NJB 2023/29
Laatste woord, art. 311 lid 4 Sv: ontbreken bij stukken voor Hoge Raad van de schriftelijke verklaring aan de hand waarvan de verdachte zijn laatste woord heeft uitgesproken die op deze terechtzitting in hoger beroep door de verdachte aan het hof is overgelegd. Het ontbreken van de schriftelijke weergave van dit laatste woord vormt geen inbreuk op de goede procesorde die leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting. Daartoe is van belang dat het in deze zaak niet gaat om een overgelegde pleitnota en ook niet is gesteld of gebleken dat dit laatste woord van de verdachte enig verweer of verzoek inhield waarop het hof iets meer of anders had moeten overwegen en/of beslissen dan het hof in zijn arrest heeft gedaan.
HR 13-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1823
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 december 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, C. Caminada
- Zaaknummer
21/00895
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1823, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:1176, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑11‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑05‑2022
- Wetingang
(art. 311 Sv)
Essentie
Laatste woord, art. 311 lid 4 Sv: ontbreken bij stukken voor Hoge Raad van de schriftelijke verklaring aan de hand waarvan de verdachte zijn laatste woord heeft uitgesproken die op deze terechtzitting in hoger beroep door de verdachte aan het hof is overgelegd. Het ontbreken van de schriftelijke weergave van dit laatste woord vormt geen inbreuk op de goede procesorde die leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting. Daartoe is van belang dat het in deze zaak niet gaat om een overgelegde pleitnota en ook niet is gesteld of gebleken dat dit laatste woord van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.