Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden [Vertaling]
Artikel 4 Toegang tot milieu-informatie
Geldend
Geldend vanaf 30-10-2001
- Bronpublicatie:
25-06-1998, Trb. 2001, 73 (uitgifte: 19-04-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-10-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-02-2005, Trb. 2005, 22 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Milieurecht / Algemeen
1.
Elke Partij waarborgt dat, met inachtneming van de volgende leden van dit artikel, overheidsinstanties, in antwoord op een verzoek om milieu-informatie, deze informatie beschikbaar stellen aan het publiek, binnen het kader van de nationale wetgeving, waaronder, desgevraagd en behoudens het navolgende onderdeel b., afschriften van de feitelijke documentatie die deze informatie bevat of omvat:
- a.
zonder dat een bepaald belang behoeft te worden gesteld;
- b.
in de verzochte vorm, tenzij:
- i.
het voor de overheidsinstantie redelijk is dit in een andere vorm beschikbaar te stellen, in welk geval het beschikbaar stellen in die vorm met redenen wordt omkleed; of
- ii.
de informatie al voor het publiek beschikbaar is in een andere vorm.
2.
De milieu-informatie bedoeld in het bovenstaande eerste lid wordt zo spoedig mogelijk beschikbaar gesteld en uiterlijk binnen een maand nadat het verzoek is ingediend, tenzij de omvang en de ingewikkeldheid van de informatie een verlenging van deze termijn rechtvaardigen tot ten hoogste twee maanden na het verzoek. De verzoeker wordt ingelicht over elke verlenging en over de redenen die deze rechtvaardigen.
3.
Een verzoek om milieu-informatie kan worden geweigerd indien:
- a.
de overheidsinstantie waaraan het verzoek is gericht de verzochte milieu-informatie niet bezit;
- b.
het verzoek kennelijk onredelijk is of op een te algemene wijze is geformuleerd; of
- c.
het verzoek nog onvoltooid materiaal of interne mededelingen van overheidsinstanties betreft, wanneer in een dergelijke uitzondering is voorzien in het nationale recht of bestendig gebruik, met inachtneming van het openbare belang dat met bekendmaking wordt gediend.
4.
Een verzoek om milieu-informatie kan worden geweigerd indien de bekendmaking een nadelige invloed zou hebben op:
- a.
de vertrouwelijkheid van het handelen van overheidsinstanties, wanneer in dergelijke vertrouwelijkheid is voorzien naar nationaal recht;
- b.
internationale betrekkingen, nationale defensie of openbare veiligheid;
- c.
de rechtspleging, de mogelijkheid van een persoon een eerlijk proces te verkrijgen of de bevoegdheid van een overheidsinstantie om een onderzoek te verrichten van strafrechtelijke of tuchtrechtelijke aard;
- d.
de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële informatie, wanneer deze informatie bij wet beschermd wordt om een legitiem economisch belang te beschermen. Binnen dit kader wordt informatie over emissies bekend gemaakt die van belang is voor de bescherming van het milieu;
- e.
intellectuele eigendomsrechten;
- f.
de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en/of -dossiers met betrekking tot een natuurlijk persoon wanneer die persoon niet heeft ingestemd met bekendmaking van de informatie aan het publiek, wanneer in deze vertrouwelijkheid is voorzien naar nationaal recht;
- g.
de belangen van een derde die de verzochte informatie heeft verstrekt zonder dat deze derde wettelijk verplicht is of wettelijk verplicht kan worden dat te doen, en wanneer die derde niet instemt met het vrijgeven van het materiaal; of
- h.
het milieu waarop de informatie betrekking heeft, zoals de voortplantingsgebieden van zeldzame soorten.
De bovengenoemde gronden voor weigering worden restrictief uitgelegd, met inachtneming van het met bekendmaking gediende openbare belang en in aanmerking nemend of de verzochte informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.
5.
Indien een overheidsinstantie de verzochte milieu-informatie niet bezit, licht deze overheidsinstantie de verzoeker zo spoedig mogelijk in over de overheidsinstantie waarbij naar zijn mening de verzochte informatie kan worden aangevraagd, of het zendt het verzoek door aan die overheidsinstantie en licht de verzoeker hierover in.
6.
Elke Partij waarborgt dat, indien informatie die ingevolge het voorgaande derde lid, onderdeel c, en vierde lid is uitgezonderd van bekendmaking kan worden afgescheiden zonder afbreuk te doen aan de vertrouwelijkheid van de uitgezonderde informatie, overheidsinstanties de overige milieu-informatie waarom is verzocht beschikbaar stellen.
7.
Een weigering van een verzoek geschiedt schriftelijk indien het verzoek schriftelijk is gedaan of de verzoeker daarom verzoekt. Een weigering wordt met redenen omkleed en verschaft informatie over toegang tot de herzieningsprocedure waarin is voorzien in overeenstemming met artikel 9. De weigering geschiedt zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen een maand, tenzij de ingewikkeldheid van de informatie een verlenging van deze termijn rechtvaardigt tot ten hoogste twee maanden na het verzoek. De verzoeker wordt ingelicht over elke verlenging en over de redenen die deze rechtvaardigen.
8.
Elke Partij kan haar overheidsinstanties toestaan kosten te heffen voor het verstrekken van informatie, maar deze vergoeding gaat een redelijk bedrag niet te boven. Overheidsinstanties die voornemens zijn dergelijke kosten te heffen voor het verstrekken van informatie stellen aan verzoekers een overzicht beschikbaar van de vergoedingen die kunnen worden geheven, met vermelding van de omstandigheden waarin deze kunnen worden geheven of vrijstelling kan worden verleend en wanneer het verstrekken van informatie afhankelijk is van vooruitbetaling van dergelijke kosten.