Einde inhoudsopgave
Wet op de huurtoeslag
Artikel 17 [Minimum-inkomensijkpunt]
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
29-11-2023, Stcrt. 2023, 31878 (uitgifte: 01-12-2023, regelingnummer: 2023-0000680599)
12-05-2023, Stb. 2023, 168 (uitgifte: 23-05-2023, kamerstukken: 35335)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2023, Stcrt. 2023, 31878 (uitgifte: 01-12-2023, regelingnummer: 2023-0000680599)
27-06-2023, Stb. 2023, 247 (uitgifte: 07-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Toeslagen (V)
Huurrecht / Huurtoeslag
1.
Het minimum-inkomensijkpunt wordt verkregen door:
- a.
voor een eenpersoonshuishouden: de uitkomst van 81% van het twaalfvoud van het voor de maand januari van het berekeningsjaar geldende in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag per maand, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen met € 572;
- b.
voor een meerpersoonshuishouden: de uitkomst van 108% van het twaalfvoud van het bedrag per maand, bedoeld in onderdeel a, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen met € 144;
- c.
voor een eenpersoonsouderenhuishouden de uitkomst van: het bedrag van het bruto-ouderdomspensioen voor de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van de Algemene Ouderdomswet, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, vermeerderd met het bedrag van de bruto-vakantie-uitkering, vastgesteld overeenkomstig artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van die wet, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, en de inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 33a, eerste lid, van die wet, per kalenderjaar, zoals die inkomensondersteuning naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te herrekenen naar een jaarinkomen in het berekeningsjaar en dat jaarinkomen te vermeerderen met € 2 340;
- d.
voor een meerpersoonsouderenhuishouden de uitkomst van: twee maal het bedrag van het bruto-ouderdomspensioen voor de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, van de Algemene Ouderdomswet, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, vermeerderd met het bedrag van de bruto-vakantie-uitkering, vastgesteld overeenkomstig artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van die wet, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, en twee maal de inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 33a, eerste lid, van die wet, per kalenderjaar, zoals die inkomensondersteuning naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te herrekenen naar een jaarinkomen in het berekeningsjaar en dat jaarinkomen te vermeerderen met € 2 512.
2.
Bij het minimum-inkomensijkpunt behoort een normhuur van € 226,67.
3.
De normhuur, bedoeld in het tweede lid, wordt verlaagd met:
- a.
€ 1,82 als sprake is van een eenpersoonsouderenhuishouden, en
- b.
€ 3,63 als sprake is van een meerpersoonsouderenhuishouden.
4.
Het in het tweede lid genoemde bedrag wordt met ingang van 1 januari van elk jaar gewijzigd overeenkomstig artikel 27.