ABRvS, 18-12-2019, nr. 201809910/1/R2
ECLI:NL:RVS:2019:4231
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
18-12-2019
- Zaaknummer
201809910/1/R2
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2019:4231, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 18‑12‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 9 oktober 2018 heeft de raad van de gemeente Boxtel het bestemmingsplan "Verbindingsweg Tongeren" vastgesteld. Het plan voorziet in de aanleg van een weg tussen enerzijds de bestaande wegen de Mezenlaan, de Tongeren en De Hoefkens en anderzijds de door de raad beoogde nog te realiseren verbindingsweg Ladonk - Kapelweg. Met de in het plan voorziene weg wordt het oostelijk deel van Tongeren aangesloten op de beoogde VLK. De appellanten kunnen zich niet met het plan verenigen.
201809910/1/R2.
Datum uitspraak: 18 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], gevestigd te Boxtel,
2. [appellante sub 2], gevestigd te Boxtel,
3. Werkgeversvereniging Boxtel en omgeving, gevestigd te Boxtel,
4. Stichting Bewonersbelangen Boxtel-Noord en [appellant sub 4], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Boxtel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Boxtel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Verbindingsweg Tongeren" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1], [appellante sub 2], de Werkgeversvereniging en de Stichting en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante sub 2], de Werkgeversvereniging, de Stichting en [appellant sub 4] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2019, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door [persoon], de Werkgeversvereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door K.W.H. Albert, advocaat te Boxtel, de Stichting en [appellant sub 4], in de persoon van [appellant sub 4], en de raad, vertegenwoordigd door C. van der Meijden en L. van Duren, bijgestaan door mr. H. Nijman, advocaat te Eindhoven, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet in de aanleg van een weg tussen enerzijds de bestaande wegen de Mezenlaan, de Tongeren en De Hoefkens en anderzijds de door de raad beoogde nog te realiseren verbindingsweg Ladonk - Kapelweg (hierna: VLK). Met de in het plan voorziene weg wordt het oostelijk deel van Tongeren aangesloten op de beoogde VLK. De appellanten kunnen zich niet met het plan verenigen.
1.1. Het plan is gebaseerd op het Maatregelenpakket Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Boxtel (hierna: Maatregelenpakket). Dit pakket moet een oplossing bieden voor de slechte staat van de leefbaarheid en verkeersveiligheid die wordt veroorzaakt door de dubbele spoorwegovergang bij de Tongersestraat in Boxtel. Het pakket bestaat uit vijf deelprojecten, die samen het knelpunt moeten oplossen. Deelproject 1 betreft het opheffen van de bestaande dubbele spoorwegovergang bij de Tongersestraat. De deelprojecten 2 tot en met 5 strekken ertoe alternatieven voor de gesloten spoorwegovergang te bieden voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. Deelproject 2 betreft de realisatie van de VLK en de uitvoering van maatregelen bij enkele andere spoorwegoverwegen. Deelproject 3 betreft de aanleg van een weg tussen de Mezenlaan en de VLK, hierin voorziet het plan dat in deze procedure ter beoordeling staat. Daarnaast zijn binnen deelproject 3 diverse maatregelen voorzien om de snelheid van gemotoriseerd verkeer te beperken en wordt een regionale fietsverbinding aangepast. Deelproject 4 betreft de capaciteitsuitbreiding van de ten zuiden van Boxtel gelegen Keulsebaan. Deelproject 5 ten slotte betreft de aanleg van een fietstunnel ter plaatse van de gesloten dubbele spoorwegovergang bij de Tongersestraat.
1.2. In het kader van de deelprojecten 1 en 2 hebben het college van burgemeester en wethouders en de raad diverse besluiten genomen, die gecoördineerd zijn voorbereid en bekendgemaakt. Zo heeft het college op 26 september 2017 onder meer een verkeersbesluit genomen dat strekt tot het instellen van een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen op de dubbele spoorwegovergang in de Tongersestraat en heeft de raad bij besluit van 12 september 2017 het bestemmingsplan "VLK 2017" vastgesteld. Verschillende partijen hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten. De Afdeling heeft die beroepen beoordeeld in de uitspraak van 14 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2765. In die uitspraak staat dat het bestemmingsplan "VLK 2017" is vastgesteld in strijd met artikel 2.8, derde lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) omdat het, kortgezegd, ten onrechte was gebaseerd op de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (hierna: PAS). De Afdeling heeft het bestemmingsplan "VLK 2017" en de bestreden besluiten die gecoördineerd met dat bestemmingsplan waren voorbereid, vernietigd.
Ontvankelijkheid
2. De raad stelt zich op het standpunt dat de beroepen van [appellante sub 1], [appellante sub 2] en de Werkgeversvereniging niet-ontvankelijk zijn, omdat zij geen belanghebbende zijn bij het plan. De raad stelt dat [appellante sub 1] en [appellante sub 2] zijn gevestigd op ruime afstand van het plangebied. De weg waarin het plan voorziet, heeft volgens de raad geen negatieve gevolgen voor het vestigingsklimaat van deze bedrijven of het woon- en leefklimaat ter plaatse, maar verbetert juist de bereikbaarheid. De raad stelt verder dat het plan niet de belangen raakt die de Werkgeversvereniging behartigt. Volgens de raad beoogt de Werkgeversvereniging met haar beroep tegen het plan slechts het beroep dat zij had ingesteld tegen de besluiten waarmee de aanleg van de VLK mogelijk werd gemaakt, kracht bij te zetten.
2.1. In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) staat: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."
In het derde lid staat: "Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen."
2.2. De Afdeling stelt voorop dat het voor het antwoord op de vraag of [appellante sub 1] en [appellante sub 2] belanghebbende zijn bij het plan niet doorslaggevend is of het plan gunstig of ongunstig is voor het vestigingsklimaat van deze bedrijven. Het gaat erom of deze bedrijven feitelijke gevolgen zullen ondervinden van de ruimtelijke ontwikkeling waarin het plan voorziet. De Afdeling overweegt daarover het volgende.
2.3. [appellante sub 1] is naar het oordeel van de Afdeling geen belanghebbende, zodat hij geen beroep kan instellen tegen het plan. De Afdeling acht niet aannemelijk gemaakt dat [appellante sub 1] feitelijke gevolgen zal ondervinden van de met het plan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkeling. [appellante sub 1] is gevestigd op ongeveer 700 meter van het plangebied. [appellante sub 1] heeft ter zitting naar voren gebracht dat het verkeer van en naar het bedrijf zal moeten omrijden omdat de weg "de Tongeren" zal worden doorsneden door de realisatie van de VLK en door de sluiting van de dubbele spoorwegovergang. Dit is echter geen gevolg van het plan dat in deze procedure voorligt. Dat het omrijdende verkeer ook de in het plan voorziene verbindingsweg zal gebruiken, maakt dat niet anders. Het beroep van [appellante sub 1] is daarom niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep van [appellante sub 1] niet inhoudelijk wordt behandeld.
2.4. [appellante sub 2] is naar het oordeel van de Afdeling belanghebbende bij het plan. Het is niet uitgesloten dat [appellante sub 2] feitelijke gevolgen zal ondervinden van de door het plan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkeling. [appellante sub 2] is gevestigd op een afstand van ongeveer 320 meter van het plangebied, waar de nieuwe weg is voorzien. Het beroep van [appellante sub 2] is ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep van [appellante sub 2] inhoudelijk wordt behandeld.
2.5. De Werkgeversvereniging is naar het oordeel van de Afdeling belanghebbende bij het plan. Het achterliggende motief van de Werkgeversvereniging om beroep in te stellen is voor die beoordeling niet relevant. Van belang is in dit geval of de belangen die de Werkgeversvereniging blijkens haar statuten behartigt rechtstreeks door het plan worden geraakt. Volgens artikel 3 van de statuten heeft de Werkgeversvereniging als doel "het behartigen van de gemeenschappelijke/collectieve, plaatselijke en regionale belangen van de leden gevestigd in Boxtel en omgeving op economisch en sociaal gebied, het bedrijfsklimaat voor haar leden, hun bereikbaarheid en de infrastructuur en de (stedenbouwkundige) omgeving waarvan haar leden gebruik maken." Het plan voorziet in een nieuwe weg in Boxtel waarmee de VLK, als deze in de toekomst wordt gerealiseerd, wordt aangesloten op bestaande wegen. Het belang bij een goede bereikbaarheid dat hierbij is betrokken, behoort tot de collectieve belangen die de Werkgeversvereniging krachtens haar statuten in het bijzonder behartigt voor haar leden. Gelet hierop worden de collectieve belangen van de Werkgeversvereniging rechtstreeks door het besluit geraakt. De Werkgeversvereniging kan dan ook als belanghebbende worden aangemerkt. Het beroep is ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep inhoudelijk wordt behandeld.
2.6. [appellant sub 4] is naar het oordeel van de Afdeling geen belanghebbende bij het plan. De Afdeling acht niet aannemelijk dat [appellant sub 4] feitelijke gevolgen zal ondervinden van de met het plan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkeling. [appellant sub 4] woont op een afstand van ongeveer 1.150 meter van het plangebied. [appellant sub 4] stelt dat hij in de uitspraak van 14 augustus 2019 door de Afdeling is aangemerkt als belanghebbende. Dat leidt echter niet tot een ander oordeel. Die uitspraak betrof namelijk andere besluiten, die voorzagen in ontwikkelingen van een andere aard en omvang dan het plan dat in deze procedure ter beoordeling staat. Daarnaast staat in overweging 10 van de bedoelde uitspraak dat de Afdeling per beroep alleen heeft vastgesteld dat ten minste één van de appellanten belanghebbende is bij de betreffende besluiten. Uit de uitspraak volgt dus niet dat [appellant sub 4], als één van de appellanten namens wie het beroep van Stichting Bewonersbelangen Boxtel-Noord en anderen in die zaak was ingediend, belanghebbende is bij alle in die zaak voorliggende besluiten. Het beroep van de Stichting en [appellant sub 4] is niet-ontvankelijk voor zover het is ingediend namens [appellant sub 4]. De Stichting zelf is gelet op haar statutaire doelstelling naar het oordeel van de Afdeling belanghebbende. Dit betekent dat het beroep voor zover het is ingediend namens de Stichting wel inhoudelijk wordt behandeld.
Inhoudelijk toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Natura 2000
4. De Werkgeversvereniging en de Stichting wijzen erop dat het plan is gebaseerd op het PAS. Zij betogen dat de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt niet voldoet aan de Habitatrichtlijn en de rechtspraak van het Hof van Justitie daarover. Daarom vinden zij dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat hij de zekerheid heeft verkregen dat de natuurlijke kenmerken van met name het betrokken Natura 2000-gebied "Kampina en Oisterwijkse Vennen" niet zullen worden aangetast.
4.1. In artikel 8:69a van de Awb staat: "De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."
4.2. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
4.3. De bepalingen van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) hebben met name ten doel om het algemene belang van bescherming van natuur en landschap te beschermen. De individuele belangen van burgers die in of in de onmiddellijke nabijheid van een Natura 2000-gebied wonen bij behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving, kunnen zo verweven zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1412).
4.4. De Werkgeversvereniging komt in deze procedure op om de bedrijfseconomische belangen van haar leden te behartigen. De bepalingen van de Wnb strekken naar het oordeel van de Afdeling kennelijk niet tot bescherming van de bedrijfseconomische belangen waarvoor de Werkgeversvereniging opkomt.
4.5. De Stichting komt in deze procedure, in lijn met haar statutaire doelstelling, op om de belangen van de bewoners van Boxtel-Noord bij een goed woon- en leefklimaat te behartigen, in het bijzonder met betrekking tot de plannen van de gemeente Boxtel met betrekking tot grootschalige infrastructuur en de sanering van spoorwegovergangen. Deze bewoners voor wiens belangen de Stichting opkomt, wonen op ten minste ongeveer 1,5 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied "Kampina & Oisterwijkse Vennen". De Afdeling is van oordeel dat dit Natura 2000-gebied geen deel uitmaakt van de directe leefomgeving van de bewoners waarvoor de Stichting opkomt. Gelet op het vorenstaande bestaat geen verwevenheid tusen de belangen die de Stichting behartigt met het algemene belang dat de Nbw 1998 beoogt te beschermen. De betrokken normen van de Wnb strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen van de Stichting.
4.6. Anders dan de Werkgeversvereniging en de Stichting betogen, volgt uit de uitspraak 14 augustus 2019 niet dat de normen van de Wnb wel strekken tot bescherming van hun belangen. De Afdeling heeft zich in die uitspraak beperkt tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep van Vereniging Het Groene Hart Brabant en andere, de appellant die op het voorblad van die uitspraak is aangeduid met nummer 13. De Werkgeversvereniging en de Stichting behoren niet tot de hier bedoelde ‘andere’. Zij zijn immers zelf als afzonderlijke appellanten vermeld op datzelfde voorblad. De Afdeling verklaarde het beroep van Vereniging Het Groene Hart Brabant en andere kennelijk gegrond. Uit overweging 9 van die uitspraak blijkt dat de overige beroepen, waaronder die van de Werkgeversvereniging en de Stichting, kennelijk gegrond zijn verklaard vanwege de aard van het op basis van het beroep van Vereniging Het Groene Hart Brabant en andere geconstateerde gebrek. De overige beroepen, waaronder die van de Werkgeversvereniging en de Stichting, zijn niet inhoudelijk door de Afdeling beoordeeld. Dat de normen van de Wnb mede strekken tot bescherming van de belangen die de Werkgeversvereniging en de Stichting behartigen, kan uit die uitspraak dus niet worden afgeleid.
4.7. Het voorgaande leidt ertoe dat de Afdeling de door de Werkgeversvereniging en de Stichting naar voren gebrachte beroepsgrond over de Wnb buiten beschouwing laat, omdat artikel 8:69a van de Awb er aan in de weg staat dat het plan om die reden wordt vernietigd. Gelet hierop laat de Afdeling een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond achterwege.
Reikwijdte van het plan
5. De Werkgeversvereniging en de Stichting betogen dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld zonder dat een integrale besluitvorming heeft plaatsgevonden over de samenhangende ontwikkelingen die zijn neergelegd in het Maatregelenpakket, het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (hierna: GVVP) 2008-2020 en de overeenkomst die diverse partijen, die zijn betrokken bij het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer, met elkaar hebben gesloten. De besluitvorming over de vijf deelprojecten van het Maatregelenpakket moet volgens de Werkgeversvereniging en de Stichting bovendien gelijktijdig plaatsvinden. Dat de samenhang tussen de benodigde maatregelen nu ontbreekt, blijkt volgens de Werkgeversvereniging en de Stichting uit het ontbreken van een visie op de verdere afwikkeling van het verkeer dat via de Mezenlaan zal gaan rijden. Volgens hen zal de verkeersdruk door het Maatregelenpakket toenemen op de noord-zuidas en de woongebieden in Boxtel-Noord. De bestaande verkeersoverlast wordt met het Maatregelenpakket dus niet opgelost, maar verschoven. De Werkgeversvereniging en de Stichting willen dat er daarom een integrale oplossing komt voor de verkeersproblematiek in de gemeente, met extra budget en extra maatregelen. Zij vrezen dat het volgens hen benodigde geheel van maatregelen niet zal worden gerealiseerd. Dat dit risico reëel is, blijkt volgens hen uit uitlatingen van een wethouder, die stelt dat zich verkeersproblemen zullen voordoen waarvoor nog geen oplossing voorhanden is. Daarnaast stellen de Werkgeversvereniging en de Stichting dat de procedures voor de capaciteitsuitbreiding van de Keulsebaan en de fietstunnel bij de Tongersestraat, anders dan is vermeld in de Nota van Zienswijzen, nog niet zijn gestart en dat onbekend is wanneer dat zal gebeuren. Ook wijzen de Werkgeversvereniging en de Stichting erop dat de vaststelling van het nieuwe GVVP MOVE '31, dat voor afstemming tussen alle verkeersbesluiten zou moeten zorgen, vertraging heeft opgelopen. De vaststelling van het plan is onder deze omstandigheden te vroeg en daarom onzorgvuldig, aldus de Werkgeversvereniging en de Stichting.
5.1. In paragraaf 4 van de plantoelichting staat welke onderzoeken en keuzes vooraf zijn gegaan aan de vaststelling van het plan. In paragraaf 4.1.1 zijn verschillende verkeersknelpunten in de gemeente beschreven. Het gaat ten eerste om de verkeers- en leefbaarheidsproblematiek rond het tracé A2-Ladonk-Kapelweg, die in kaart is gebracht in het op 29 maart 2010 door Goudappel Coffeng uitgebrachte rapport 'Probleemanalyse Tracé A2-Ladonk-Kapelweg'. Ten tweede zorgt de dubbele spoorwegovergang Tongersestraat voor veel vertraging voor het verkeer en voor problemen op het gebied van leefbaarheid en verkeersveiligheid. Die problematiek neemt toe door het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer, dat als doel heeft om uitbreiding van het vervoer per spoor mogelijk te maken. Ten derde moet de bereikbaarheid van het bedrijventerrein Ladonk worden verbeterd. De raad heeft geconcludeerd dat er, gelet op de doelstellingen van het GVVP, vanwege de geconstateerde knelpunten en omdat het verkeer de belangrijkste oorzaak is van de leefbaarheidsproblemen, een oplossing moet worden gezocht in beïnvloeding van het verkeer. In paragraaf 4.1.2 van de plantoelichting staat welke onderzoeken vervolgens zijn verricht naar mogelijke oplossingen en de gevolgen daarvan. De resultaten van het eerste onderzoek naar verschillende oplossingsrichtingen zijn neergelegd in het op 8 november 2010 door Oranjewoud uitgebrachte rapport 'Tracéstudie A2 - Ladonk - Kapelweg (TALK), quick scan alternatieven'. De meest kansrijke drie alternatieven zijn vervolgens nader bezien, waarbij de effecten in kaart zijn gebracht ten opzichte van de autonome situatie. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in het op 26 mei 2011 door Oranjewoud uitgebrachte rapport 'TALK: nadere vergelijking alternatieven'. De raad heeft op basis van dit rapport bij besluit van 28 juni 2011 een voorkeursalternatief vastgesteld. De gemeente Boxtel, het Rijk, de provincie Noord-Brabant en ProRail hebben nadien overlegd over een oplossing voor het knelpunt bij de dubbele spooroverweg. Op basis daarvan heeft de raad twee varianten verder laten onderzoeken. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in het op 30 oktober 2013 door Royal HaskoningDHV uitgebrachte rapport 'Rapportage variantenstudie - Dubbele overweg Tongersestraat Boxtel'. In dit rapport zijn onder meer de verkeerseffecten van de onderzochte varianten globaal in kaart gebracht. De raad heeft op basis van het laatstgenoemde rapport op 26 november 2013 besloten dat de variant 'B14/B15 variant 6 omleiding Zuidelijke Randweg' de voorkeur geniet. In deze variant wordt de dubbele spoorwegovergang in de Tongersestraat opgeheven, wordt de VLK aangelegd en worden maatregelen getroffen bij Tongeren en de Keulsebaan. Deze voorkeursvariant ligt ten grondslag aan het Maatregelenpakket.
In paragraaf 4.2 van de plantoelichting staat welke onderzoeken zijn verricht naar de gevolgen van de realisatie van het Maatregelenpakket voor het verkeer. Op basis van de verrichte onderzoeken is onder meer geconstateerd dat het door realisatie van het Maatregelenpakket rustiger wordt op de wegen van de oost-westas van Boxtel. De verkeersintensiteit neemt vooral af bij een aantal wegen waar veel woningen staan en waar de woningen dicht op de weg liggen. Het positieve effect is hier volgens de plantoelichting groot. Daarnaast is geconstateerd dat het door de realisatie van het Maatregelenpakket op een aantal wegen juist drukker wordt. Dat geldt onder meer voor het gebied Tongeren en op de wegen in het gebied Boxtel-Noord. De berekende toekomstige verkeersintensiteiten op de wegen waar het drukker wordt, blijven volgens de plantoelichting evenwel onder de grenswaarden die daarvoor zijn vermeld in het GVVP 2008-2020, met uitzondering van de Leenhoflaan, waar dat gelet op de specifieke situatie ter plaatse niet onaanvaardbaar is.
5.2. Voor zover de Stichting en de Werkgeversvereniging betogen dat het plan ten onrechte niet met toepassing van artikel 3.30 van de Wro gecoördineerd is voorbereid en bekendgemaakt samen met andere besluiten die betrekking hebben op het Maatregelenpakket en de verkeersproblematiek in de gemeente Boxtel, overweegt de Afdeling het volgende.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 21 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV9521, onder 2.5.1, geoordeeld dat blijkens de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van de gemeentelijke coördinatieregeling (Kamerstukken II, 2002/03, 28 916, nr. 3, p. 60) niet is beoogd een verplichting aan te brengen in de bundeling en parallelschakeling van procedures. Dit volgt ook uit de redactie van artikel 3.30, eerste lid, van de Wro waar, kort gezegd, is bepaald dat bij besluit van de gemeenteraad gevallen of categorieën van gevallen "kunnen" worden aangewezen waarin de voorbereiding en bekendmaking van op aanvraag of ambtshalve te nemen besluiten worden gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan. De raad heeft beleidsruimte bij zijn besluit of wordt overgegaan tot coördinatie.
Het is volgens de raad niet noodzakelijk om alle verkeersproblemen binnen de gemeente gelijktijdig op te lossen binnen één gecoördineerd voorbereide procedure. Het plan voorziet, in combinatie met de andere maatregelen die zijn beschreven in het Maatregelenpakket, in een oplossing voor het knelpunt dat wordt veroorzaakt door de dubbele spoorwegovergang bij de Tongersestraat. Andere verkeersproblemen zullen worden betrokken bij het nieuwe GVVP MOVE'31. De raad heeft verder toegelicht dat de keuze voor de in het Maatregelenpakket uitgewerkte voorkeursvariant is gebaseerd op een brede afweging waarbij de gevolgen van het maatregelenpakket als geheel voor de verkeersveiligheid, verkeersstromen, inpasbaarheid, leefbaarheid en bereikbaarheid zijn bezien. Daarnaast is per deelproject bezien wat de gevolgen daarvan zijn voor de directe omgeving. Gelet hierop kunnen de planologische besluiten die voorzien in de verschillende deelprojecten van het Maatregelenpakket, volgens de raad worden voorbereid en genomen zonder toepassing van de coördinatieregeling.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad deze afwegingen in redelijkheid ten grondslag kunnen leggen aan zijn keuze om in dit geval geen toepassing te geven aan de coördinatieregeling neergelegd in artikel 3.30 van de Wro. Het is begrijpelijk dat niet alle belanghebbenden het wenselijk vinden dat zij op verschillende momenten verschillende beroepen moeten instellen tegen besluiten die voorzien in delen van de oplossing voor de verkeersproblematiek in de gemeente Boxtel. In aanmerking genomen dat artikel 3.30 van de Wro geen verplichting tot coördinatie bevat, betekent dat echter niet dat de keuze van de raad om voor het plan en andere besluiten die bijdragen aan het oplossen van de verkeersproblematiek, met name in het kader van het Maatregelenpakket, geen toepassing te geven aan artikel 3.30 van de Wro in strijd is met een wettelijk voorschrift of algemeen rechtsbeginsel. Het betoog slaagt niet.
5.3. Gelet op wat hiervoor is beschreven onder 5.1, heeft de raad voor de vaststelling van het plan inzicht verworven in de verkeersproblematiek binnen de gemeente. In dit geval heeft de raad op basis van een getrechterd keuzeproces als uitgangspunt genomen dat het plan moet bijdragen aan een oplossing voor de problematiek die wordt veroorzaakt door de dubbele spoorwegovergang bij de Tongersestraat. De overige verkeersproblematiek zal, samen met de al gemaakte keuzes, worden betrokken in het nog vast te stellen nieuwe GVVP MOVE'31. De Afdeling acht dit uitgangspunt niet onredelijk. Dat het nieuwe beleid later zal worden vastgesteld dan aanvankelijk was beoogd, geeft geen grond voor een ander oordeel. Verder heeft de raad blijkens de plantoelichting de aanvaardbaarheid van het plan beoordeeld in samenhang met de andere in het Maatregelenpakket opgenomen deelprojecten en niet als ware het een op zichzelf staande ontwikkeling. In dat verband heeft de raad onderkend dat het Maatregelenpakket leidt tot een verschuiving van de verkeersdruk, maar heeft hij de voordelen daarvan groter geacht dan de nadelen. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dat standpunt heeft mogen stellen of dat de raad bij de vaststelling van het plan is uitgegaan van een zodanig onjuiste voorstelling van zaken over de betrokken feiten en belangen dat het bestreden besluit daarom niet is voorbereid met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid. Dit betoog slaagt niet.
5.4. Het staat vast dat de raad het plan alleen wil realiseren als ook de overige delen van het Maatregelenpakket, en met name de deelprojecten 1 en 2, dus inclusief de VLK, worden gerealiseerd. Ten tijde van de vaststelling van het plan hadden de raad en het college van burgemeester en wethouders de besluiten genomen die voorzagen in de deelprojecten 1 en 2. Weliswaar waren die besluiten op dat moment nog niet in rechte onaantastbaar en zijn zij door de Afdeling in de uitspraak van 14 augustus 2019 vernietigd, maar de raad heeft toegelicht dat hij en het college van burgemeester en wethouders voornemens waren en zijn om het Maatregelenpakket in zijn geheel uit te voeren. De raad heeft in dat verband toegelicht dat wordt gewerkt aan de benodigde nadere motivering van nieuwe besluiten die zullen voorzien in de deelprojecten 1 en 2, dus ook in de VLK. Verder waren de besluiten die voorzien in de deelprojecten 4 en 5 ten tijde van het vaststellen van plan nog minder ver gevorderd, maar waren deze wel in voorbereiding en hebben diverse van die besluiten inmiddels ook ter inzage gelegen. De raad hoefde er onder deze omstandigheden bij het nemen van het bestreden besluit niet op voorhand van uit te gaan dat de andere onderdelen van het Maatregelenpakket niet binnen een redelijke termijn gerealiseerd kunnen worden. Gelet hierop ziet de Afdeling in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de raad met de vaststelling van het plan had moeten wachten tot de besluitvorming over de andere onderdelen delen van het Maatregelenpakket verder was gevorderd. Dit betoog slaagt niet.
Gevolgen voor de verkeersafwikkeling
6. [appellante sub 2], de Werkgeversvereniging en de Stichting betogen dat de Mezenlaan de verwachte toename van het aantal verkeersbewegingen niet aan kan. Deze weg is daar volgens hen niet op ingericht en ook is deze weg volgens hen te smal. Dat geldt volgens [appellante sub 2] ook voor De Renbaan.
6.1. De raad heeft onderzocht wat de verkeerseffecten zijn als het Maatregelenpakket in zijn geheel wordt gerealiseerd. Omdat die effecten aanvaardbaar zijn, zijn de effecten van het plan dat volgens de raad ook. De resultaten van het onderzoek staan in paragraaf 4.2 van de plantoelichting. De verkeerssituatie in 2016 is vergeleken met de verkeerssituatie zoals die zich in 2028 voordoet zonder dat het Maatregelenpakket is gerealiseerd en met de verkeerssituatie in 2028 waarin het volledige Maatregelenpakket wel is gerealiseerd. In tabel 2 en afbeelding 14 in de plantoelichting staan de resultaten van deze vergelijking. De huidige verkeersintensiteit op de Mezenlaan is 800 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etmaal). In de toekomstige situatie waarin het Maatregelenpakket niet wordt gerealiseerd, wordt dat 1.300 mvt/etmaal. In de toekomstige situatie waarin het Maatregelenpakket wel wordt gerealiseerd, wordt dat 3.100 mvt/etmaal. De huidige verkeersintensiteit op De Renbaan, tussen de Hoefkens en de Nergena, is nihil. In zowel de toekomstige situatie waarin het Maatregelenpakket niet wordt gerealiseerd als de toekomstige situatie waarin het Maatregelenpakket wel wordt gerealiseerd, wordt dat niet meer dan 100 mvt/etmaal, aldus de plantoelichting. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de Mezenlaan en De Renbaan wegen zijn van het type "erftoegangsweg buiten de bebouwde kom", die volgens het GVVP een capaciteit hebben van 8.000 mvt/etmaal. De berekende toekomstige verkeersintensiteit op de Mezenlaan en De Renbaan bedraagt in de situatie waarin het Maatregelenpakket is gerealiseerd maximaal 3.100 onderscheidenlijk 100 mvt/etmaal. Het plan heeft dus niet als gevolg dat de capaciteit van deze wegen wordt overschreden, aldus de raad. [appellante sub 2], de Werkgeversvereniging en de Stichting hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusies van de raad onjuist zijn. De enkele stelling dat de Mezenlaan en De Renbaan te smal zijn en op ongeschikte wijze zijn ingericht, geeft geen aanleiding om aan de conclusies in de plantoelichting en de door de raad gegeven nadere toelichting over deze wegen te twijfelen. In wat [appellante sub 2], de Werkgeversvereniging en de Stichting hebben aangevoerd, ziet de Afdeling, gelet op het vorenstaande, geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare verkeerssituatie. Het betoog slaagt niet.
Ontwikkelingen buiten het plangebied
7. De Werkgeversvereniging en de Stichting betogen dat de dubbele spoorwegovergang bij de Tongersestraat open moet blijven, of in elk geval moet worden vervangen door een tunnel die ook geschikt is voor gemotoriseerd verkeer en niet alleen voor fietsverkeer. De Werkgeversvereniging en de Stichting verwijzen verder naar alle beroepsgronden die zij naar voren hebben gebracht in de beroepsprocedure tegen de besluiten die voorzagen in de sluiting van de dubbele spoorwegovergang en de realisatie van de VLK. [appellante sub 2] kan zich niet verenigen met diverse verkeersmaatregelen die zijn beoogd in het kader van deelproject 3 van het Maatregelenpakket. Het aanbrengen van plateaus en drempels belemmert volgens hem de verkeersafwikkeling op de Mezenlaan. Ook is volgens [appellante sub 2] ten onrechte niet onderzocht of de plateaus (vracht)verkeer hinderen, zodat niet vaststaat dat de verkeersveiligheid en bereikbaarheid gewaarborgd zijn.
7.1. In deze procedure staat uitsluitend het voorliggende plan ter beoordeling. De Afdeling kan in deze procedure niet de aanvaardbaarheid beoordelen van andere ontwikkelingen die worden beoogd buiten het plangebied en die niet met dit plan mogelijk worden gemaakt. De dubbele spoorwegovergang bij de Tongersestraat, de VLK en de verkeersmaatregelen die zijn opgenomen in deelproject 3 van het Maatregelenpakket zijn beoogd buiten het plangebied van het plan dat in deze procedure voorligt en worden met dit plan niet mogelijk gemaakt. Voor zover de beroepen van de Werkgeversvereniging, de Stichting en [appellante sub 2] tegen deze ontwikkelingen zijn gericht, laat de Afdeling die daarom in deze procedure buiten beschouwing.
Inlassen zienswijze
8. De Werkgeversvereniging en de Stichting hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van hun zienswijzen. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. De Werkgeversvereniging en de Stichting hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellante sub 1] en van de Stichting en [appellant sub 4], voor zover het is ingediend door [appellant sub 4], niet-ontvankelijk.
De beroepen van [appellante sub 2], de Werkgeversvereniging en de Stichting en [appellant sub 4], voor zover het is ingediend door de Stichting, zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 1] geheel en het beroep van Stichting Bewonersbelangen Boxtel-Noord en [appellant sub 4] voor zover het is ingediend door [appellant sub 4], niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellante sub 2], Werkgeversvereniging Boxtel en Omgeving en Stichting Bewonersbelangen Boxtel-Noord voor zover het is ingediend door Stichting Bewonersbelangen Boxtel-Noord, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. B.J. Schueler en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.J.M. Stolk, griffier.
w.g. Helder w.g. Stolk
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2019
743.