HR, 18-06-2013, nr. 12/04740 B
ECLI:NL:HR:2013:CA3320
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-06-2013
- Zaaknummer
12/04740 B
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
CA3320
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:CA3320, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑06‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:CA3320
ECLI:NL:PHR:2013:CA3320, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑03‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:CA3320
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0274
Uitspraak 18‑06‑2013
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Onjuiste maatstaf. HR doet de zaak af op de gronden als in de conclusie van de A-G vermeld.
18 juni 2013
Strafkamer
nr. S 12/04740 B
DAZ/MSP
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Utrecht van 29 augustus 2012, nummer RK 11/2257, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Bunnik, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de ongegrondverklaring van het beklag.
2.2. De Rechtbank heeft het klaagschrift van de klaagster, strekkende tot teruggave aan haar van onder [betrokkene 1] in beslag genomen voorwerpen, ongegrond verklaard. De beschikking van de Rechtbank houdt het volgende in:
"De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen klaagster als verdachte (...) en van voornoemd klaagschrift.
(...)
Op grond van het dossier in de strafzaak tegen klaagster dient [betrokkene 1] (hierna te noemen: belanghebbende) als belanghebbende te worden aangemerkt in de zin van artikel 552a Sv. (...)
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige beklag uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
1. onder belanghebbende zijn op 19 mei 2009 in beslagen genomen: een geldbedrag van 197 euro (2 x 50 euro, 1 x 20 euro, 21 x 2 euro, 24 x 1 euro en 22 x 0,50 euro), spaargeld van de kinderen (4 x 20 euro, 3 x 10 euro, 5 x 5 euro, 11 x 2 euro, 13 x 1 euro en 9 x 0,50 euro), een geldbedrag uit de portemonnee (9 x 50 euro, 2 x 1 euro en l x 1 euro), een horloge Audemars Piquet Royal Oak Alinghi en een Peugeot 307 met kenteken [AA-00-AA];
2. belanghebbende heeft geen afstand gedaan van hetgeen in beslag is genomen;
3. klaagster stelt de eigenaresse te zijn van deze in beslag genomen goederen;
4. op de in beslag genomen goederen en geldbedragen rust conservatoir beslag ingevolge artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering ten behoeve van de procedure ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel (ontnemingsprocedure) die is aangespannen tegen belanghebbende;
5. in de ontnemingsprocedure tegen belanghebbende is nog geen (eind)beslissing genomen;
6. tegen klaagster is inmiddels ook een ontnemingsprocedure aangekondigd.
(...)
Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen in beslag is genomen. Nu beslag is gelegd op de voet van artikel 94a Sv is daarbij in dit geval van belang of het voortduren van het beslag nodig is voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier heeft zich verzet tegen teruggave aan klaagster en heeft daartoe aangevoerd dat het beslag dient te worden gehandhaafd in verband met de procedures ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel tegen zowel belanghebbende als klaagster.
Hetgeen van de zijde van het openbaar ministerie is aangevoerd rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat het belang van strafvordering zich in dit geval verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomene aan klaagster. Immers, het is niet hoogst onwaarschijnlijk te achten dat het tot een voordeelsontneming komt, zodat het beslag dient voor te duren. Het klaagschrift zal derhalve ongegrond worden verklaard."
2.3. Op de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 en 7 vermelde gronden, is het middel terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Utrecht, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2013.
Conclusie 19‑03‑2013
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 12/04740 B
Mr. Vellinga
Zitting: 19 maart 2013
Conclusie inzake:
[Klaagster]
1.
Bij beschikking van 29 augustus 2012 heeft de Rechtbank te Utrecht het beklag strekkende tot teruggave van de onder klaagster inbeslaggenomen goederen en geldbedragen, ongegrond verklaard.
2.
Namens klaagster heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Bunnik, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel houdt in dat de Rechtbank bij de beoordeling van het klaagschrift de onjuiste maatstaf heeft toegepast.
4.
In de bestreden beschikking is door de Rechtbank het volgende vastgesteld. Op de in beslaggenomen goederen en geldbedragen rustte conservatoir beslag ingevolge art. 94a Sv ten behoeve van de procedure ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel die is aangespannen tegen [betrokkene 1]. Klaagster stelt de eigenaresse te zijn van deze inbeslaggenomen goederen en geldbedragen.
5.
De Rechtbank heeft in de bestreden beschikking als volgt overwogen:
"Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen in beslag is genomen. Nu beslag is gelegd op de voet van artikel 94a Sv is daarbij in dit geval van belang of het voortduren van het beslag nodig is voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel."
6.
Dusdoende heeft de Rechtbank miskend hetgeen de Hoge Raad overwoog in zijn arrest van 28 september 2010, LJN BL2823, NJ 2010, 654, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.15, luidende - met inbegrip van de hier niet vermelde voetnoten -:
"Art. 94a Sv: toetsingsmaatstaven
(...)
2.15.
Indien een derde - als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht - die stelt eigenaar te zijn, op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend, dient de rechter als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk te geven. Indien de klager als eigenaar wordt aangemerkt, zal de rechter tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van art. 94a, derde of vierde lid, Sv voordoet."
7.
Voor zover de Rechtbank heeft overwogen dat het beslag dient te worden gehandhaafd in verband met procedures tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen klaagster merk ik op dat de Rechtbank niet heeft vastgesteld dat onder klaagster beslag is gelegd op de voet van art. 94 of art. 94a Sv met het oog op door haar wederrechtelijk verkregen voordeel en een dergelijk beslag in de onderhavige procedure dan ook niet aan de orde is
8.
Het middel slaagt.
9.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop de bestreden beschikking zou dienen te worden vernietigd.
10.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG