Rb. Zeeland-West-Brabant, 21-10-2014, nr. AWB - 13 , 7028
ECLI:NL:RBZWB:2014:7743
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
21-10-2014
- Zaaknummer
AWB - 13 _ 7028
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2014:7743, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21‑10‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:1709, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
Wet inkomstenbelasting 2001; Zorgverzekeringswet
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Illegale hennepteelt. De inspecteur heeft de winst terecht berekend op basis van het rapport Boom. Omkering van de bewijslast. Wel kostenaftrek nu belanghebbende nog niet onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/7028 en 13/7029
uitspraak van 21 oktober 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ibpvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 138.687, aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de aanslag) en een aanslag premie Zorgverzekeringswet (Zvw), berekend naar het maximum bijdrage-inkomen van € 32.369, aanslagnummer [aanslagnummer].
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 5 november 2013 de aanslag ibpvv verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 99.160 en de aanslag premie Zwv gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 17 december 2013, ontvangen bij de rechtbank op 17 december 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2014 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn vader [vader] en zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Goirle, en namens de inspecteur [verweerder]. De zaken met procedurenummers 13/7028 en 13/7029 zijn gelijktijdig behandeld.
1.4.
Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende is woonachtig aan de [adres 1] te [woonplaats]. In 2009 woonde hij op het adres [adres 2] in [woonplaats]. In 2009 huurde belanghebbende de woning aan de [adres 3] te [plaats X]. De woning stond op naam van zijn oom, die toen gedetineerd was. In deze woning zijn op 26 mei 2009 360 jonge hennepplantjes aangetroffen door de politie. Vanaf 18 juni 2009 huurde belanghebbende een schuur aan de [adres 4] in [woonplaats]. In deze schuur zijn op 25 januari 2010 926 jonge hennepplantjes aangetroffen. Tijdens de verhoren door de politie op 26 mei 2009 en 25 januari 2010 heeft belanghebbende onder andere verklaard dat de hennepkwekerijen van hem waren en dat hij deze zelf had opgezet om schulden te kunnen afbetalen.
2.2.
De ontdekking van de hennepplantjes in [plaats X] was onder meer het gevolg van warmtemetingen op 26 februari en 4 maart 2009, waarbij een meer dan normale warmte werd gemeten. Enexis (de stroomleverancier) heeft aangifte gedaan omdat stroom voor een bedrag van € 3.396,40 niet was betaald. In de woning in [plaats X] is bij de huiszoekingen vervuiling van de gebruikte apparatuur, kalkresten en schimmels, meerdere potafdrukken, voorraad potgrond, gebruikte cans groeistoffen en een schaar voor het knippen van hennep aangetroffen.
2.3.
De hennepplantjes in [woonplaats] zijn ontdekt bij een bedrijfscontrole die werd gehouden vanwege het hoge energieverbruik op of nabij het woonwagenkamp aan [adres 4] in [woonplaats]. Medewerkers van Enexis hebben geconstateerd dat in de schuur stroom werd gebruikt die buiten de meter om werd geleid. Enexis heeft in verband daarmee aangifte gedaan van diefstal van stroom.
2.4.
Belanghebbende is strafrechtelijk vervolgd wegens illegale hennepteelt in zowel [plaats X] als [woonplaats]. Bij arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 3 april 2012, parketnummer 20-001522-10 ), is belanghebbende in de zaak [plaats X] vrijgesproken voor de ten laste gelegde feiten omdat belanghebbende voorafgaand aan het verhoor niet in de gelegenheid was gesteld om een raadsman te raadplegen.
2.5.
Bij arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 februari 2014, parketnummer 20-002293-12, is belanghebbende in de zaak [woonplaats] veroordeeld wegens het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B van de Opiumwet met betrekking tot de 926 aangetroffen hennepplanten in [woonplaats]. In het arrest van hetzelfde Hof van 21 februari 2014 is belanghebbende, met parketnummer 20-002318-12, veroordeeld tot betaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de zin van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, voor een bedrag van € 67.000. Deze veroordeling was bij de mondelinge behandeling van de zaak door de rechtbank nog niet onherroepelijk; belanghebbende heeft cassatie ingesteld en de Hoge Raad heeft daar nog niet over geoordeeld.
2.6.
Bij de vaststelling van de aanslag ibpvv is afgeweken van de ingediende aangifte IB/PVV 2009 waarin een belastbaar inkomen van € 13.212 is aangegeven. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 138.687. De inspecteur is bij de correctie uitgegaan van twee eerdere hennepoogsten in 2009. Bij de vaststelling van het verkregen voordeel uit die twee hennepoogsten is uitgegaan van het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het bureau Ontnemingen van het Openbaar Ministerie (BOOM), versie 1 november 2010.
2.7.
Belanghebbende heeft bij brief van 4 december 2012 bezwaar gemaakt tegen de onderhavige aanslagen, alsmede tegen de gelijktijdig bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente. Bij uitspraak op bezwaar van 5 november 2013 is het belastbaar inkomen nader vastgesteld op € 99.160, uitgaande van voormeld rapport BOOM , waarin wordt uitgegaan van één eerdere oogst in 2009 en een kiloprijs van € 2.370.
Het belastbaar inkomen is bij uitspraak op bezwaar als volgt vastgesteld:
Resultaat [adres 4] te [woonplaats]/[adres 3] te [plaats X]
926 planten * 28,2 gram * € 2,37 € 61.888
360 planten * 28,2 gram * € 2,37 € 24.060
Totaal € 85.948
Aangegeven belastbaar inkomen € 13.212
Correctie resultaat overige werkzaamheden € 85.948
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 99.160
2.8.
De inspecteur heeft bij de vaststelling van het resultaat uit overige werkzaamheden geen rekening gehouden met door belanghebbende gemaakte kosten.
3. Geschil
3.1.
In geschil is of belanghebbende in 2009 € 85.948 aan inkomsten uit illegale hennepteelt heeft genoten, welke als resultaat uit overige werkzaamheden belastbaar zijn. Ter zitting is komen vast te staan dat, indien sprake zou zijn van inkomen uit hennepteelt, alsnog rekening gehouden moet worden met € 7.800 aan kosten in verband met die teelt in [plaats X] (conform de berekening bij de ontnemingsvordering) en dat, indien belanghebbende recht heeft op kostenaftrek voor de teelt in [woonplaats], die kosten gesteld kunnen worden op driemaal dat bedrag.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij daar ter zitting aan hebben toegevoegd.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vermindering van de aanslag ibpvv tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.212 en vernietiging van de aanslag Zorgverzekeringwet. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Op grond van artikel 27e, aanhef en onderdeel a, van de AWR wijst de rechter het beroep af indien de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak of de aanslag onjuist is. Een belastingplichtige heeft niet de vereiste aangifte gedaan indien zowel absoluut als relatief sprake is van een aanzienlijk te lage aangifte. Of daarvan sprake is, moet worden beoordeeld volgens de normale regels van de bewijslastverdeling. De bewijslast dat de aangifte onjuist is, rust op de inspecteur.
4.2.
Belanghebbende heeft tijdens de verhoren bij de politie verklaard dat de hennepkwekerijen van hem waren, dat hij ze zelf had aangelegd en dat hij de inkomsten hieruit wilde gebruiken om schulden af te betalen. Nu belanghebbende de huurder was van beide panden, acht de rechtbank deze verklaringen aannemelijk. Belanghebbende heeft weliswaar later verklaard dat hij alleen katvanger was voor de panden maar dat acht de rechtbank ongeloofwaardig – mede gezien de eerdere verklaring van belanghebbende, het ontbreken van enig bewijs dat daarop wijst en, voor wat betreft [woonplaats], de omstandigheid dat het pand vlak bij de woning van belanghebbende was gelegen.
4.3.
Bij de doorzoekingen zijn alle aantroffen hennepplanten in beslag genomen. De correctie op de aangifte is gebaseerd op het uitgangspunt dat in beide locaties tenminste één eerdere oogst is geweest. Dat acht de rechtbank aannemelijk. Ter zitting is onweersproken verklaard dat voor een hennepoogst ongeveer 10 weken nodig is. Gelet op de tijdspanne die is verlopen tussen de aanvang van de huur in [woonplaats] en de inval van de politie van ruim een half jaar later, en tussen de warmtemeting in [plaats X] in februari 2009 en de inval in mei waarbij jonge plantjes werden aangetroffen, acht de rechtbank aannemelijk dat er in beide locaties een eerdere oogst in 2009 is geweest. Dat oordeel vindt steun in het gegeven dat door de politie in [plaats X] vervuiling van de gebruikte apparatuur, kalkresten en schimmels, meerdere potafdrukken, voorraad potgrond, gebruikte cans groeistoffen en een schaar voor het knippen van hennep zijn aangetroffen.
4.4.
Nu de rechtbank aannemelijk acht dat de hennepkwekerijen van belanghebbende waren en dat belanghebbende in 2009 ten minste eenmaal heeft geoogst, is aannemelijk dat belanghebbende aanzienlijk meer inkomsten heeft gehad dan in de aangifte zijn vermeld. De rechtbank ziet geen reden om uit te gaan van een andere opbrengst dan volgt uit het rapport BOOM. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zowel absoluut als relatief aanzienlijk te lage aangifte. Voor dat geval rust, gezien het bepaalde in artikel 27e voornoemd, op belanghebbende de last te bewijzen dat de uitspraken of de aanslagen onjuist zijn. Belanghebbende is, met hetgeen hij heeft aangevoerd, hierin niet geslaagd.
4.5.
Ook bij omkering en verzwaring van de bewijslast moet de aanslag berusten op een redelijke schatting. Naar het oordeel van de rechtbank is de schatting van de inspecteur waarbij hij het inkomen van belanghebbende uit hennepteelt in 2009 heeft vastgesteld op € 85.948 niet onredelijk, nu deze inkomsten zijn vastgesteld op basis van het rapport BOOM. Wel moet alsnog rekening gehouden worden met de gemaakte kosten omdat belanghebbende nog niet onherroepelijk veroordeeld is voor een misdrijf in de zin van artikel 3.14, eerste lid, onderdeel d van de Wet IB 2001. Ter zitting is komen vast te staan dat die kosten gesteld kunnen worden op 4 x € 7.800 of € 31.200. Het belastbaar inkomen uit werk en woning dient derhalve te worden verminderd tot € 67.960 (€ 99.160 min € 31.200)).
4.6.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep voor de ibpvv gegrond te worden verklaard.
4.7.
Op grond van het bepaalde in artikel 43, eerste lid, onderdeel b, in verbinding met artikel 49, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet bedraagt het bijdrage-inkomen, voor zover hier van belang, het resultaat uit overige werkzaamheid, bedoeld in Hoofdstuk 3, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Nu het vastgestelde resultaat uit overige werkzaamheid hoger ligt dan het maximale in aanmerking genomen bijdrage-inkomen voor de Zwv, is het beroep met betrekking tot de aanslag premie Zwv ongegrond.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.217 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 243, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 487 en een wegingsfactor 1). Voor het overige zijn er geen kosten door belanghebbende gesteld.
6. Beslissing
De zaak met nummer 13/7028 (ibpvv)
De rechtbank:
- -
verklaart de beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.960;
- -
vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van
€ 1.217;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 44 aan deze vergoedt.
De zaak met nummer 13/7029 (premie Zvw)
De rechtbank verklaart de beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan op 21 oktober 2014 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Heel, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.