HR, 22-03-1960
ECLI:NL:HR:1960:65
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-03-1960
- Zaaknummer
[22031960/NJ_1960-274]
- Roepnaam
Pocketbooks
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1960:65, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑03‑1960; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1960:3
- Vindplaatsen
NJ 1960/274 met annotatie van W.P.J. Pompe
Uitspraak 22‑03‑1960
Inhoudsindicatie
Pocketbooks
22 maart 1960.
vB.
No. 60278.
De Hoge Raad der Nederlanden,
Op het beroep van den Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, requirant van cassatie tegen een arrest van dat Gerechtshof, Economische Kamer, van 4 November 1959, waarbij, met vernietiging in hoger beroep van een mondeling vonnis van den Economischen Politierechter in de Arrondissements-Rechtbank te 's-Gravenhage van 1 Juli 1959, [requirant] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1934, winkelier, wonende aldaar, ter zake van het te zijnen aanzien bewezenverklaarde werd ontslagen van alle rechtsvervolging;
Gehoord het verslag van den Raadsheer Feber;
Gezien het gerechtelijk schrijven namens den Procureur-Generaal aan den gerequireerde uitgereikt, ter kennisgeving van den dag voor de behandeling dezer zaak bepaald;
Gelet op het middel van cassatie, door den requirant voorgesteld bij schriftuur en luidende:
‘’Schending, althans verkeerde toepassing van de artikelen 16, 17, 18 en 24 Vestigingswet Bedrijven 1954, 1 en 2 Vestigingsbeschikking boekverkopersbedrijf 1958, artikel 7 der Grondwet, de artikelen 350, 351, 352 en 358 Wetboek van Strafvordering, 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten, doordat het Gerechtshof het veroordelend vonnis van de Economische Politierechter te 's-Gravenhage d.d.: 1 Juli 1959 heeft vernietigd en verdachte heeft ontslagen van rechtsvervolging op grond van de overweging, dat gemelde vestigingsbeschikking het bedrijfsmatig verkopen van boeken afhankelijk stelt van voorafgaand verlof van de overheid, hetgeen strijdt met artikel 7 der Grondwet, zulks ten onrechte, daar van strijd met artikel 7 der Grondwet geen sprake is."
Gehoord den Advocaat-Generaal van Oosten namens den Procureur-Generaal in zijn conclusie, strekkende tot verwerping van het ingestelde beroep;
Overwegende dat het Hof ten laste van gerequireerde achtereenvolgens heeft bewezen verklaard het primair en het subsidiair te laste gelegde, te weten:
‘’dat hij te [plaats] , in de maand Maart 1959, althans op of omstreeks 1 April 1959, in een door hem in perceel [a-straat 1] gedreven sigarenwinkel, zijnde die winkel een besloten ruimte, waarin toen een kleinhandelsbedrijf placht te worden uitgeoefend in rechtstreekse aanraking met het publiek, het boekverkopersbedrijf heeft uitgeoefend, zijnde dit het bedrijfsmatig aan anderen dan wederverkopers verkopen van boeken, in casu van pocketbooks, zulks zonder vergunning van de Sociaal-Economische Raad, althans indien en voorzover ten aanzien van het hier voor te laste gelegde geen veroordeling mocht worden uitgesproken, terzake dat hij alstoen aldaar in die door hem in dat perceel gedreven sigarenwinkel zoals hiervoor omschreven het boekverkopersbedrijf heeft uitgeoefend, zijnde dit het bedrijfsmatig aan anderen dan wederverkopers verkopen van boeken, in casu pocket-books, zonder vergunning van de Sociaal-Economische Raad, zulks terwijl hij, verdachte, op 29 November 1958 dat boekverkopersbedrijf nog niet in die sigarenwinkel in dat perceel uitoefende;"
dat het Hof gerequireerde ter zake van het aldus achtereenvolgens bewezen verklaarde heeft ontslagen van rechtsvervolging, zijnde dit niet strafbaar, daarbij omtrent de Vestigingsbeschikking boekverkopersbedrijf 1958 overwegende:
‘’dat gemelde beschikking het bedrijfsmatig verkopen van boeken — een, zelfs in het bijzonder, geëigend middel van verspreiding van door de drukpers in boekvorm geopenbaarde gedachten en gevoelens — dus in wezen ook het openbaren van die gedachten en gevoelens, afhankelijk stelt van voorafgaand verlof der overheid, hetgeen strijdt met artikel 7 van de Grondwet;"
Ten aanzien van het middel:
Overwegende dat dit aldus is toegelicht:
‘’Naar algemeen wordt aangenomen brengt het grondrecht van vrijheid van drukpers neergelegd in artikel 7 der Grondwet mede de vrijheid tot verspreiding der door deze bepaling als voortbrengselen der drukpers beschermde geestesuitingen. Deze vrijheid kan ingevolge de jurisprudentie van Uw Raad aan geen preventieve beperkingen worden onderworpen, tenzij ter bescherming van een ander algemeen belang, waarbij de opgelegde beperkingen nochtans nimmer zover mogen gaan, dat het bedoelde grondrecht wordt ontnomen of in wezen wordt aangetast en waarbij de mogelijkheid niet mag worden gegeven, dat deze beperkingen ooit op enigerlei discriminerende wijze kunnen worden toegepast.
Van een zóver gaande beperking is echter in casu geen sprake. Weliswaar is hier de wijze van verspreiding beperkt, doordat, voor het geval deze verspreiding door middel van het boekverkopersbedrijf plaats mocht vinden, aan deze boekverkopers de eisen van vakbekwaamheid en credietwaardigheid worden gesteld, doch door deze beperking wordt een openbaar belang gediend, namelijk het belang van een zo goed en bevredigend mogelijke uitoefening van het boekverkopersbedrijf. Van een algemeen verbod tot verspreiding door middel van het boekverkopersbedrijf is geen sprake. Voldoet men aan de gestelde eisen dan heeft men aanspraak op een vestigingsvergunning. Bovendien wordt door deze beschikking de ratio van artikel 7 der Grondwet (het onmogelijk maken van censuur) geëerbiedigd, daar de inhoud van boeken of geschriften bij het verlenen van de vestigingsvergunning geen enkele rol kan spelen."
Overwegende dat ingevolge artikel 2 van de Vestigingsbeschikking boekverkopersbedrijf 1958 de uitoefening van dit bedrijf — waaronder blijkens artikel 1 lid 1 is te verstaan het bedrijfsmatig aan anderen dan wederverkopers verkopen van boeken — in het algemeen is verboden zonder vergunning van den Sociaal-Economischen Raad;
dat de uitoefening van dit bedrijf strekt om boeken en overeenkomstige voortbrengselen van de drukpers onder het publiek te verspreiden;
dat deze wijze van verspreiden bij uitstek geschikt is om de in artikel 7 der Grondwet gewaarborgde vrijheid, door de drukpers gedachten en gevoelens te openbaren, te dienen;
dat dienvolgens het boekverkopersbedrijf van overheidswege aan geen andere regeling mag worden onderworpen dan de zodanige, welke de vervulling van die dienende taak onverlet laat;
dat dit laatste bij de onderhavige regeling niet het geval is, nu voor de vestiging van het bedrijf een voorafgaand verlof wordt voorgeschreven;
dat het middel mitsdien niet kan slagen;
Verwerpt het beroep.
Gewezen te ’s-Gravenhage bij de Heren Mrs. van der Meulen, Vice-President, Feber, van Berckel, Kazemier en Dubbink, Raden, in bijzijn van den Substituut-Griffier Verstraaten, die dit arrest hebben ondertekend en door voornoemden Vice-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van den twee en twintigsten Maart 1900 en zestig, in tegenwoordigheid van genoemde Heren, alsmede van den waarnemenden Advocaat-Generaal Baron van Voorst tot Voorst, met uitzondering echter van den Raadsheer Dubbink, die verhinderd was geworden bij de uitspraak tegenwoordig te zijn en dit arrest te ondertekenen.