RvdW 2022/183
Beklag art. 552a Sv m.b.t. beslag ex art. 94 Sv op een auto met verborgen ruimte. De cassatieklachten zijn gericht tegen de samenhangende beschikking van de Rb op een vordering a.b.i. art. 552f lid 2 Sv tot onttrekking aan het verkeer van die auto. HR: Als een middel a.b.i. de wet, kan alleen gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De klachten voldoen niet aan dit vereiste omdat zij niet gericht zijn tegen de in deze zaak bestreden uitspraak, zodat zij onbesproken moeten blijven. HR verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 januari 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, T. Kooijmans
- Zaaknummer
21/02362
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:41, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑01‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1259, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑11‑2021
Essentie
Beklag art. 552a Sv m.b.t. beslag ex art. 94 Sv op een auto met verborgen ruimte. De cassatieklachten zijn gericht tegen de samenhangende beschikking van de Rb op een vordering a.b.i. art. 552f lid 2 Sv tot onttrekking aan het verkeer van die auto. HR: Als een middel a.b.i. de wet, kan alleen gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De klachten voldoen niet aan dit vereiste omdat zij niet gericht ...