Hof 's-Gravenhage, 23-06-2011, nr. 22-002796-09
ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9005, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
23-06-2011
- Zaaknummer
22-002796-09
- LJN
BQ9005
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9005, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 23‑06‑2011; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BY5542
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BY5542, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 23‑06‑2011
Inhoudsindicatie
Diefstal. Inbraak en poging tot inbraak, in vereniging gepleegd. Overweging met betrekking tot een DNA-databankmatch. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Partij(en)
Rolnummer: 22-002796-09
Parketnummers: 10-703675-08, 10-662379-09, 10-663169-08 en 10-663257-07 (TUL)
Datum uitspraak: 23 juni 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven op het gba-adres: [gba-adres],
volgens opgave van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verblijvende op het adres: [adres opgegeven door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 22 november 2010 en 9 juni 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het bij dagvaarding 10-663169-08 onder primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het bij dagvaarding met parketnummer 10-703675-08 en het bij dagvaarding parketnummer 10-662379-09 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact ook als dat inhoudt deelname aan een Cova training en/of leefstijltraining, met oplegging van de hulp- en steunmaatregel. Voorts zijn beslissingen gegeven omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging en de de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en is een schadevergoedings-maatregel opgelegd, een en ander als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het bij dagvaarding 10-663169-08 onder primair en subsidiair tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voorzover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen.
Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
- 1.
(parketnummer 10-703675-08)
hij op of omstreeks 03 december 2007 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (woning)pand weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever A] en/of [aangever B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat (woning)pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met (een) breekijzer(s) en/of schroevendraaier(s) een toegangsdeur tot dat (woning)pand heeft/hebben geforceerd, althans verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
(parketnummer 10-662379-09)
hij op of omstreeks 02 oktober 2006 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning/pand gelegen aan het Naardermeer 347 heeft weggenomen een kluis en/of (auto) sleutels en/of een auto (Toyota Land Cruiser, kenteken 44-BJ-DD), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, te weten door een raam/ruit van die woning te verbreken en/of met een steen, althans een hard voorwerp een ruit in te gooien/slaan en (vervolgens) door de ontstane opening in dat raam die woning binnen te gaan/klimmen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
(parketnummer 10-703675-08)
hij op 03 december 2007 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woningpand weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever A] en/of [aangever B], en zich daarbij de toegang tot dat woningpand te verschaffen en door middel van braak met zijn mededader met (een) breekijzer(s) en/of schroevendraaier(s) een toegangsdeur tot dat woningpand heeft geforceerd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
(parketnummer 10-662379-09)
hij op 02 oktober 2006 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan het Naardermeer 347 heeft weggenomen een kluis en auto sleutels toebehorende aan [aangever C] waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming, te weten door met een steen een ruit in te gooien/slaan en vervolgens door de ontstane opening in dat raam die woning binnen te gaan/klimmen en nabij die woning een auto Toyota Land Cruiser, kenteken 44-BJ-DD toebehorende aan [aangever C] heeft weggenomen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
en
diefstal.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde1
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Indien het hof dit feit evenwel bewezen verklaard mocht achten, heeft zij verzocht [medeverdachte X] en [medeverdachte Y] als getuigen te doen horen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht de fotoprints van de camerabeelden die deel uitmaken van het dossier, door het NFI te laten onderzoeken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Nadat door politiepersoneel van Cameratoezicht via camerabeelden was waargenomen dat een aantal mannen met een breekijzer een portiek was ingegaan aan de Mijnsheerenlaan te Rotterdam, gingen verbalisanten ter plaatse. Van de meldkamer hoorden zij dat de mannen het portiek weer uit waren gekomen en dat zij in een donkerkleurige auto hadden plaatsgenomen. In een zwarte personenauto merk Audi A3, geparkeerd aan de Mijnsheerenlaan ter hoogte van nummer 24, zaten
[medeverdachte X], [medeverdachte Y] en de verdachte. De verdachte hield een schroevendraaier tussen zijn benen geklemd; in de kofferbak werden twee breekijzers aangetroffen. Deze drie personen werden aangehouden. Bij de voordeur van de woning aan de Mijnsheerenlaan 41C te Rotterdam werd verse braakschade aangetroffen.2 Op 5 december 2007 is van deze inbraak aangifte gedaan.3
Door de medeverdachten [medeverdachte X]4 en [medeverdachte Y]5 is verklaard dat de beige/lichtkleurige trainingsjack die op de achterbank lag van de auto6 waarin zij en de verdachte zaten, toebehoort aan Appie (het hof begrijpt: de verdachte). Een verbalisant heeft op de camerabeelden het volgende waargenomen: een man gekleed in een lichtkleurig trainingsjack stond bij een portiek aan de Mijnsheerenlaan en strekte zijn arm uit richting een deur. Een tweede man kwam dit portiek uit. Daarna liepen zij richting een donkerkleurige auto. Even later liepen zij beiden met iets langwerpigs in hun handen hetzelfde portiek in.7 Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juni 2011 vastgesteld dat de foto van de in de auto aangetroffen jas treffende gelijkenis vertoont met de jas die een verdachte draagt op de camerabeelden.8
Het hof acht op grond van deze voor de verdachte belastende verklaringen in combinatie met de hiervoor genoemde processen-verbaal met betrekking tot de camerabeelden en de aanhouding van de verdachte - in onderling verband en samenhang beschouwd en mede gezien in het licht van de overige bewijsmiddelen - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot inbraak, zoals bewezenverklaard.
Naar het oordeel van het hof is, gelet op het vorenstaande, de noodzaak tot het doen horen van de genoemde getuigen en nader onderzoek door het NFI naar de fotoprints niet gebleken. Nu deze verzoeken voorts onvoldoende onderbouwd zijn, worden deze reeds daarom afgewezen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde9
De inbraak in de woning aan het Naardermeer 347 te Rotterdam vond halverwege de middag van 2 oktober 2006 plaats.10 Een buurman heeft toen gezien dat drie Marokkaanse mannen de woning door een ingeslagen raam verlieten en heeft hen enige tijd achtervolgd.11 Deze en andere getuigen zijn gehoord, kennelijk zonder dat daaruit aanknopingspunten voor verder onderzoek naar voren kwamen. Tevens stelde de technische recherche sporen veilig, waaronder een bloedspoor op een gordijn in de woonkamer, onder nummer CGA373.12 Dit sporenmateriaal is op 30 november 2006 aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) ingezonden.13 Op 12 januari 2007 stelt het NFI vast dat dit spoor overeenkomt met eerder ontvangen materiaal; beide sporen zijn opgenomen onder profielcluster 6842.14 Op 5 september 2008 meldt het NFI dat DNA-materiaal van de verdachte (dat op 28 augustus 2008 in de DNA-databank werd opgenomen) 'matcht' met de sporen in genoemd profielcluster.15 Het gaat bij het spoor van deze inbraak om een volledig DNA-profiel met een berekende frequentie "kleiner dan één op één miljard", dat 'afkomstig kan zijn' van de verdachte; met de bedoelde frequentie wordt "de kans (aangegeven) dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het DNA-profiel van het spoor".16
De verdachte, die ten tijde van het feit in oktober 2006 in Rotterdam werkte17, is vervolgens op 9 maart 2009 aangehouden. Bij zijn verhoor de volgende dag verklaart hij een twee-eiige tweelingbroer te hebben.18 Hij weet niet hoe zijn DNA op de plaats delict is terecht gekomen en beroept zich bij zijn derde verhoor vooral op zijn zwijgrecht.19
Het is het hof ambtshalve bekend (zie 'De Essenties van forensisch biologisch onderzoek', Zutphen 2009, p. 214) dat de kans dat een verdachte bij toeval hetzelfde DNA- profiel als zijn broer heeft, bij toepassing van het standaard DNA-onderzoek één op 10.000 bedraagt. In verband met dit gegeven heeft het hof ter terechtzitting van 22 november 2010 besloten het NFI te vragen nader onderzoek te doen teneinde zo mogelijk meer duidelijkheid te verkrijgen over de matchkansen van bloedverwanten van de verdachte. Op 14 februari 2011 heeft het NFI (na onderzoek op een vijftiental autosomale loci - waarvan vijf 'nieuwe' loci - en de locus voor het geslachtskenmerk) gerapporteerd dat de kans dat een broer van de verdachte hetzelfde DNA-profiel heeft als de verdachte kleiner is dan één op één miljoen. Die kans zou dan wel met het aantal broers vermenigvuldigd moeten worden.20
Het hof heeft bovendien het openbaar ministerie om uittreksels van de justitiële documentatie van de verdachte en zijn broers verzocht. Uit deze gegevens blijkt dat niet alleen de verdachte, maar ook twee van zijn broers, in verband met inbraken, gepleegd in Rotterdam in de jaren 2002-2005, met Justitie in aanraking zijn gekomen. Het is het hof niet bekend of hun DNA-profiel eveneens in de databank van het NFI is opgenomen.
Tegen deze achtergrond dient het hof te beoordelen of wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat de verdachte de hem verweten woninginbraak heeft (mede)gepleegd. Daartoe dient "buiten redelijke twijfel" en op grond van wettige bewijsmiddelen te worden vastgesteld dat de verdachte als dader moet worden aangemerkt. Met de eis dat verdachtes schuld buiten redelijke twijfel moet worden vastgesteld wordt aangegeven dat - in verband met de ernstige consequenties van de veroordeling van iemand die onschuldig is - er een hoge mate van zekerheid ten aanzien van die schuld moet bestaan.
Het enige bewijs dat de verdachte in deze zaak rechtstreeks met de tenlastegelegde inbraak verbindt is het aangetroffen bloedspoor - kennelijk een daderspoor - waarvan het DNA-profiel met dat van de verdachte overeenstemt en aldus een zeer aanzienlijke objectieve bewijswaarde heeft. Elke aanwijzing ontbreekt dat in de bewijsketen, dan wel bij het onderzoek van het (bloed)spoor fouten zijn gemaakt. De verdachte heeft bovendien zijn betrokkenheid bij de inbraak weliswaar ontkend, maar die ontkenning op generlei wijze onderbouwd of ter zake gespecificeerd verweer gevoerd; het hof onderkent overigens dat zulks door het tijdsverloop bepaald niet eenvoudig zou zijn geweest. Bovendien stelt het hof vast dat de verdachte, die van Marokkaanse origine is, in zoverre voldoet aan de door de eerder genoemde getuige gegeven beschrijving van de mannen die de woning verlieten. Hij is daarnaast eerder met Justitie ter zake inbraak in aanraking is gekomen, werkte in dezelfde gemeente als waar werd ingebroken en hem wordt in de onderhavige zaak een tweede (poging tot) inbraak verweten, ten aanzien waarvan het hof - zoals hiervoor uiteen is gezet - tot een bewezenverklaring komt; in zoverre wekken de beschuldiging én de match ook geen verbazing.
Gelet vooral ook op de objectieve en zeer aanzienlijke bewijswaarde van de databankmatch is het hof van oordeel dat wettig kan worden bewezen en heeft het hof ook de overtuiging bekomen dat het de verdachte is geweest die (met anderen) de inbraak heeft gepleegd. De uit het nadere onderzoek door het NFI berekende kans dat één van de broers van verdachte donor van het bloedspoor is geweest, is zodanig minimaal dat deze bij de beantwoording van de vraag of verdachtes daderschap buiten redelijke twijfel moet worden aangenomen, bij gebreke van concrete aanwijzingen in die richting geen gewicht in de schaal legt.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich met anderen respectievelijk een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging daartoe. Met deze handelwijze heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen. Tevens heeft hij overlast en financiële schade veroorzaakt voor de betrokkenen. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van angst en onrust in de samenleving.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 mei 2011 heeft de verdachte voorafgaand aan de thans bewezenverklaarde feiten tweemaal een transactie voldaan terzake een vermogensdelict. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Benadeelde partij
In het onderhavige strafproces heeft [aangever A] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 1.600,-.
In eerste aanleg is vordering toegewezen tot een bedrag van EUR 450,- en voor het overige is de benadeelde partij
niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering.
In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich gevoegd tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van EUR 250,- en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij [aangever A] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde onvoldoende onderbouwd; daarnaast levert behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 19 februari 2008 onder parketnummer
10-663257-07 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met bevel dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Nu de verdachte in eerste aanleg van het bij dagvaarding 10-663169-08 onder primair en subsidiair tenlastegelegde is vrijgesproken, is de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 10-663257-07, die ziet op de feiten waarvan de verdachte is vrijgesproken, in hoger beroep niet meer aan de orde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1(parketnummer 10-703675-08) en onder 2 (parketnummer 10-662379-09) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 (parketnummer 10-703675-08) en onder 2 (parketnummer 10-662379-09) bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever A]
Verklaart de benadeelde partij, [aangever A], in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. A.J.M. Kaptein en mr. P.J. Wurzer, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 juni 2011.
mr. P.J. Wurzer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
- 1.
Waar in dit arrest met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van op ambtseed opgemaakte processen-verbaal, als bijlage opgenomen bij dossier nummer 2007407913-1 van de politie Rotterdam-Rijnmond.
- 2.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2007 met nummer 2007407913-10.
- 3.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 december 2007 met nummer 2007407913-1.
- 4.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 december 2007 met nummer 2007407913-28.
- 5.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 december 2007 met nummer 2007407913-26.
- 6.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2007 met nummer 2007407913-33.
- 7.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2007 met nummer 2007407913-22 en de bij dit proces-verbaal behorende fotoprints.
- 8.
Zoals door de advocaat-generaal bij brief d.d. 24 januari 2011
in het dossier gevoegd.
- 9.
Waar in dit arrest met betrekking tot het onder 2 bewezenverklaarde wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van op ambtseed opgemaakte processen-verbaal, als bijlage opgenomen bij dossier nummer 2009110647 van de politie Rotterdam-Rijnmond.
- 10.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2006 met nummer 2006339626-1.
- 11.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 oktober 2006 met nummer 2006339626-6.
- 12.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2006 met nummer 2006339626-12.
- 13.
Brief van de officier van justitie mr. H.A.L.M. de Kort d.d.
28 november 2006, met als bijlage een geleidelijst biologisch sporenmateriaal.
- 14.
DNA-profielcluster 6842, bijlage bij betreft: verplicht opgenomen veroordeelde, d.d. 12 januari 2007.
- 15.
Deskundigenrapport van het NFI d.d. 5 september 2008.
- 16.
Deskundigenrapport van het NFI d.d. 5 september 2008.
- 17.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 10 maart 2009 met nummer 2006339626-24.
- 18.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 10 maart 2009 met nummer 2006339626-24.
- 19.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 11 maart 2009 met nummer 2006339626-9.
- 20.
Brief van het NFI d.d. 14 februari 2011.