HR, 26-05-2023, nr. 21/01533
ECLI:NL:HR:2023:802
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-05-2023
- Zaaknummer
21/01533
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:802, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑05‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
- Vindplaatsen
CFN 2023/56 met annotatie van -
Uitspraak 26‑05‑2023
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO. ECLI:NL:OGHACMB:2021:62
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/01533
Datum 26 mei 2023
ARREST
in de zaak van
de MINISTER VAN FINANCIËN VAN CURAÇAO
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 10 februari 2021, nrs. CUR2020H00074 tot en met CUR2020H000781., op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (nrs. CUR201800081 tot en met CUR201800085) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting, de premies ingevolge de AOV/AWW en de premies ingevolge de AVBZ.
1. Geding in cassatie
De Minister van Financiën van Curaçao, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.M. Kleine-van Dijk, heeft een verweerschrift ingediend.
De Minister van Financiën van Curaçao heeft een conclusie van repliek ingediend.
2. Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Kosten
De Minister van Financiën van Curaçao zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding wegens renteverlies. Dit verzoek kan niet worden toegewezen. De krachtens artikel 15a, lid 3, van de Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 29 AWR toepasselijke voorschriften bieden geen grond voor toewijzing van dit verzoek.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt de Minister van Financiën van Curaçao in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.674 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.
Van de Minister van Financiën van Curaçao wordt een griffierecht geheven van € 541.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 26‑05‑2023