Hof 's-Hertogenbosch, 08-07-2022, nr. 20-001473-21
ECLI:NL:GHSHE:2022:2328
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
08-07-2022
- Zaaknummer
20-001473-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2022:2328, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 08‑07‑2022; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Uitspraak 08‑07‑2022
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep
Parketnummer : 20-001473-21
Uitspraak : 8 juli 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 7 juni 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-115364-21 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
wederspannigheid;
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast,
veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partij [benadeelde 1] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beroepen vonnis door het hof zal worden bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] zal worden toegewezen ter zake van materiële schade van € 100,00 en voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring, maar op grond van ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Subsidiair is betoogd dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit een voorwaardelijke geldboete op te leggen. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is bepleit dat die zal worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 10 december 2020 te Budel, gemeente Cranendonck, [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen (in de Engelse taal): "I will kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.hij op of omstreeks 10 december 2020 te Budel, gemeente Cranendonck, en/of Eindhoven, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen vier ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en/of [benadeelde 1] , (allen) hoofdagent bij de Politie Eenheid Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn/haar bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en/of vaststelling van zijn identiteit, door
- in een andere richting te bewegen dan de verbalisanten hem wilden geleiden,
- te duwen,
- zich los te trekken,
- zijn, verdachtes, linkervoet tegen de bus te plaatsen,
- met zijn hoofd op en neer te gaan,
- ( in de Engelse taal) te roepen: "you're dead", en/of
- met zijn, verdachtes, armen te zwaaien;
3.hij op of omstreeks 10 december 2020 te Eindhoven opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 Sv, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 4] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 10 december 2020 te Budel, gemeente Cranendonck, [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen (in de Engelse taal): "I will kill you";
2.hij op 10 december 2020 te Budel, gemeente Cranendonck, en/of Eindhoven, zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen vier ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [benadeelde 1] , (allen) hoofdagent bij de Politie Eenheid Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en/of vaststelling van zijn identiteit, door
- in een andere richting te bewegen dan de verbalisanten hem wilden geleiden,
- zich los te trekken,
- zijn, verdachtes, linkervoet tegen de bus te plaatsen,
- met zijn hoofd op en neer te gaan,
- ( in de Engelse taal) te roepen: "you're dead", en/of
- met zijn, verdachtes, armen te zwaaien;
3.hij op 10 december 2020 te Eindhoven opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 Sv, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 4] , belast met het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat sprake is geweest van ontoerekeningsvatbaarheid, zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte op 10 december 2020 niet bij zinnen was doordat hij die dag te horen had gekregen dat zijn vader stervende was en daardoor alcohol is gaan drinken, iets wat hij normaal gesproken niet doet. Uit diverse stukken in het dossier blijkt dat de verdachte psychisch niet in orde was en dat contact met hem niet mogelijk was. Om die reden dient hij als ontoerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof is uit de inhoud van het dossier en hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht onvoldoende aannemelijk geworden dat de verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar was. Mogelijk dat het slechte nieuws over zijn stervende vader en de alcohol hebben bijgedragen aan het tenlastegelegde handelen, maar dit geeft onvoldoende aanleiding om te concluderen dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Uit het dossier volgt dat het gedrag van de verdachte grotendeels reactief was, zodat niet gezegd kan worden dat bij hem ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Daarbij komt dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat bij hem geen sprake is van psychische stoornissen en dat hij niet onder behandeling is of is geweest van een psycholoog of psychiater.
Nu er ook overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluiten, trekt het hof de conclusie dat de verdachte strafbaar is voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof, met het oog op zijn asielaanvraag, toepassing zal geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dan wel, mocht enige strafoplegging toch aan de orde zijn, zal volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete. Hetgeen op 10 december 2020 is voorgevallen is een eenmalig incident geweest. Daarvoor en ook erna heeft de verdachte zich nimmer misdragen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het feit heeft het hof in het bijzonder gelet op de aard van de bedreiging bij het onder 1 bewezenverklaarde en de mate van verzet tegen de politiemedewerkers bij het onder 2 en 3 bewezenverklaarde. Voorts betrekt het hof bij zijn oordeel dat het hier gaat om bedreiging en geweld gericht tegen een begeleider in een azielzoekerscentrum en tegen politiemedewerkers in functie. Gezien het maatschappelijk belang van hun werkzaamheden verdienen zij bijzondere bescherming indien zij bij de uitoefening van hun functie van strafbaar handelen slachtoffer worden. Naar het oordeel van het hof dient dit tot uitdrukking te komen in de op te leggen straf. Anderzijds houdt het hof er in de straftoemeting rekening mee dat de drie bewezenverklaarde feiten niet los van elkaar staan, maar nauw samenhangen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 april 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder - en ook nadien niet - met politie en justitie in aanraking is gekomen ter zake van strafbare feiten, en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op de ernst van de feiten is een afdoening als bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet aan de orde. Een en ander afwegende is het hof van oordeel dat een straf zoals is opgelegd door de politierechter en is gevorderd door de advocaat-generaal - te weten een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren - passend en geboden is.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 200,00, strekkende tot vergoeding van materiële schade van € 100,00 en immateriële schade van € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van tenuitvoerlegging. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij vordert een vergoeding voor kosten ter hoogte van € 100,00 in verband met de eigen bijdrage voor een bril, die door toedoen van de verdachte kapot is gegaan. Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2020 op pagina 4 van het politiedossier blijkt dat verbalisant [verbalisant 1] heeft waargenomen dat door het verzet van de verdachte de bril van zijn collega [benadeelde 1] werd vernield. Uit de stukken die de benadeelde ter terechtzitting in hoger beroep heeft overgelegd blijkt dat hij in december 2020 een nieuwe bril heeft aangeschaft. Weliswaar is door de benadeelde geen stuk overgelegd met betrekking tot de hoogte van de vergoeding door de ziektekostenverzekeraar, maar het is algemeen bekend dat ziekenkostenverzekeraars de kosten van de aanschaf van een hulpmiddel zoals een bril maar gedeeltelijk vergoeden. Het hof schat de omvang van de materiële schade naar billijkheid op € 100,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2021, te weten de datum waarop de nota van de bril is voldaan.
Het hof is van oordeel dat de behandeling van het overige gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Vooralsnog is het hof niet gebleken dat de benadeelde partij door toedoen van de verdachte fysiek dan wel psychisch letsel heeft opgelopen. Het strafgeding leent zich in dit geval niet om dit nader uit te diepen. Een belangrijk doel van de strafrechtspleging is immers dat zaken efficiënt en tijdig worden afgedaan. De vordering van de benadeelde partij kan daarom thans voor het overige deel niet worden ontvangen en het hof zal bepalen dat de benadeelde partij dat gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de kosten zal worden beslist op de wijze als in het dictum vermeld.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 100,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 180, 184 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 100,00 (honderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 januari 2021.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 8 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.J. Schiffers en mr. S. Taalman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.