Hof 's-Gravenhage, 23-06-2011, nr. 22-003119-10
ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9007
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
23-06-2011
- Magistraten
Mrs. G.P.A. Aler, A.J.M. Kaptein, P.J. Wurzer
- Zaaknummer
22-003119-10
- LJN
BQ9007
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9007, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 23‑06‑2011; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑06‑2011
Inhoudsindicatie
Medeplegen van poging tot zware mishandeling. Beroep op noodweer - en noodweerexces verworpen. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met een bijzondere voorwaarde als in het arrest omschreven.
Mrs. G.P.A. Aler, A.J.M. Kaptein, P.J. Wurzer
Partij(en)
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 mei 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven op het gba-adres: [gba-adres],
volgens opgave van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verblijvende op het adres: [adres opgegeven door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 juni 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het impliciet primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag en ter zake van het impliciet subsidiair tenlastegelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan
3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact ook als dat inhoudt het volgen van een agressieregulatietraining bij forensische polikliniek Het Dok, met oplegging van de hulp- en steunmaatregel. Voorts is een beslissing gegeven omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, als nader in het vonnis omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 30 januari 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [aangever] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letstel toe te brengen, met dat opzet meermalen,althans eenmaal (telkens)
- —
met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam van die [aangever] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- —
met kracht die [aangever] tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 30 januari 2010 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, Karel Doormanstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever], welk geweld bestond uit met kracht meermalen, althans eenmaal slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [aangever] en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [aangever],terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (te weten kneuzingen in/aan het gezicht/hoofd en/of een losse tand(en)) voor die [aangever] ten gevolge heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Ten aanzien van het impliciet primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag overweegt het hof het volgende.
De enkele omstandigheid dat een opsporingsambtenaar blijkens het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden heeft waargenomen dat vier personen, waaronder de verdachte, meermalen trappende bewegingen maken in de richting van en tegen het hoofd van het slachtoffer en dat volgens één getuige door de verdachte tegen het hoofd van het slachtoffer is geschopt, levert naar het oordeel van het hof — anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd — niet zonder meer voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer op. De omstandigheid dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een zeer kwetsbaar lichaamsdeel is doet daar op zichzelf niet aan af. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het bij het slachtoffer geconstateerde lichamelijk letsel beperkt is gebleven en dat het slachtoffer weliswaar — zoals door de advocaat-generaal naar voren is gebracht — op de intensive care werd opgenomen, maar zulks in verband met grote onrust. Het hof neemt voorts in aanmerking dat de verdachte — blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep — ten tijde van het feit sportschoenen droeg, derhalve schoenen van naar de algemene ervaring leert van relatief zacht materiaal. Het hof merkt bovendien nog op dat het openbaar ministerie, dat tegen het vonnis in beroep is gekomen, de dynamische camerabeelden als hiervoor bedoeld niet aan het dossier heeft toegevoegd.
Het hof acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen het onder impliciet primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 januari 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een persoon genaamd [aangever] zwaar lichamelijk letstel toe te brengen, met dat opzet meermalen
- —
met kracht tegen het hoofd en het lichaam van die [aangever] heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het impliciet subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw overeenkomstig haar pleitnota aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zichzelf of een anders lijf. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat sprake was van noodweerexces.
Daartoe heeft de raadsvrouw de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Het latere slachtoffer [aangever] had in het Dream Café gezegd — onbekend is tegen wie — dat hij de steker was van Aruba en dat hij zou gaan schieten en is daarom door de beveiliging uit het Dream Café gezet. Buiten voor het Dream Café heeft [aangever] zijn jas uit gedaan en is provocerend op iemand afgelopen. Vervolgens is op straat een vechtpartij ontstaan.
Het hof is van oordeel dat de verdediging aldus op geen enkele wijze in concreto een dreiging en provocatie van de kant van [aangever] heeft gesteld die een situatie zou kunnen opleveren waarin het voor de verdachte door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf geboden was het feit als bewezenverklaard te begaan. Het beroep op noodweer — en daarmee dat op noodweerexces — wordt derhalve verworpen.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van de impliciet primair tenlastegelegde poging tot doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact ook als dat inhoudt het volgen van een agressieregulatietraining bij forensische polikliniek Het Dok, met oplegging van de hulp- en steunmaatregel.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling als bewezenverklaard. Met deze handelwijze heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft als gevolg hiervan letsel opgelopen, te weten een wond op de onderlip, een kneuzing van de neus met oppervlakkige schaafwond, een kneuzing van de nek en letsel aan zijn gebit. Dat het slachtoffer geen ernstiger letsel heeft opgelopen, is niet aan de verdachte te danken.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat dit feit zich tijdens het uitgaan op de openbare weg heeft afgespeeld, in aanwezigheid van vele omstanders. Een dergelijk feit brengt naast schade, angst en pijn voor het slachtoffer, gevoelens van angst en onrust in de samenleving teweeg.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een reclasseringsadvies d.d. 16 maart 2010 van Reclassering Nederland. Geadviseerd wordt aan de verdachte verplicht reclasseringscontact op te leggen met als bijzondere voorwaarde behandeling bij het Dok en deelname aan een agressieregulatietraining.
Daarnaast heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte — blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep — thans een opleiding tot instructeur lichamelijke oefening volgt en daarnaast werkzaam is als kapper en zijn hoofdverblijf heeft bij zijn gezin.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 mei 2011 heeft de verdachte eenmaal eerder — doch niet recentelijk — een transactie opgelegd gekregen ter zake van een mishandeling en daarnaast voor een overtreding.
Het hof is — alles overwegende en mede gelet op de generale en speciale preventie — van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur onder de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact als hierna vermeld, een passende en geboden reactie vormt. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding in zijn voordeel af te wijken van de in eerste aanleg opgelegde straf.
Benadeelde partij
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 9.734,57, te weten EUR 1.000,- voor immateriële schade en EUR 8.734,57 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In eerste aanleg is vordering toegewezen tot een bedrag van EUR 9.234,57, vermeerderd met de wettelijke rente en voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering.
In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich gevoegd tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van EUR 9.234,57, vermeerderd met de wettelijke rente en tot niet-ontvankelijkheid voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat materiële schade is geleden ter zake van de hierna te noemen posten:
Schoenen | EUR | 94,99 |
Broek | EUR | 80,- |
Blouse | EUR | 25,- |
Horloge | EUR | 165,- |
Totaal | EUR | 364,99 |
Het hof is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het impliciet subsidiair bewezenverklaarde en dat deze posten voldoende onderbouwd zijn. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen voorzover deze ziet op de hiervoor genoemde posten, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 364,99 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever], te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het impliciet subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden het volgen van een ambulante behandeling agressieregulatietraining bij Het Dok.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [aangever] terzake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 364,99 (driehonderdvierenzestig euro en negenennegentig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever], een bedrag te betalen van EUR 364,99 (driehonderdvierenzestig euro en negenennegentig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. A.J.M. Kaptein en mr. P.J. Wurzer, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 juni 2011.
mr. P.J. Wurzer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.