G928f, op de beslaglijst genummerd als 5;
- 1.00 STK Telefoontoestel, Alcatel Onetouch, op de beslaglijst genummerd als 6;
- 1.00 STK Telefoontoestel, Long Cz, op de beslaglijst genummerd als 7.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het bij dagvaarding II onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.579,30 (tweeduizend vijfhonderdnegenenzeventig euro en dertig cent) bestaande uit € 79,30 (negenenzeventig euro en dertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Wijst het door de benadeelde partij met betrekking tot immateriële schade meer gevorderde af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 1,30 (één euro en dertig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het bij dagvaarding II onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.579,30 (tweeduizend vijfhonderdnegenenzeventig euro en dertig cent) bestaande uit € 79,30 (negenenzeventig euro en dertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 december 2018 en van de immateriële schade op 27 juli 2017.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster 1] ter zake van het bij dagvaarding I, onder 2, tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde tot het bedrag van € 14.000,00 (veertienduizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster 1], ter zake van het bij dagvaarding I, onder 2, tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 14.000,00 (veertienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 105 (honderdvijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 november 2016.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 28 augustus 2017, onder parketnummer 09-777121-15, te weten een jeugddetentie voor de duur van 27 dagen voorwaardelijk, een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 54 (vierenvijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 27
(zevenentwintig) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door M.I. Veldt-Foglia,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. M.A.J. van de Kar, in bijzijn van de griffier mr. W. Jansen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 november 2020.
mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑11‑2020