Rb. Haarlem, 25-10-2012, nr. 561989 \ CV EXPL 12-7939
ECLI:NL:RBHAA:2012:BY3226
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
25-10-2012
- Zaaknummer
561989 \ CV EXPL 12-7939
- LJN
BY3226
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2012:BY3226, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 25‑10‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2012-1005
VAAN-AR-Updates.nl 2012-1005
Uitspraak 25‑10‑2012
Inhoudsindicatie
Werknemer heeft procedure gevoerd tegen werkgever over (kort gezegd) achterstallig salaris. De vordering is door de kantonrechter toegewezen vermeerderd met de wettelijke verhoging. Het vonnis van de kantonrechter is door het Gerechthof bekrachtigd. In die procedure was geen wettelijke rente over de wettelijke verhoging gevorderd. De werknemer vordert die wettelijke rente in een nieuwe procedure alsnog. De kantonrechter wijst de vordering af. Het beroep van de werkgever op de samenhang tussen de wettelijke verhoging en de daarover verschuldigde wettelijke rente slaagt. Wanneer de werknemer de wettelijke rente in de eerdere procedure gelijk had gevorderd dan zou daarover een gefundeerd oordeel zijn gegeven rekening houdend met een eventuele onredelijke cumulatie van wettelijke verhoging en wettelijke rente. Nu de werknemer dat niet heeft gedaan bestaat thans geen aanleiding om de wettelijke rente alsnog toe te wijzen. Een juiste afweging met betrekking tot die onredelijke cumulatie kan nu immers niet meer worden gemaakt, omdat de hoogte van de wettelijke verhoging al onherroepelijk is vastgesteld.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 561989 \ CV EXPL 12-7939
datum uitspraak: 25 oktober 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. L.P.A. Zwijnenberg
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Datawell B.V.
te Haarlem
gedaagde partij
hierna te noemen Datawell
gemachtigde mr. J.A. Heeren
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 7 juni 2012, met producties,
- -
de conclusie van antwoord,
- -
de door de kantonrechter tussen partijen gegeven en op 2 augustus 2012 uitgesproken rolbeschikking,
- -
de conclusie van repliek, met één productie,
- -
de conclusie van dupliek.
De feiten
- a.
Bij dagvaarding van 18 januari 2005 heeft [eiser] gevorderd dat de kantonrechter Datawell zal veroordelen “om aan [eiser] te betalen € 33.495,00 bruto (…), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de diverse vervaldata (…) alsmede te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging en voorts Datawell (…) zal veroordelen al het nodige te doen opdat eisers pensioenopbouw zal worden verhoogd overeenkomstig het salaris van € 76.588,- over de periode van 1 oktober 2002 tot 1 augustus 2004, tevens Datawell te veroordelen tot betaling aan [eiser] van (…) € 9.039,24 bruto wegens vakantie-uren, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2004 alsmede te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging en voorts Datawell te veroordelen aan [eiser] te betalen (…) € 40.000,- wegens de verbeurde dwangsommen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2003”.
- b.
Bij vonnis van 22 juni 2005 heeft de kantonrechter te Haarlem op de onder a. genoemde vordering van [eiser] -voor zover hier relevant- de volgende uitspraak gedaan:
“De kantonrechter:
veroordeelt Datawell om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de somma van € 33.495,-- bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de diverse vervaldata, zijnde de data waarop [eiser] vanaf 1oktober 2002 maandelijks zijn (onjuiste) salaris ontving, alsmede te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging,
(…)
veroordeelt Datawell om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de somma van € 9.039,24 bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
- 15.
augustus 2004, alsmede te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging,
(…)”
- c.
Het onder b. genoemde vonnis van de kantonrechter is bekrachtigd bij het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 november 2008.
- d.
Per e-mail bericht van 4 maart 2009 heeft [eiser] het volgende aan Datawell geschreven:
“Datawell heeft nabetaling van loon en vakantiegeld gedaan inclusief wettelijke rente en wettelijke verhoging.
Over de verhoging is geen rente betaald terwijl het vonnis daar wel in voorziet.
Betaling van rente ligt ook in de rede, immers de verhoging van 50% was reeds na 6 maanden verbeurd, wat nu door het Hof is bekrachtigd.
Omdat het vonnis mogelijk op dit punt op twee manieren is te lezen, heb ik mij wat verder georiënteerd.
Het blijkt dat inderdaad rente vergoed dient te worden over de verhoging.
Ik verwijs in dit verband maar de uitspraak van de Hoge Raad 14 juni 2002, JAR 2002/166.
Ik verzoek je hierbij de rente aan mij over te maken.”
De vordering
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- I.
Datawell zal veroordelen aan [eiser] te voldoen de wettelijke rente over het bedrag van € 21.267,12 voor wat betreft het onjuiste salaris vanaf zes maanden na de diverse vervaldata, zijnde de data waarop [eiser] vanaf 1 oktober 2002 maandelijks zijn (onjuiste) salaris ontving, en voor wat betreft de niet gebruikte vakantie-uren vanaf 15 augustus 2004, althans 15 februari 2005, steeds tot de dag der algehele voldoening.
- II.
Datawell zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 750,00 exclusief omzetbelasting.
- III.
Datawell zal veroordelen in de kosten van het geding.
[eiser] heeft het volgende aan de vordering ten grond¬slag gelegd:
De wettelijke rente is niet alleen verschuldigd over het verschuldigde loon en de vakantie-uren, maar tevens over de wettelijke verhoging.
De uitspraak van de kantonrechter van 22 juni 2005 brengt met zich dat Datawell de wettelijke rente over de wettelijke verhoging verschuldigd is.
Tussen partijen staat vast dat Datawell aan wettelijke verhoging € 21.267,12 verschuldigd was. Over dat bedrag is Datawell voor wat betreft het onjuiste salaris de wettelijke rente verschul-digd vanaf zes maanden na de diverse vervaldata, zijnde de data waarop [eiser] vanaf
1 oktober 2002 maandelijks zijn (onjuiste) salaris ontving en voor wat betreft de niet opge-bruikte vakantie-uren vanaf 15 augustus 2004, althans 15 februari 2005.
Niet valt in te zien waarom [eiser] in zijn vordering niet-ontvankelijk zou moeten wor-den verklaard aangezien het [eiser] uiteraard vrij staat om de wettelijke rente alsnog te vorderen.
Er is geen sprake van verjaring. De vordering ter zake van de wettelijke rente over de wettelij-ke verhoging wordt gevoerd op dezelfde grondslag als waarmee toentertijd de vordering ter zake van de wettelijke verhoging is ingesteld. In zoverre is sprake van een vermeerdering van eis.
De verjaring is gestuit door het instellen van de dagvaarding in de bodemprocedure in 2005. De verjaringstermijn is gaan lopen vanaf de datum van de uitspraak in hoger beroep, te weten:
18 november 2008.
Overigens heeft [eiser] de verjaring gestuit bij het e-mail bericht van 4 maart 2009.
Tevens maakt [eiser] aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokos-ten ten bedrage van € 750,00 exclusief omzetbelasting.
Het verweer
Datawell betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan:
Uit de uitspraken van de kantonrechter en het Gerechtshof blijkt niet dat [eiser] heeft verzocht om toekenning van de wettelijke rente over de wettelijke verhoging. Ook blijkt daaruit niet dat één van beide instanties dat eigener beweging heeft opgelegd.
De wettelijke rente was in de eerdere procedure niet gevorderd en ook niet toegekend.
Gezien de samenhang tussen de wettelijke verhoging, de wettelijke rente daarover en de bevoegdheid van de rechter tot matiging dient de wettelijke rente op de wettelijke verhoging onderdeel uit te maken van de vordering.
De vordering tot toekenning van de wettelijke rente over de wettelijke verhoging is een nieuwe vordering. Deze vordering is niet toe te wijzen omdat deze niet-ontvankelijk is. Immers, de vordering hangt nauw samen met een pakket aan vorderingen die voortvloeien uit een geschil dat in 2005 aan de rechter is voorgelegd en waarin uitspraak is gedaan.
De vordering is ook verjaard. De vordering dateert immers uit de periode van 2002 tot
1 augustus 2004 en is niet gestuit.
Datawell verzet zich tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad, omdat zij tegen een toewijzend vonnis zeker in hoger beroep zal komen.
De beoordeling
1. Uit het petitum in de dagvaarding in de eerdere rolprocedure (hierboven onder de vaststaande feiten onder a. opgenomen) blijkt dat [eiser] destijds geen wettelijke rente over de wettelijke verhoging heeft gevorderd. Die wettelijke rente is daarom ook niet door de kantonrechter toegewezen. Ook het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam bevat op dat onderdeel geen uitspraak.
2. Het standpunt van [eiser] dat de uitspraak van de kantonrechter met zich brengt dat Datawell wettelijke rente over de wettelijke verhoging is verschuldigd, is dus niet juist.
3. De onderhavige vordering is een nieuwe vordering waarmee [eiser] kennelijk een omissie in de eerdere procedure wenst goed te maken. Niets staat eraan in de weg dat hij die vordering alsnog instelt.
4. Er is geen sprake van verjaring, omdat de verplichting om de wettelijke verhoging te betalen eerst onherroepelijk is komen vast te staan met de uitspraak in hoger beroep die van 8 november 2008 dateert.
5. Het beroep van Datawell op de samenhang tussen de wettelijke verhoging en de daarover verschuldigde wettelijke rente slaagt. Wanneer [eiser] de wettelijke rente in de eerdere procedure gelijk had gevorderd dan zou daarover een gefundeerd oordeel zijn gegeven rekening houdend met een eventuele onredelijke cumulatie van wettelijke verhoging en wettelijke rente.
6. Nu [eiser] dat niet heeft gedaan bestaat thans geen aanleiding om de wettelijke rente alsnog toe te wijzen. Een juiste afweging met betrekking tot die onredelijke cumulatie kun nu immers niet meer worden gemaakt, omdat de hoogte van de wettelijke verhoging al onherroepelijk is vastgesteld.
7. Op grond van het vorenstaande zal de vordering worden afgewezen.
8. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Datawell tot op heden vastgesteld op € 500,00 wegens salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde uitspraakdatum.
Coll.