NJ 2019/451
Procesrecht. Incident tot voeging in cassatie (art. 217 Rv); vereisten; voeging toegestaan ingeval partij die voeging vordert (na voeging in eerste aanleg) in hoger beroep partij was en niet zelf cassatieberoep heeft ingesteld?
HR 15-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1787
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 november 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M.Wattendorff
- Zaaknummer
19/02524
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS169696:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1787, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:1008, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑07‑2019
- Wetingang
Art. 217 Rv
Essentie
Procesrecht. Incident tot voeging in cassatie (art. 217 Rv); vereisten; voeging toegestaan ingeval partij die voeging vordert (na voeging in eerste aanleg) in hoger beroep partij was en niet zelf cassatieberoep heeft ingesteld?
Samenvatting
Eenieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen (art. 217 Rv). Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder nadelige ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.