De steller van het middel wijst op een arrest van het Hof ’s-Gravenhage van 23 juni 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9007 waarin het materiaal van de schoenen onderdeel vormde van de afweging van het Hof betreffende de vrijspraak voor het impliciet primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag. Zo nam het Hof bij de afweging of de verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer had mede in aanmerking dat de verdachte ten tijde van het feit sportschoenen droeg, “derhalve schoenen van (…) relatief zacht materiaal”.
HR, 08-04-2014, nr. 12/04372
ECLI:NL:HR:2014:855
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-04-2014
- Zaaknummer
12/04372
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:855, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑04‑2014; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:257, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:257, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑02‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:855, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑04‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
8 april 2014
Strafkamer
nr. 12/04372
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 27 juli 2012, nummer 24/000706-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2014.
Conclusie 11‑02‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Nr. 12/04372
Mr. Vegter
Zitting 11 februari 2014
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft bij arrest van 27 juli 2012 de verdachte ter zake van primair “poging tot doodslag” veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met bijzondere voorwaarden. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en verdachte dienaangaande een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in het arrest nader is bepaald.
Mr. A. Hertogs, advocaat te Leeuwarden, heeft namens verdachte beroep in cassatie ingesteld. Mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3.1. Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaarde poging tot doodslag, in het bijzonder het opzet daarop, niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
3.2. Ten laste van de verdachte is primair bewezenverklaard dat:
“hij op 20 november 2011, te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet [slachtoffer] terwijl deze op de grond lag, meermalen (met kracht) met geschoeide voet tegen diens hoofd heeft geschopt waarbij [slachtoffer] het bewustzijn heeft verloren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
3.3. Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft het Hof feitelijk vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer], terwijl deze op de grond lag, zonder pauze vier of vijf keer met kracht tegen diens hoofd heeft geschopt, waardoor [slachtoffer] het bewustzijn verloor. Dit kan worden afgeleid uit de verklaring van getuige [getuige] die direct na het incident een belastende verklaring heeft afgelegd over haar vriend, de verdachte (bewijsmiddel 2) en de camerabeelden waarop het begin en het eind van het gebeuren is vastgelegd (bewijsmiddel 4). Dat het Hof daaruit heeft afgeleid dat de verdachte daarbij voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk, nu in het algemeen geldt dat de kans dat [slachtoffer] door deze gedraging van de verdachte zou kunnen overlijden naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten en die kans blijkens die gedraging door de verdachte willens en wetens is aanvaard, terwijl van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden niet is gebleken. Overigens heeft het Hof aan het bewijs van het opzet ook nog een uitvoerige bewijsoverweging gewijd.
3.4. Anders dan in de toelichting op het middel wordt gesteld levert het schoppen met geschoeide voet met kracht tegen een zo kwetsbaar lichaamsdeel als het hoofd reeds in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans op de dood van de getroffene op en is aan te merken als gedrag dat naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op het toebrengen van letsel dat de dood tot gevolg heeft, dat de verdachte daarmee de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard. Het feit dat in de onderhavige zaak de verdachte sportschoenen droeg1., maakt dit niet anders. Voorts het enkele feit dat er mensen zijn die een dergelijk schoppen tegen het hoofd overleven, doet daar eveneens niet aan af. Dat kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van de toevalligheid dat juist geen vitaal onderdeel van het hoofd of de hersenen wordt geraakt onderscheidenlijk wordt beschadigd.2.
3.5. Het middel faalt en kan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering worden afgedaan.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak zouden behoren te leiden.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaalbij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑02‑2014
Zie HR 8 april 2008, ECLI:NL:PHR:2008:BC4459.