HR, 13-03-2018, nr. 16/02246 A
ECLI:NL:HR:2018:327
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-03-2018
- Zaaknummer
16/02246 A
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:327, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑03‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:193
ECLI:NL:PHR:2018:193, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑01‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:327
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑04‑2017
- Vindplaatsen
NJ 2019/7 met annotatie van H.D. Wolswijk
SR-Updates.nl 2018-0120
Uitspraak 13‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Antilliaanse zaak. Medeplegen gewoontewitwassen (art. 435a en 435b SrNA) en deelneming aan misdadige organisatie. Kunnen baren en broodjes goud, die vanuit Venezuela illegaal zijn geëxporteerd naar Aruba en Curaçao, worden aangemerkt als uit enig misdrijf afkomstig? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:3046 inhoudende dat voorwerpen in beginsel slechts kunnen worden aangemerkt als "uit enig misdrijf afkomstig" indien deze afkomstig zijn uit een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de daarin genoemde delictsgedragingen. Voorwerpen m.b.t. welke een misdrijf is begaan, zijn niet reeds daardoor "afkomstig" uit enig misdrijf. Er zijn goudtransporten verzorgd tussen Venezuela en Aruba alsmede tussen Venezuela en Curaçao. De export van het goud uit Venezuela heeft plaatsgevonden zonder exportvergunning, terwijl bij de export sprake is geweest van het opmaken en gebruiken van vervalste documenten teneinde de exportvergunning te omzeilen. Verdachte heeft meerdere van deze goudtransporten begeleid. Hof heeft geoordeeld dat de in de bewezenverklaring vermelde baren of broodjes goud "afkomstig waren uit enig misdrijf" omdat het exporteren van Venezolaans goud op strafbare wijze heeft plaatsgevonden. Hierin ligt als ’s Hofs kennelijke oordeel besloten dat de baren of broodjes goud reeds van misdrijf afkomstig waren omdat misdrijven zijn begaan teneinde de t.z.v. het mede onder begeleiding van verdachte transporteren van die baren of broodjes goud benodigde exportvergunning te omzeilen, zodat sprake is van gewoontewitwassen. Gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld en in aanmerking genomen dat Hof omtrent de herkomst van het goud uitsluitend heeft vastgesteld dat het goud afkomstig is uit Venezuela, is ‘s Hofs oordeel dat de baren of broodjes goud van misdrijf afkomstig waren, niet toereikend gemotiveerd. CAG: anders. Samenhang met 16/03475 A.
Partij(en)
13 maart 2018
Strafkamer
nr. S 16/02246 A
LBS/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 31 maart 2016, nummer H 177/2014, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Namens de verdachte hebben de raadsman en P. van Dongen, advocaat te Rotterdam, daarop schriftelijk gereageerd.
2. Bewezenverklaring, bewijsvoering en kwalificatie
2.1.
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging bewezenverklaard:
"9a
dat hij in de periode van 31 december 2008 tot en met 08 september 2009, in de Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk witwassen van voorwerpen, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen en aldaar - één of meer baren en/of broodjes goud voorhanden gehad en overgedragen terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf.
15
dat hij in de periode van 31 december 2008 tot en met 08 september 2009, in de Nederlandse Antillen heeft deelgenomen aan een vereniging bestaande uit onder meer [medeverdachte] en één of meer andere natuurlijke personen welke vereniging tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, waaronder:
- het gewoontewitwassen van op geld waardeerbare goederen welke deelneming bestond uit:
- het deelnemen aan bovengenoemde misdrijven en
- het per telefoon en/of per e-mail of anderszins onderhouden van contacten met één of meer deelnemers;
- het voorhanden hebben en/of overdragen van op geld waardeerbare goederen verkregen door misdrijf."
2.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"De wijze waarop het transport van het goud vanuit Venezuela heeft plaatsgevonden (het betalen van smeergeld, het vervoeren van het goud buiten het zicht van de autoriteiten om via een bootje dan wel een vliegtuigje) en het opmaken en gebruiken van vervalste documenten om de oorsprong van het goud te verhullen, kan niet anders worden begrepen dan zijnde erop gericht om de exportvergunning te omzeilen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zelf de handel in kwestie als 'regelrechte smokkel' aanduidde. Dat deed hij niet in vraagvorm. Integendeel: hij poneerde de stelling dat van regelrechte smokkel sprake was. Dit alles in combinatie met het door de verdachte erkende gebrek aan enig onderzoek naar de voorwaarden waaronder Venezolaans goud kan worden geëxporteerd, maakt dat het Hof tot het oordeel komt dat de verdachte wist en begreep dat het exporteren van Venezolaans goud zonder exportvergunning strafbaar is.
Ten aanzien van de deelname door verdachte aan de organisatie overweegt het Hof het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte negentien keer aanwezig is geweest bij aankomst van het goudtransport uit Venezuela. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij aankomst van het goud de airwaybill in ontvangst nam, dat hij erbij stond als het goud gewogen werd en dat hij meeliep naar de kluis waarin het goud werd opgeborgen en dat hij wachtte tot de kluis gesloten werd.
Met deze werkzaamheden leverde de verdachte een wezenlijk aandeel aan, dan wel ondersteunde hij in belangrijke mate gedragingen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het (...) oogmerk tot het plegen van misdrijven."
2.3.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als:
"Feit 9a:
het medeplegen van gewoontewitwassen (...)
Feit 15:
deelneming aan een misdadige organisatie (...)"
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel klaagt onder meer over de bewezenverklaring van het onder 9a en 15 tenlastegelegde en in het bijzonder over het oordeel van het Hof dat de in de bewezenverklaring onder 9a vermelde baren en/of broodjes goud afkomstig waren uit enig misdrijf.
3.2.
Art. 435a en 435b van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen luidden ten tijde van de tenlastegelegde feiten:
"Artikel 435a
1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van ten hoogste een miljoen gulden:
a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet of begrijpt dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf;
b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet of begrijpt dat het voorwerp- onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf.
2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
Artikel 435b
Hij die van het plegen van witwassen een gewoonte maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren of geldboete van ten hoogste een miljoen en tweehonderdduizend gulden."
3.3.1.
De tenlastelegging onder 9a is toegesneden op de art. 435a en 435b van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen. Het in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende begrip "afkomstig uit enig misdrijf" moet derhalve geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die bepalingen. Het in de tenlastelegging en de bewezenverklaring onder 15 vermelde "gewoontewitwassen" moet worden geacht te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in art. 435b van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
3.3.2.
De delictsomschrijving in art. 435a, eerste lid, Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen is gelijkluidend aan die in art. 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Nederland. Ten aanzien van laatstgenoemde delictsomschrijving geldt dat voorwerpen in beginsel slechts kunnen worden aangemerkt als "uit enig misdrijf afkomstig" indien deze afkomstig zijn uit een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de daarin genoemde delictsgedragingen (vgl. HR 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3046, NJ 2015/324). Voorwerpen met betrekking tot welke een misdrijf is begaan, zijn bovendien niet reeds daardoor "afkomstig" uit enig misdrijf.
3.4.1.
Blijkens 's Hofs bewijsvoering zijn er goudtransporten verzorgd onder andere tussen Venezuela en Aruba alsmede tussen Venezuela en Curaçao. De export van het goud uit Venezuela heeft plaatsgevonden zonder exportvergunning, terwijl bij de export onder meer sprake is geweest van het opmaken en gebruiken van vervalste documenten teneinde de exportvergunning te omzeilen. De verdachte heeft meerdere van deze goudtransporten begeleid. De onder 15 bewezenverklaarde deelneming aan een vereniging die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven waaronder het gewoontewitwassen van op geld waardeerbare goederen, heeft gelet op die bewijsvoering betrekking op de genoemde goudtransporten.
3.4.2.
Blijkens hetgeen hiervoor onder 2.2 is weergegeven heeft het Hof geoordeeld dat de in de bewezenverklaring onder 9a vermelde baren of broodjes goud "afkomstig waren uit enig misdrijf" omdat het exporteren van Venezolaans goud op strafbare wijze heeft plaatsgevonden. Hierin ligt als het kennelijke oordeel van het Hof besloten dat de baren of broodjes goud reeds van misdrijf afkomstig waren omdat misdrijven zijn begaan teneinde de ter zake van het mede onder begeleiding van de verdachte transporteren van die baren of broodjes goud benodigde exportvergunning te omzeilen, zodat sprake is van gewoontewitwassen. De bewezenverklaring onder 15 heeft daarop mede betrekking. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.3.2 is vooropgesteld en in aanmerking genomen dat het Hof omtrent de herkomst van het goud uitsluitend heeft vastgesteld dat het goud afkomstig is uit Venezuela, is het oordeel van het Hof dat de baren of broodjes goud van misdrijf afkomstig waren, niet toereikend gemotiveerd.
3.5.
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2018.
Conclusie 23‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Antilliaanse zaak. Medeplegen gewoontewitwassen (art. 435a en 435b SrNA) en deelneming aan misdadige organisatie. Kunnen baren en broodjes goud, die vanuit Venezuela illegaal zijn geëxporteerd naar Aruba en Curaçao, worden aangemerkt als uit enig misdrijf afkomstig? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:3046 inhoudende dat voorwerpen in beginsel slechts kunnen worden aangemerkt als "uit enig misdrijf afkomstig" indien deze afkomstig zijn uit een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de daarin genoemde delictsgedragingen. Voorwerpen m.b.t. welke een misdrijf is begaan, zijn niet reeds daardoor "afkomstig" uit enig misdrijf. Er zijn goudtransporten verzorgd tussen Venezuela en Aruba alsmede tussen Venezuela en Curaçao. De export van het goud uit Venezuela heeft plaatsgevonden zonder exportvergunning, terwijl bij de export sprake is geweest van het opmaken en gebruiken van vervalste documenten teneinde de exportvergunning te omzeilen. Verdachte heeft meerdere van deze goudtransporten begeleid. Hof heeft geoordeeld dat de in de bewezenverklaring vermelde baren of broodjes goud "afkomstig waren uit enig misdrijf" omdat het exporteren van Venezolaans goud op strafbare wijze heeft plaatsgevonden. Hierin ligt als ’s Hofs kennelijke oordeel besloten dat de baren of broodjes goud reeds van misdrijf afkomstig waren omdat misdrijven zijn begaan teneinde de t.z.v. het mede onder begeleiding van verdachte transporteren van die baren of broodjes goud benodigde exportvergunning te omzeilen, zodat sprake is van gewoontewitwassen. Gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld en in aanmerking genomen dat Hof omtrent de herkomst van het goud uitsluitend heeft vastgesteld dat het goud afkomstig is uit Venezuela, is ‘s Hofs oordeel dat de baren of broodjes goud van misdrijf afkomstig waren, niet toereikend gemotiveerd. CAG: anders. Samenhang met 16/03475 A.
Nr. 16/02246 A Zitting: 23 januari 2018 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij vonnis van 31 maart 2016 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wegens – kort gezegd – medeplegen van gewoontewitwassen (feit 9a) en deelneming aan een misdadige organisatie (feit 15), veroordeeld tot een gevangenisstraf van 104 dagen.
Er bestaat samenhang met de zaak 16/03475 A. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
4. Bewezenverklaring en bewijsvoering
4.1.
Ten laste van de verdachte is onder 9a bewezen verklaard dat:
“(…) hij in de periode van 31 december 2008 tot en met 08 september 2009, in de Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk witwassen van voorwerpen, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen en aldaar
-één of meer baren en/of broodjes goud voorhanden gehad en overgedragen
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf.”
4.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van politie d.d. 26 november 2009, ordner 18, p. 4.0040-4.0049 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1] , buitengewoon agent van politie, voor zover inhoudende de volgende bevindingen:
Op 10 juni 2008 werd in opdracht van [A] NV (hierna ook [A] NV) gevestigd op Curaçao door notaris [de notaris] opgericht het bedrijf: [B] NV (hierna ook [B] NV genoemd). Daartoe gemachtigd door de directeur van [A] NV, [betrokkene 1] , werd [A] bij de oprichting van [B] NV vertegenwoordigd door [betrokkene 2] . Uit de oprichtingsakte blijkt dat als managing directors zijn aangesteld/benoemd [C] NV en [betrokkene 2] voornoemd.
Door [betrokkene 1] , namens [B] NV is op 22 augustus 2008 middels een zogenoemde power of attorney bepaald dat [medeverdachte] is aangewezen en benoemd als wettelijk vertegenwoordiger van [B] NV. Deze power of attorney is geldig tot 21 augustus 2009.
Door [betrokkene 1] , namens [B] NV is op 22 januari 2009 middels een zogenoemde power of attorney wederom bepaald dat [medeverdachte] is aangewezen en benoemd als wettig vertegenwoordiger van [B] NV. Deze power of attorney is geldig tot 22 januari 2010.
Op 23-12-2008 is er bij de Girobank op Curaçao door [B] NV rekeningnummer [001] geopend. Gemachtigden van die rekening zijn [medeverdachte] en [C] NV. [medeverdachte] voornoemd is daarbij gemachtigd om met betrekking tot dat rekeningnummer te internetbankieren.
2. Een proces-verbaal van politie d.d. 4 december 2009, ordner 18, p. 4.0011 e.v., op ambtseed en -belofte opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , brigadier respectievelijk buitengewoon agent van politie, voor zover inhoudende de volgende bevindingen:
In de periode van 8 december 2008 tot en met 26 maart 2009 zijn door [B] NV de hieronder genoemde goudtransporten uitgevoerd via de route Venezuela - Aruba- Nederland- België.
In de periode van 29 (het Hof leest: 24) april 2009 tot en met 5 september 2009 zijn er door [B] NV de hieronder genoemde goudtransporten uitgevoerd via de route Venezuela-Curaçao-Nederland-België.
Aankomst Aruba | Gewicht (gram) |
9-12-2009 (het Hof leest 2008) | 36.907,91 |
21-12-2009 (het Hof leest 2008) | 97.481,29 |
7-1-2009 | 71.309,83 |
9-1-2009 | 75.783,78 |
18-1-2009 | 98.925,50 |
25-01-2009 | 121.527,85 |
8-2-2009 | 116.213,40 |
1-3-2009 | 73.533,81 |
6-3-2009 | 95.316,15 |
26-3-2009 | 77.018,73 |
Aankomst Curaçao | 864.018,25 (totaal Aruba) Gewicht (gram) |
24-4-2009 | 80.512,35 |
29-4-2009 | 57.694,40 |
30-04-2009 | 45.847,50 |
03-06-2009 | 52.659,72 |
08-06-2009 | 52.848,75 |
23-06-2009 | 30.872,13 |
16-7-2009 | 34.757,67 |
29-07-2009 | 40.082,17 |
12-08-2009 | 38.303, 44 |
433.578,13 (totaal Curaçao) | |
Totaal | 1.297.596,38 |
3. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 15 november 2012, ordner 30, tabblad 25, van de getuige [getuige 1] in het kader van een internationaal rechtshulpverzoek, voor zover inhoudende als verklaring van die getuige:
Vraag: kent u het bedrijf [B] ( [B] )?
Ja, dat is het bedrijf van [medeverdachte] , wij verkochten goud. De commerciële relatie was sinds eind 2008 tot september 2009.
Het goud kwam uit de Venezolaanse mijnen, de staat heeft enkele terreinen ten zuiden van de staat Bolivar in concessie gegeven aan de bedrijven [D] , [E] en de coöperatieven, deze bedrijven extraheren het oud materiaal. Het goud werd door ons verkocht aan [B] en het was goud uit de mijnen van Venezuela.
Vraag: hoe weet u dat het goud uit de Venezolaanse mijnen kwam?
Antwoord: Opdat de bedrijven het materiaal konden bezorgen was nodig een leidraad voor vervoer, uitgegeven door het Ministerie van Industrie en Mijnbouw op dat moment. De Inspecteur van Mijnbouw die de leidraad ondertekent als hij wel aanwezig was op het moment van de productie was het voor mij meer dan logisch dat dat goud geproduceerd werd in Venezuela.
Vraag: Niettegenstaande heeft [B] altijd aan de Antilliaanse autoriteiten certificaten van oorsprong gepresenteerd van een Colombiaanse entiteit, die lieten zien dat het gekochte goud voor [B] afkomstig was van een Colombiaanse mijn. Hebt u uitleg hiervoor?
Antwoord: Ik koop goud in Venezuela en verkoop goud in Venezuela. Ik ben 99,99% zeker dat het goud dat ik verkocht goud uit Venezuela was, wat [B] doet is niet mijn zaak.
4. Een proces-verbaal van politie d.d. 25 september 2009, ordner 20, p-4.1321-4.1324, op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , respectievelijk brigadier en buitengewoon agent van politie, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
U vraagt mij naar mijn betrokkenheid bij het bedrijf [B] . Naar ik meen werd ik in de maand maart of april van 2008 door [medeverdachte] benaderd om bij een bijeenkomst met ene [betrokkene 3] aanwezig te zijn in verband met plannen voor een goudhandel. Ik weet niet meer wanneer de eerste zending goud gekomen is. De eerste zending is volgens mij via Aruba naar het bedrijf [F] in Amsterdam gegaan. Ik heb in totaal ongeveer tien zendingen goud begeleid. Ik ontving van [medeverdachte] een vergoeding van 600,00 dollar per zending. Ik denk dat ik zes a zeven keer bij zendingen via Curaçao ben geweest.
5. Een proces-verbaal van politie d.d. 26 november 2009, ordner 18, p. 4.0177, op ambsbelofte opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] , buitengewoon agent van politie, met de volgende bijlage:
Gespreksnummer [002] Tapjournaal 08-12-2008 10:01:18 Beller: [verdachte] Gebelde: [betrokkene 4]
[verdachte] zegt dat er problemen zijn en dat alles plat ligt. [verdachte] komt samen met [medeverdachte] . [betrokkene 4] vraagt of hij nog wat heeft gezegd. [verdachte] zegt dat hij (verm. [medeverdachte] ) heeft gezegd dat hij 2,5% maakt. [verdachte] zegt dat het niet klopt wat ze doen. Om het cru te zeggen: zonder toestemming van de autoriteiten, het eerste traject. Het is regelrechte smokkel.
6 Een proces-verbaal van politie d.d. 16 oktober 2009, ordner 20, p. 4.1325-4.1330) op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , respectievelijk brigadier en buitengewoon agent van politie, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
De verdachte wordt geconfronteerd met het nummer [002] d.d. 8-12-2008. Het gesprek is naar aanleiding van een ontmoeting tussen [medeverdachte] , [betrokkene 4] en mij, die ik had geregeld. Ik wilde namelijk dat [medeverdachte] in contact kwam met [betrokkene 4] in verband met het feit dat [betrokkene 4] binnen het e-zone verhaal mijn klankbord is. [betrokkene 4] heeft veel meer zicht op transacties en dat type business. Ik bedoel daarmee de goudhandel en de percentage en dergelijke. Met ‘zij’ in dit gesprek bedoel ik [medeverdachte] en zijn organisatie.
7. een proces-verbaal van politie d.d. 10 september 2009, ordner 20, p. 4.1278 en 4.1279, op ambtseed opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] :
V: heeft [B] werknemers in dienst?
A: Nee. Er zijn wel mensen die wat voor ons doen, maar dat is wat anders.
V: Wie zijn dat dan?
A: Als er een zending goud is in Curaçao dan maak ik de papieren klaar op mijn computer. Deze zaken stuur ik naar [verdachte] . [verdachte] gaat met deze spullen naar Curaçao. Op het moment dat [verdachte] klaar is met zijn papieren krijgt hij de airwaybill en de factuur. Die scant hij en stuurt hij per mail aan mij. Het is zo dat ik hem die 600 dollar gun. Hij heeft het al moeilijk genoeg.
8. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2010, ordner 29, tabblad 8, van de getuige [getuige 2] door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het Gerecht Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van die getuige:
Hoe bent u met [B] in aanraking gekomen?
De eerste keer via [getuige 1] en [betrokkene 5] . Zij vroegen mij om goud van Venezuela naar Curaçao te exporteren. [B] heeft contact met mij opgenomen via e-mail. [getuige 1] en [betrokkene 5] betaalden mijn rekening.
Waar komt het goud dat u transporteerde vandaan?
Het komt of uit de mijnen van Venezuela of het is gesmolten door juweliers.
Ik weet niet van bedrijven die openlijk waardetransporten verzorgen van Venezuela naar Curaçao. Als we het kunnen vermijden de douane te vertellen over het goudtransport dan doen we dat. In Venezuela wordt 25 procent van de misdrijven door de politie gepleegd.
Als de douane merkt dat je goud bij je hebt dan moet je steekpenningen betalen en ze vragen wanneer je weer komt. Je moet steekpenningen betalen om te voorkomen dat je exportrechten moet betalen. Als je het op de juiste manier doet moet je en de uitvoerrechten en de steekpenningen betalen. Als je het op de foute manier doet betaal je alleen de steekpenningen, of helemaal niets als je niet gepakt wordt.
9. Een proces-verbaal van politie d.d. 26 november 2009, ordner 18, p. 4.0306 e.v., op ambsbelofte opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] , buitengewoon agent van politie, met de volgende bijlage (p. 4.0315):
tapgesprek tussen [verdachte] en [betrokkene 4] op 12-01-2009:
[verdachte] zegt dat [medeverdachte] vorige week 163 kilo heeft verscheept via Aruba naar [G] in Antwerpen. [verdachte] vraagt wat de kosten zijn als je alles smokkelt. Het gaat goed zolang het niet ontdekt wordt. [medeverdachte] speelt met zijn leven, want hij gaat met criminelen om.”
4.3.
Voorts bevat het vonnis de volgende bewijsoverweging van het hof:
“Met betrekking tot feit 9a heeft de verdachte het volgende verweer gevoerd.
De verdachte heeft ontkend dat hij wist dan wel redelijkerwijs moest weten dat het exporteren van Venezolaans goud zonder exportvergunning strafbaar is. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat iedereen, waaronder Swissport, de douane, de douanerecherche en KLM, de transporten als normaal behandelde en dat ook Doorn, die verstand had van goudhandel en aan wie de verdachte enkele documenten had toegestuurd, tegen hem had gezegd dat de goudhandel naar zijn gevoel legaal was. Dit betekende volgens de verdachte feitelijk dat de goudhandel kennelijk voor legaal kon worden gehouden, wat hem heeft doen besluiten ermee door te gaan.
Het Hof overweegt hieromtrent als volgt.
De wijze waarop het transport van het goud vanuit Venezuela heeft plaatsgevonden (het betalen van smeergeld, het vervoeren van het goud buiten het zicht van de autoriteiten om via een bootje dan wel een vliegtuigje) en het opmaken en gebruiken van vervalste documenten om de oorsprong van het goud te verhullen, kan niet anders worden begrepen dan zijnde erop gericht om de exportvergunning te omzeilen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zelf de handel in kwestie als ‘regelrechte smokkel’ aanduidde. Dat deed hij niet in vraagvorm. Integendeel: hij poneerde de stelling dat van regelrechte smokkel sprake was. Dit alles in combinatie met het door de verdachte erkende gebrek aan enig onderzoek naar de voorwaarden waaronder Venezolaans goud kan worden geëxporteerd, maakt dat het Hof tot het oordeel komt dat de verdachte wist en begreep dat het exporteren van Venezolaans goud zonder exportvergunning strafbaar is.
Ten aanzien van de deelname door verdachte aan de organisatie overweegt het Hof het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte negentien keer aanwezig is geweest bij aankomst van het goudtransport uit Venezuela. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij aankomst van het goud de airwaybill in ontvangst nam, dat hij erbij stond als het goud gewogen werd en dat hij meeliep naar de kluis waarin het goud werd opgeborgen en dat hij wachtte tot de kluis gesloten werd. Met deze werkzaamheden leverde de verdachte een wezenlijk aandeel aan, dan wel ondersteunde hij in belangrijke mate gedragingen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 146 Wetboek van Strafrecht BES bedoelde oogmerk tot het plegen van misdrijven.”
5. Het middel
5.1.
Het middel klaagt dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend dan wel onbegrijpelijk gemotiveerd heeft geoordeeld dat de in de bewezenverklaring bedoelde baren en/of broodjes goud afkomstig waren uit enig misdrijf en dat de verdachte dit wist.
5.2.
Het beroep dat het middel doet op HR 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3046, NJ 2015/324, waarin de Hoge Raad, met betrekking tot het zgn. Hawala-bankieren, heeft geoordeeld dat vermogensbestanddelen in beginsel slechts kunnen worden aangemerkt als afkomstig uit enig misdrijf indien zij afkomstig zijn uit enig misdrijf gepleegd voorafgaand aan het verwerven e.d. daarvan, gaat niet op. Het is niet het – kort gezegd – illegaal exporteren van de baren en/of broodjes goud uit Venezuela dat aan de verdachte wordt verweten, maar het door hem en zijn mededaders in Aruba en Curaçao voorhanden hebben en overdragen van deze (reeds) illegaal uit Venezuela geëxporteerde baren en/of broodjes goud. De in het genoemde arrest geformuleerde rechtsregel betreft juist dergelijk handelen.
5.3.
Het oordeel van het hof dat de baren en/of broodjes goud uit enig misdrijf afkomstig zijn, acht ik voorts toereikend gemotiveerd. Uit hetgeen het hof heeft vastgesteld omtrent de wijze waarop de desbetreffende baren en/of broodjes goud uit het land Venezuela zijn uitgevoerd en vervolgens in de landen Aruba en Curaçao zijn ingevoerd, volgt een – voor de bewezenverklaring voldoende – vermoeden van witwassen, nl. dat – zoals het hof heeft overwogen – het niet anders kan zijn dan dat zij vanuit Venezuela naar Aruba en Curaçao zijn vervoerd op een wijze waarbij de vereiste exportvergunning voor het exporteren van Venezolaans goud werd omzeild, welk handelen een strafbaar feit oplevert.
5.4.
Hierin ligt dan ook besloten de verwerping van het door de verdediging gevoerde verweer dat de export van Venezolaans goud zonder benodigde vergunning pas in 2010 strafbaar is gesteld en ten tijde het gepleegde dus niet strafbaar was. Onbegrijpelijk is het oordeel van het hof geenszins te noemen, gelet op het zich bij de stukken bevindende overzicht van de destijds in Venezuela vigerende wet- en regelgeving met betrekking tot de mogelijkheid en de vereisten voor export van baren en/of broodjes goud en de strafbaarheid van illegale export van goud, waarop een gevangenisstraf staat.
5.5.
Ook de klacht dat het oordeel van het hof dat de verdachte wist dat het exporteren van Venezolaans goud zonder exportvergunning strafbaar is onbegrijpelijk is, treft geen doel. Het hof heeft uit de omstandigheden waaronder de export van het goud uit Venezuela en de import daarvan in Aruba en Curaçao heeft plaatsgevonden, de verklaring van de verdachte dat het ‘regelrechte smokkel’ betrof, in combinatie met de omstandigheid dat de verdachte erkende niet enig onderzoek naar de voorwaarden voor export van Venezolaans goud te hebben gedaan, afgeleid en kunnen afleiden dat de verdachte wist – tenminste in de vorm van voorwaardelijk opzet – dat de baren en/of broodjes goud die hij en zijn mededaders in Curaçao en Aruba voorhanden hebben gehad en overgedragen afkomstig waren uit het strafbare handelen van zonder exportvergunning exporteren van Venezolaans goud.
6. Het middel faalt in al zijn onderdelen en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
7. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
8. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Beroepschrift 07‑04‑2017
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
te Den Haag
Griffienummer: S 16/02246 A
Betekening aanzegging: 8 mei 2017
Cassatieschriftuur
Inzake:
[verdachte],
wonende te [land],
verdachte,
advocaat: mr. R.J. Baumgardt
dossiernummer: 20160430
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen:
Inleiding
Ondergetekende, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gemeenschappelijk Hof Van Justitie te Aruba, Curacao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba d.d. 31 maart 2016, en alle beslissingen die door het hof ter terechtzitting(en) zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen.
Middelen van cassatie
Als gronden van cassatie heeft ondergetekende de eer voor te dragen:
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de artt. 2 Landsverordening Strafbaarstelling witwassen van geld, 435b BES en 49 BES, alsmede 402 en 406 SvNA en wel om het navolgende:
Ten onrechte heeft het hof bewezen verklaard dat de verdachte in de periode van 31 december 2008 tot en met 8 september 2009 tezamen en in vereniging met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk witwassen van voorwerpen door een of meer baren/broodjes goud voorhanden te hebben en over te dragen terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf en dat hij in de periode van 31 december 2008 tot en met 8 september 2009 heeft deelgenomen aan een vereniging welke vereniging tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder het gewoontewitwassen van op geld waardeerbare goederen, nu uit de door het hof gehanteerde bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer kan volgen dat de baren/broodjes goud afkomstig waren uit enig misdrijf, althans zijn de bewezenverklaringen in het licht van hetgeen door en namens de verdachte is aangevoerd met betrekking tot de (wetenschap omtrent de) herkomst van het goud onvoldoende met redenen omkleed.
Toelichting
1.1
Aan verdachte is in feit 9a tenlastegelegd:
‘9.a. (Gewoontewitwassen goud, verkoopbedrag(en) en vliegtuig)
dat hij in de periode van 31 oktober 2008 tot en met 08 september 2009, in de Nederlandse Antillen, in elk geval op Curaçao en/of Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk witwassen van een of meer voorwerpen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (onder meer):
- \—
één of meer baren en/of broodjes, althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) goud (tot een totaal) van circa 1.258 kilogram verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of
()
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of begre(e)p(en) en dat dit/deze voorwerpen(en) — onmiddellijk of middellijk — afkomstig is/zijn en/of was/waren uit enig misdrijf.’
1.2
Onder feit 15 is verdachte tenlastegelegd:
- ‘15.
Oprichten en/of besturen en/of deelname aan één of meer criminele vereniging(en) en/of organisatie(s)
dat hij in de periode van 01 januari 2003 tot en met 8 september 2009, in de Nederlandse Antillen, in haar geval op Curaçao en/of Bonaire,
heeft deelgenomen aan één of meer vereniging(en) en/of één of meer organisatie(s) (bestaande uit (onder meer) [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] één of meer andere natuurlijke personen en/of [A] N.V. en/of [B] N.V. (i.o.) en/of [C] N.V. en/of [D] LTD (Limited) en/of [E] en/of [F] en/of [G] N.V. en/of één of meer (al dan niet in het buitenland gevestigde) rechtspersonen),
welke vereniging(en) en/of welke organisatie(s) tot oogmerk heeft/hebben het plegen van één of meer misdrijven
(waaronder:
- —
het opzettelijk handelen in strijd met één of meer verbodsbepalingen van de Opiumlandsverordening 1960 en/of;
- —
het gewoontewitwassen en/of opzetwitwassen en/of schuldwitwassen van één of meer geldbedragen en/of geldwaardige papieren en/of vorderingen en/of op geld waardeerbare goederen en/of;
- —
het gewoontewitwassen en/of opzetwitwassen en/of schuldwitwassen van één of meer voorwerpen en/of;
- —
het plegen van een valsheid in geschrift, en/of;
- —
het gebruik maken van een vals en/of vervalst geschrift en/of;
- —
het plegen van één of meer (andere) misdrijven),
welke deelneming (telkens) bestond uit:
- —
het deelnemen aan één of meer van de bovengenoemde misdrijven en/of;
- —
het (per telefoon en/of per e-mail en/of anderszins) onderhouden van contacten met één of meer (andere) deelnemers;
- —
het geven van opdrachten aan één of meer mededader(s) in het kader van de voorbereidingen/over de uitvoering van één of meer van de bovengenoemde misdrijven en/of;
- —
het oprichten en/of besturen en/of het gebruiken van (buitenlandse) rechtspersonen teneinde deel te nemen aan één of meer van bovengenoemde misdrijven en/of;
- —
het feitelijk leiding geven aan en/of opdrachtgever aan één of meer door () gepleegde verboden gedraging(en) en/of één of meer van de bovengenoemde misdrijven en/of;
- —
het (doen) openen van één of meer bankrekeningen (al dan niet in het buitenland) teneinde één of meer van de hierboven genoemde misdrijven (mede) te plegen en/of om het (mede) plegen ervan te vergemakkelijken en/of;
- —
het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen van één of meer geldbedragen en/of geldwaardige papieren en/of vorderingen en/of op geld waardeerbare goederen verkregen door misdrijf en/of
- —
het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen van één of meer voorwerpen (middellijk of onmiddellijk) afkomstig uit misdrijf en/of
- —
het verhuren en/of verbergen van de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing van één of meer voorwerpen (middellijk of onmiddellijk) afkomstig uit misdrijf en/of;
- —
het verhuren en/of verbergen jullie de rechthebbende is/was op één of meer voorwerpen (middellijk of onmiddellijk) afkomstig uitmisdrijf en/of;
- —
het verhullen en/of verbergen wie één of meer voorwerpen (middellijk of onmiddellijk) afkomstig uit misdrijf voorhanden heeft (gehad) en/of;
- —
het vals opmaken en/of vervalsen van één of meer geschriften (al dan niet betrekking hebbende op één of meer rechtshandelingen van één of meer natuurlijke personen en/of van rechtspersonen) teneinde één of meer van de hierboven genoemde misdrijven (mede) te plegen en/of om het (mede) plegen daarvan te vergemakkelijken (waaronder briefpapier en/of facturen en/of leenovereenkomsten en/of notulen (van algemene en/of buitengewone vergaderingen van aandeelhouders) en/of administratie en/of boekhouding en/of volmachten en/of documenten (zoals Shipper's Letters(s) of Instruction en/of Commercial Invoices(s) en/of Packing List(s) en/of (douane) documenten);
terwijl hij, verdachte, die organisatie(s) en/of die vereniging(en) heeft opgericht en/of heeft bestuurd.’
1.3
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 14 maart 2016 is onder meer gerelateerd dat door de verdachte ter zitting is aangevoerd:
‘Het goud werd aangevoerd vanuit Venezuela. Bij de aankomst was ik telkens aanwezig.
()
U vraagt mij of ik mezelf nooit heb afgevraagd of je een uitvoervergunning moet hebben van het oorspronkelijke land om iets dat land uit te voeren of dat ik ooit heb gevraagd of je een uitvoervergunning moet hebben. Ik heb me dat niet afgevraagd, dat is ondoenlijk. ()
()
Ik ben nooit betrokken geweest bij de aankoop van het goud. () Ik was aanwezig om te controleren of er geen andere voorwerpen bij waren, of voorwerpen die niet de E-zone in mochten. Ik moest controleren of er goud in de lading zat, zoals opgegeven op de vrachtbrief, dus dat er in zit wat er op de vrachtbrief staat. Dat moest van de overheid. Het was niet mijn taak te onderzoeken of het klopte dat het goud kwam uit het opgegeven land. Dat is ook een ondoenlijke zaak. Stel dat er in Nederland radio's binnenkomen en er staat dat hij radio's uit Frankrijk komen. Ik heb niet de kennis om na te gaan of die radio's daadwerkelijk uit Frankrijk komen. () Ik was er absoluut niet van op de hoogte dat er in Venezuela geen exportvergunning was afgegeven. Ik wist niet eens dat het goud uit Venezuela kwam.
()
Ik ben steeds blijven kijken en ik heb steeds gevraagd aan de douane of alles klopte. () Het is smokkel wanneer niemand mag weten en zien wat je doet. Het is een smokkel wanneer niemand weet, ook de douane niet dat het goud is en dat het aan land is gebracht ()
()
De vliegtuigen met het goud kwamen uit Venezuela, maar ik wist niet dat het goud zelf ook uit Venezuela kwam. Ik heb mezelf wel afgevraagd of het goud via Venezuela mag komen, maar omdat doorvoer hier ook mag, heb ik me daarover verder niet druk gemaakt. Nu lees ik dat er in 2013 wetgeving is gepresenteerd waarin wordt bepaald dat je geen goud vanuit Venezuela mag uitvoeren, maar ik zie niet staan dat je goud ook niet mag doorvoeren. () Van de overheid van Bonaire heb ik met betrekking tot het goud nooit de opdracht gekregen iets te onderzoeken. ()
()
Ik ben in hoger beroep gegaan voor twee feiten. Het openbaar ministerie is niet in hoger beroep gegaan. Toch moet ik mij verweren tegen de verdenking dat ik een malafide constructie heb opgezet om criminelen te faciliteren. Ik heb mij daarop niet voorbereid. () Ik zou de wetenschap hebben dat er sprake was van goudsmokkel omdat ik in 2008 zou moeten weten dat er een stempel zou ontbreken. Het ging nooit over het ontbreken van een stempel. Op het moment dat de douane of een politieagent het vliegtuig binnenstapt wordt er niet te gezegd voor goud er is, er wordt geld gegeven om door te gaan. ()’
1.4
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 14 maart 2016 is voorts vermeld dat mr. E.Th. Wesselius, de raadsman van verdachte, ter zitting het woord heeft gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitaantekeningen. in deze pleitaantekeningen is onder meer vermeid:
‘()
- 15.
De rechter heeft ten onrechte aangenomen en dat er strafbare feiten hebben plaatsgevonden in Venezuela. Er is geen rechtelijke uitspraak van een Venezolaanse rechter bekend, althans niet bij de verdediging noch bij het OM, die tot die aanname kunnen leiden. De Venezolaanse rechter beschouwt deze goudhandel niet als een strafbaar feit. Dat geldt niet alleen voor de goudtransporten in de Fiji zaak, maar dat geldt voor de gehele goudhandel in Venezuela met Curaçao als doorvoerland. De goudtransporten door derden vinden bovendien nu 7 jaar later nog steeds plaats. De rechter in eerste aanleg heeft dus ten onrechte aangenomen dat er in Venezuela door Venezolaanse staatsburgers strafbaar is gehandeld.
- 16.
Zelfs als de rechter aanneemt dat er lokale wetgeving zou zijn overtreden in Venezuela door Venezolanen, dan nog kan hij niet onverkort op de stoel van de rechter aldaar gaan zitten, want, behalve dat hij geen jurisdictie heeft, is hij ook niet bekend met de Venezolaanse wetgeving, de daarbij behorende memorie van toelichting, het ongeschreven recht, de jurisprudentie, het beleid, de politieke en maatschappelijke standpunten omtrent de handhaving van de aangehaalde wetten, en de omstandigheden van het geval. Laat staan dat de Venezolanen die het Curaçaose OM verdenkt, zich op enige wijze hebben kunnen verdedigen zoals het in een rechtsstaat behoort te zijn. Er is dus zolang het tegendeel niet voor een rechter is bewezen, sprake van onschuld.
- 17.
De dubbele strafbaarheidseis gaat in deze zaak zeker ook niet op, want [verdachte] heeft geen enkel strafbaar feit in Venezuela gepleegd. () [verdachte] kan dus ook geen strafbaar feit verweten worden van personen die hij destijds nooit heeft gesproken of ontmoet. De dubbele strafbaarheid is niet bedoeld voor toepassing op vergelijkbare gedragingen die hier voor [verdachte] strafbaar zijn versus verwijtbare gedragingen van derden in een ander land.
- 18.
Een ander aspect waar in het vonnis in eerste aanleg geen rekening mee is gehouden is dat er geen sprake is van witwassen omdat er geen dubbel strafbaar misdrijf is gepleegd. Volgens de gangbare zienswijze voor witwassen, waarbij het gaat om een in het buitenland gepleegde gedragingen, is dat dubbele strafbaarheid benodigd is: het misdrijf waaruit het betreffende voorwerp afkomstig is, welk voorwerp is verhuld, verborgen, et cetera, dient een misdrijf te zijn naar zowel het recht van de toenmalige Nederlandse Antillen (casu quo het huidige BES) als naar recht van Venezuela. De rechter is er bij zijn vonnis vanuit gegaan dat exporteren van goud uit Venezuela verboden is maar laat na te concluderen dat exporteren van goud (in dit geval was er zelfs nog niet eens sprake van exporteren want het betrof doorvoer) binnen onze wetgeving is toegestaan.
- 19.
Zie hiervoor ook de door het OM ingebrachte ‘International Standards on Combatting Money Laundering and the Financing of Terrorism & Proliferation — the FATF Recommandations' van februari 2012 (), waarin in de Interpretiva note to Recommandation 3 (onder 50 Is opgenomen:
‘Predicate offences for money laundering should extend to conduct that occured in another country, which constitutes an offence in that country, and which would have constitude a predicate offence had it occured domestically.’
- 20.
[verdachte] wordt niet geacht de Venezolaanse wet te kennen. Hij heeft ook niet de Venezolaanse nationaliteit. De wetgeving waar het OM 4 jaar later pas sedert 11 september 2013 voor het eerst aan refereert regardeert hem niet.
- 21.
Het openbaar ministerie wenst de gehele strafbaarheid kortweg gesteld, op te hangen aan het ontbreken op de documenten van een stempel van de Centrale Bank van Venezuela. Pas op de zitting van 11 september 2013 maakt het OM melding van deze regels. Vier jaar lang is [verdachte] ondervraagd en zijn getuigen verhoord en nimmer hebben de rechercheurs ook maar een enkele vraag hierover gesteld. De uiteindelijk aangeleverde wettekst is overduidelijk uit oude ‘hardcopies’ afkomstig en in juridisch Spaans opgesteld. Overigens is deze wetgeving nergens online, c.q. officieel gepubliceerd te vinden. De toegankelijkheid tot deze regels is zelfs tot 5 jaar na aanvang van het Fiji onderzoek er zelfs voor het OM niet geweest. () Niemand is van deze regels op de hoogte geweest.
- 22.
Het moet hier ook benadrukt worden en dat het OM zelf aangeeft dat ‘het onvergund exporteren van goud conflicteert of KAN conflicteren met de volgende wetgevingsproducten… ’(). Het spreekt voor zich dat de bevestigd door het woord KAN de onschuldpresumptie hier moet gelden.
- 23.
Het Openbaar Ministerie had gedurende de onderzoeksfase geen idee wat er nu strafbaar zou zijn aan de goud. Er werd dus een aanname gedaan dat het aankopen zou geschieden met drugsgelden en wilde via een ‘fishing expedition’ dit gaan bewijzen. Pas vier was jaren later — 4 jaar na de arrestatie komt mijn en met een andere versie. Hoe wordt [verdachte] geacht wetenschap te hebben van wat er strafbaar zou zijn?
()
Zelfs zonder de tekst van de tenlasteleggingen te wijzigen op 11 september 2013, wordt de vermeende aard van het witwassen zoals in de vorige alinea gesteld door het OM, nu door hen verlegd naar een geheel andere invulling, namelijk dat [verdachte] zou profiteren van misdrijven, met zijn wetenschap in Venezuela begaan door derden.
()
- 24.
Het rechtshulp verzoek aan Venezuela van 16 oktober 2009 gaat onder het mom van een drugsonderzoek. [verdachte] zitten vijf weken in volledige beperking, is slechts vier keer verhoord en het OM weet kennelijk niet waarnaar ze zoekt in Venezuela. Ze wil justitie in Venezuela bewegen om hun te vertellen wat er strafbaar is in Venezuela en overlegde de wetgeving van Nederlandse Antillen inzake psychotrope stoffen als bijlage. () Los daarvan is het niet duidelijk waarom het OM aanneemt dat [verdachte] wel op de hoogte is van de Venezolaanse wetgeving waar ze zelfs vier jaren durende rechtshulpverzoeken pas achter komt.()
()
- 26.
Tekenend is ook dat de Venezolanen [naam 1] en [naam 2] in 2012 een civiele procedure tegen [betrokkene 2] zijn begonnen vanuit Venezuela. Ze eisen daarbij het goud terug, daar deze nog niet door [H] zou zijn afgerekend. Deze heren weten ook dat er diverse rechtshulpverzoeken zijn geweest, ze zijn onterecht in mei 2009 vastgehouden na een anonieme tip dat ze goud aan boord hadden van een vliegtuig en vrijgesproken en zijn verhoord in de Fiji zaak. Desondanks staat hun geen enkele belemmering in de weg om het goud via juridische middelen terug te verkrijgen. Een positie die niet geloofwaardig zou zijn als er een dreiging was van vervolging in Venezuela voor goudsmokkel.
- 27.
[verdachte] wenst hieromtrent een artikel uit de Wall Street Journal te overleggen van 18 augustus 2011. (Productie 5()). Ook hieruit blijkt dat de regelgeving die het OM verlegd inzake de rol van de centrale bank overduidelijk met een korrel zout genomen dient te worden. Ook bevestigt het artikel de opmerking die door de officier van justitie te Caracas is gemaakt ten tijde van het rogatoire verhoor van de heer [naam 3] dat pas in 2010 de export van goud vervolgbaar is geworden.
()
- 32.
Goud is op zichzelf geen verboden goed, zoals drugs dat zijn. Het opzetten van bedrijfsactiviteiten en met dat metaal levert geen enkele strafbaarheid op. () Als een goudhandel wordt opgezet gaat men er niet vanuit dat het strafbaar is. ()
()
- 34.
Voor [H] was het net zoals voor alle andere bedrijven in de goudbranche dus het doel veiligheid. De rechter heeft ten onrechte deze redenatie in het geheel niet meegenomen in zijn oordeel en is er linea recta naar het standpunt van het OM gaan kijken en dat stelde dat [H]/[betrokkene 2] en [verdachte] wisten dat er een stempel nodig was en daarin het motief lag om covert te opereren. Dit terwijl het OM zelf tot september 2013 nog niet eens wist over de Venezolaanse bankstempelregeling of [verdachte] hiervan zelfs maar op de hoogte heeft gesteld om zich daartegen te verweren. Het goud werd ingekocht en daar zijn facturen van. Met behulp van deze facturen is gewoon een BTW teruggave gevraagd aan de Venezolaanse overheid en deze heeft prompt dit ook gerestitueerd zo blijkt uit de stukken die het hof zelf op de eerste regiezitting in 30 oktober 2014 aan [verdachte] heeft aangeleverd. ()
()
- 35.
Het OM heeft deze facturen echter niet aan de verdediging ter hand gesteld en heeft tot op de regiezitting van 30 oktober 2014 volgehouden dat ze nooit zijn aangeleverd. [verdachte] is er steevast om blijven vragen omdat hij via een videoverbinding gedurende het verhoor van [naam 2] getuige was van de overdracht. Toen de Hofpresident deze echter tijdens de regiezitting wel bleek te bezitten was het standpunt van het OM dat ze ‘het grappig vond want zij hadden ze niet ’(!). [verdachte] kan de grap daarvan niet inzien. Deze facturen laten zien dat er gewoon een administratie werd bijgehouden en men dus niet in de openbare commerciële en fiscale kanten van de transporten wilde wegmoffelen.
- 36.
Waarom is er tegen geen der bedrijven die sedert 1984 Curacao als doorvoerland gebruiken voor de goudtransporten naar Europa actie ondernomen? Het OM schermt met het feit dat het hier haar prerogatief betreft. Ze mag dat helemaal zelf bepalen en sluit ook niet uit dat anderen in de toekomst vervolgd zullen worden. De rechter heeft het OM daarin gelijk gegeven. De rechter stelt dat de douane een achteloze houding had maar dat het niet de consequentie kan en mag hebben dat het OM niet het recht meer heeft om te vervolgen op basis van het verbod van willekeur. De rechter keek dus naar de situatie dat het handelen of nalaten van een overheidsinstantie gevolgen heeft voor de andere instantie. Deze benadering van de rechter geeft geen antwoord op de vraag die door de verdediging ter zitting is opgeworpen namelijk dat er opgewekt vertrouwen is geweest door de vele andere transporten op dezelfde manier door derden, waardoor [verdachte] er van uit mocht gaan dat [H] legaal handelde.
- 37.
De rechter heeft een aantal stappen genomen die aannames zijn. Eerst heeft hij aangenomen dat er in Venezuela strafbaar is gehandeld door de heren (). Vervolgens heeft de rechter aangenomen dat zowel [betrokkene 2] als [verdachte] hier volledige wetenschap van hadden. Tenslotte heeft de rechter aangenomen dat het handelen van [verdachte], in casu het benaderen van de douane met het doel om zich in te dekken, omdat hij dan later zou kunnen zeggen dat hij afgegaan is op het standpunt van de douane dat er niets aan de hand is, en zich daarmee zou kunnen verschonen. Als [verdachte] geen weet had van enig strafbaar feit in Venezuela ondanks al het mogelijke wat hij gedaan heeft om uit te vinden of er niets illegaals in de ezone van Bonaire plaatsvond, dan zijn de aannames van de eerste rechter niet vol te houden. Het ligt voor de hand dat [verdachte] wel degelijk terecht op het standpunt van de douane en alle participanten is afgegaan en mocht afgaan dat er niets illegaals gebeurde. Ten overvloede, tot op heden gebeurt het nog steeds wat ook verklaard wordt in het laatste verhoor van de heer [naam 4] (PRODUCTIE 9 ()
- 38.
Tekenend is ook dat Venezolanen [naam 1] en [naam 2] in 2012 een civiele procedure tegen [betrokkene 2] zijn begonnen vanuit Venezuela. Ze eisen daarbij het goud terug ()
()
- 39.
Ook van belang is het volgende: () [naam 3] verklaarde dat de OvJ van Caracas de opmerking maakte tijdens het verhoor dat [naam 3] in de periode van de goudtransporten niet strafbaar was, maar na mei 2010 dat wel zou zijn geworden (per die datum heeft Chavez het ‘Permuta’ systeem afgeschaft) door de verandering van de wetgeving.() Ondanks dat de rechter heeft besloten dat de officier in Caracas niet gehoord mag worden, meent [verdachte] dat dit belangrijk is en daar het OM zich op de aanname van de rechter in eerste aanleg betrekt die stelt dat de strafbaar is gehandeld in Venezuela terwijl het juist niet strafbaar was voor 2010.
()
- 41.
Er is geen sprake van witwassen. Indien het inderdaad zo is dat er een toestemming had moeten zijn van de Centrale Bank om te mogen exporteren levert dat hoogstens fouten op en geen witwassen. In de redenering van het OM zou anders iedere Nederlander die zijn belastingaangiften onjuist invult en daardoor een te laag of niet wordt aangeslagen een witwasser zijn en ook degene die indirect ermee te maken heeft. ()
()
- 43.
De Venezolaanse autoriteiten hebben nimmer zelf initiatief getoond in enig strafrechtelijk onderzoek. ()
()
- 44.
Nu het OM tot 2013 geen enkele kennis van de wetgeving die volgens het onderzoek dat het Openbaar Ministerie in Caracas voor haar heeft gedaan had; hoe logisch is dat het dan om aan te nemen dat [verdachte] die specifieke kennis wel bezat in 2008 en al die tijd heeft geweten van deze wetgeving? [verdachte] zou volgens het OM toegang tot die kennis omtrent die wetten moeten hebben gehad om het te kunnen stellen dat ‘wat ze doen regelrechte smokkel is ’. Nogmaals: [verdachte] wist niet beter dan dat het goud uit Zuid Amerika kwam. Hij had geen idee hoe een goudtransport plaatsvond want hij had het in 2008 nog nooit bijgewoond. Omdat het ook in Venezuela doorvoer was ging hij er niet vanuit dat de Venezolaanse wetgeving van toepassing was. Hij kende ook niemand in Venezuela, nog sprak hij Spaans laat staan dat hij juridisch Spaans kon lezen.
- 45.
Tenslotte dient ook opgemerkt te worden dat het op de stoel zitten van de Venezolaanse rechter en werking van hun wetten beoordelen vanuit een andere jurisdictie en daar conclusies uit trekken zich niet verdraagt met de verschillen bestaan tussen de Antillen en Nederland enerzijds en in Venezuela anderzijds aan de qua functioneren van de rechtsstaat. ()
()
- 46.
De rechter in Eerste Aanleg neemt aan dat [verdachte] kennelijk op de hoogte is van deze regels in Venezuela want hij heeft het OM gevolgd in haar conclusie dat er door [verdachte] witwassen is medegepleegd omdat hij wist dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf zonder dat er enigszins duidelijk is geworden hoe [verdachte] ooit toegang zou moeten hebben gehad tot de bancaire regels van Venezuela omtrent de export van goud. Dit is volledig onjuist en er is geen enkel bewijs dat dit zo zou zijn.
()
- 49.
De douane op Aruba laat merken dat ze het een volstrekt normale activiteit vindt. De douane recherche helpt mee de dozen aan land te dragen en verzorgt gewapend de transport van de haven naar de luchthaven. Ook de douane op Hato Airport geeft aan dat het ‘business as usual is () [verdachte] heeft dus net als de Douane, Douanerecherche, Swissport en de KLM, betrokken bij het transport van het goud, geen enkele manier om te kunnen concluderen dat er iets illegaals aan het goudtransport zou zijn. Het is geen smokkel, het is ‘covert’ niet zichtbaar, zodat de buitenwereld niet tot veiligheidsrisico's kan leiden.
()
Het OM doet de buitengewone claim dat er bij [verdachte] wetenschap is van smokkel en de uitleg aan de taps te geven die met zich meebrengt dat [verdachte] bekend moet zijn met de goudwetgeving in Venezuela en tevens al op voorhand weet dat de documenten bij de transporten die nog moeten plaatsvinden — uitgevoerd door mensen die hij niet kent —, niet van de exportstempel zijn voorzien. Een helderziendheid die gek genoeg de douane, Swissport en KLM niet wordt tegengeworpen terwijl die reeds jarenlang op dezelfde wijze de doorvoer van goudbedrijven.
()
- 63.
[verdachte] heeft in alle jaren dat het onderzoek nu loopt met stelligheid aangegeven dat hij niet op de hoogte was dat er iets illegaals zou zijn met de goudtransporten. [verdachte] kan nog immer niet zien hoe de goudtransporten tot witwassen zouden kunnen leiden. Hij heeft de argumenten daarvoor dan ook aangevoerd in eerste aanleg. De rechter in eerste aanleg is daarbij echter geheel voorbijgegaan aan op het moment dat hij de aanname maakte, dat er sprake zou zijn van strafbare gedragingen in Venezuela door Venezolanen en heeft niet gekeken naar:
- a.
Het feit dat goud geen verboden goed betreft maar een legitiem goed en er dus geen argwaan ten aanzien van het product zelf kan bestaan ()
()
- b.
De werkwijze van de ondernemersactiviteiten die voor alle bedrijven hetzelfde is. [H] is geen uitzondering geweest. De getuigen (), () en de piloten verklaren dat er geen verschil was in de werkwijze sinds 1984 tussen [H] en de andere handelaren die al jaren actief zijn.
- c.
Dat daarmee enorme omzetten worden gerealiseerd door de bedrijven waarbij [H] de kleinste speler was.
- d.
Dat de gerenommeerde bedrijven er exclusief en pro actief aan meewerken zoals Swiss (volgens een eigen web site 58.000 werknemers verdeeld over 365 kantoren in 35 landen met een omzet van € 20 miljard euro) en de KLM-Air France (met 101000 werknemers en een jaaromzet van € 26 miljard Euro). Beide bedrijven zijn volledig bekend en gewend aan te wijzen voor het transport uit Venezuela uitgevoerd wordt en er geen enkele reserve getoond of hoeven tonen omdat er volgens hen niets illegaals gebeurde. Het is overigens opvallend dat het OM deze bedrijven niet probeert te vervolgen voor het profiteren van vermeende illegale activiteiten in Venezuela, nu deze bedrijven vele malen grotere winsten en over een aanzienlijke periode hebben gemaakt en nog maken in de goudhandel, en zijn op net als BPM en destijds nog steeds betrokken bij de doorvoer van goud in de regio.
- e.
Dat de douane van de Nederlandse Antillen eveneens decennia lang akkoord is met de werkwijze. De douane is de aangewezen instantie die de controles uitvoert en de wettelijke instrumenten bezit om de legaliteit van import, export en doorvoer te bewaken. Hoofd van de douane stelt dat voor de wet bij doorvoer alleen de factuur relevant is; die mag niet vervalst zijn. De douane heeft keer op keer geantwoord op de vraag van [verdachte] om alle papieren in orde waren en of ze monsters nodig hadden dat alles ok was. [verdachte] is daar dus ook van uitgegaan. ()
()
- f.
Dat de Centrale Bank van Europa schriftelijk en nog voor daadwerkelijke aanvang van de transporten verklaard dat er inzake de goudtransporten geen bezwaren zijn.
- g.
Dat de douane recherche te Aruba ook een overheidsinstantie is die alle wettelijke bevoegdheden bezit om illegale activiteiten te stoppen, geen enkele reserve heeft en zelfs iedere keer de rol tot zich neemt om als gewapende koeriersdienst goudbaren te vervoeren van de boot in de haven naar het vliegveld van Aruba.
()
Nu er al sprake is dat er nooit strafbare feiten in Venezuela zijn gepleegd maar het allemaal ‘business as usual’ was, zijn deze bovenstaande punten een versterking van het feit dat de doorvoerhandel van goud altijd zo heeft gefunctioneerd en het dus terecht het vertrouwen heeft gewekt dat het allemaal volstrekt illegaal is.
- 64.
[verdachte] heeft altijd verklaard dat hij er van uitging dat het goud afkomstig was uit Colombia en andere landen in Zuid Amerika. Hij heeft ook geen reden gehad om aan te moeten nemen en dat het anders was. ()
()
- 67.
[verdachte] heeft bij de goudransporten geen enkele terughoudendheid betracht naar de douane en douanerecherche. ()
()
- 68.
Er is bij [verdachte] geen enkele kennis aanwezig over die in identiteit van de personen in Venezuela en Colombia, nog heeft hij ooit in enige vorm contact met ze gehad (tot na zijn schorsing). Hij heeft ze nooit ontmoet en het eerste transport naar Curaçao moet nog plaatsvinden. Zelfs bij het eerste prof transport naar Uruba is [verdachte] niet bij geweest. Hoe kon [verdachte] weten dat deze verzenders van het goud wellicht geen aangifte hadden gedaan van het transport bij de centrale bank van ze Venezuela en dus de kans liepen geen exportvergunning te krijgen? ()
()
- 69.
Het OM geeft aan zonder context dat de opmerking ‘het is regelrechte smokkel’letterlijk dient te worden genomen en dus een bewijs van wetenschap is. Het OM laat echter wel weg dat er op dat moment van deze uitspraak er geen kennis is bij [verdachte] over hoe de transporten plaatsvinden, laat staan dat [verdachte] weet dat er daarvoor een stempel van de centrale bank nodig zou zijn. Ten tijde van de uitspraak is er nog geen goud de Antilliaanse grens over gegaan, [verdachte] heeft geen idee hoe de transporten plaatsvinden. Noch met [naam 5], noch met ieder ander is er ooit een gesprek geweest waarbij er enig verband is gelegd of vrij is gesproken over het omgaan met criminelen door [verdachte]. Het tegendeel is juist gebeurd. [verdachte] heeft juist openlijk gesproken over het goud met meerdere gezagdragers.
- 70.
De opmerking dat het regelrechte smokkel is, is door [verdachte] in algemene zin bedoeld. Als [verdachte] de opmerking plaatst over de telefoon dat het ‘regelrechte smokkel’ is nemen zowel [naam 5] als [verdachte] niet de conclusie aan dat het echt zo is. Het is in het kader van de onderzoeksplicht die [verdachte] heeft als beheerder van de Ezon gespeculeerd. De heer [naam 5] verklaart dat ook zeer duidelijk en had deze zelfde verklaring ook na september 2009 willen geven. Zie tapgesprek af te luisteren 1.5 uur -17e minuut. ‘Kan nooit het OM zijn…’
- 71.
[verdachte] heeft gesproken met gezagdragers over de goudransporten die in deezone plaatsvonden. Daarbij kwam ook ter sprake in het aspect dat er onderzoeken naar hem zouden lopen. [verdachte] had degelijk om zoek naar de goudhandel die cliënt [H] uitvoerde. Indien hij wel wetenschap zou hebben van enig onderzoek naar hem, is het niet logisch is dat hij gewoon de transporten keer op keer zou blijven bijwonen. Als [verdachte] criminele activiteiten zou ondernemen is het laatste wat hij zou doen, en dat geldt voor iedere persoon met zijn intellect en kennis van juridische zaken, is daarover met anderen praten en zeer zeker niet met een Hoofd van Polities, een Rijksvertegenwoordiger of een Officier van Justitie en even later weer een transport bijwonen.
- 72.
Ten tweede is onder de neus van onderzoekers er gewoon mee doorgaan ook alleen te verklaren als hij niet op de hoogte bent dat het strafbaar zou kunnen zijn. De meest logische verklaring is eenvoudig weg dat [verdachte] niet ervan uitging dat de goudransporten illegaal zouden zijn. ()
()
- 75.
Volgens het OM geeft [verdachte] blijk van wetenschap van smokkel van goud op 8 december 2008 door de onderhavige uitspraak. Als [verdachte] maanden later ten kantore van de toenmalige Rijksvertegenwoordiger () aan tafel zit, laat hij uitgebreid over de goudransporten. Wat is dan waarschijnlijker: dat [verdachte] onbevangen praat over het goud en dus geen wetenschap van illegale praktijken bezit, of dat [verdachte] deze kennis wel bezit en doelbewust dus () van de hoed en de rand informeert, met als doel de autoriteiten te misleiden omtrent goudransporten, met de verwachting dat het inlichten van autoriteiten niet tot enige actie zal leiden, een uitkomst die een ieder dan waarschijnlijker moet vinden dan dat er geen actie van autoriteiten zal volgen als ze er niet van zouden weten.
()
- 81.
() [verdachte] heeft in eerste aanleg aangevoerd waarom hij niet tot en de opmerkingen in een hele andere veel logischer context geïnterpreteerd dienen te worden. ‘Wat ZE doen is regelrechte smokkel’ heeft een significant andere betekenis als ‘wat WE doen is regelrechte smokkel.’ ()
()
- 88.
[verdachte] heeft de expertise van [naam 5] aangenomen en heeft mede op grond daarvan en alle andere factoren aangenomen dat er geen strafbare zaken plaatsvonden inzake de doorvoer van goud. (Het sluiten er is totale onwetendheid ondanks herhaald en diepgaand onderzoek en overleg met elkaar. [verdachte] doet dus ook nimmer een poging zijn betrokkenheid bij de transporten te verhullen immers het is al volkomen illegaal. Ook als hij met gezagdragers praat doet hij geen pogingen om de goudhandel om de goudhandel voor hen verborgen te houden, integendeel, hij praat er vrijelijk over, nog neemt hij stappen om te staken met zijn betrokkenheid wat een ieder gezond weldenkend mens zou doen als hij weet heeft van enige strafbaarheid. ()
()
- 90.
Nu er niet gesteld kan worden dat er sprake is van een profiteren van een strafbare handeling in Venezuela onder Venezolaans recht door velen zullen aan een is er dus ook geen sprake van een misdrijf. Er is geen sprake van een misdrijf waaraan deelgenomen is.
()
Conclusie
[verdachte] vraagt volledige vrijspraak op alle resterende veroordelingen in eerste aanleg gezien:
- —
Niet is komen vast komen te staan dat er sprake is van gepleegde strafbare feiten door derden in Venezuela waar hij van geprofiteerd zou hebben.
- —
Ook in het geval dat wel zo zou zijn vraagt [verdachte] volledige vrijspraak omdat genoegzaam is vast komen te staan dat [verdachte] niet heeft geweten dat er strafbaar zou zijn gehandeld. ()’
1.5
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
‘9a
dat hij in de periode van 31 oktober 2008 tot en met 08 september 2009, in de Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk witwassen van één of meer voorwerpen, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen en aldaar:
- —
één of meer baren en/of broodjes goud voorhanden gehad en overgedragen
()
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat deze voorwerpen — onmiddellijk of middellijk — afkomstig waren uit enig misdrijf.
- 15.
dat hij in de periode van 31 december 2008 tot en met 08 september 2009, in de Nederlandse Antillen heeft deelgenomen aan een vereniging bestaande uit onder meer [betrokkene 2] en één of meer andere natuurlijke personen welke vereniging tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, waaronder:
- —
het gewoontewitwassen van geld waardeerbare goederen
welke deelneming bestond uit:
- —
het deelnemen aan bovengenoemde misdrijven en
- —
het per telefoon en/of per e-mail of anderszins onderhouden van contacten met één of meer deelnemers;
- —
het voorhanden hebben en/of overdragen van het geld waardeerbare goederen verkregen door misdrijf.’
1.6
In het arrest heeft het hof overwogen:
‘De verdachte heeft ontkend dat hij wist dan wel rederlijkwijs moest weten dat het exporteren van Venezolaans goud zonder exportvergunning strafbaar is. ()
()
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De wijze waarop het transport van het goud vanuit Venezuela heeft plaatsgevonden (het betalen van smeergeld, het vervoeren van het goud buiten het zicht van de autoriteiten om via een bootje dan wel een vliegtuigje) en het opmaken en gebruiken van vervalste documenten om de oorsprong van het goud te verhullen, kan niet anders worden begrepen dan zijnde erop gericht om de exportvergunning te omzeilen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zelf de handel in kwestie als regelrechte smokkel aanduidde. Dat deed hij niet in vragende vorm. Integendeel: hij poneerde de stelling dat van regelrechte smokkel sprake was. Dit alles in combinatie met het door de verdachte erkende gebrek aan enig onderzoek naar de voorwaarden waaronder Venezuela goud kan worden geëxporteerd, maakt dat het hof tot het oordeel komt dat de verdachte wist en begreep dat het exporteren van Venezolaans goud zonder exportvergunning strafbaar is.
Ten aanzien van de deelname door verdachte aan de organisatie overweegt het hof het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte 19 keer aanwezig is geweest bij aankomst van het goudtransport uit Venezuela. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij aankomst van het goud de airwaybill in ontvangst nam, dat hij erbij stond als het goud gewogen werd en dat hij meeliep naar de kluis waarin het goud werd opgeborgen en dat hij wachtte tot de kluis gesloten werd.
Met deze werkzaamheden leverde de verdachte een wezenlijk aandeel aan, dan wel ondersteunde hij in belangrijke mate gedragingen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 146 werd ook van strafrecht BES bedoelde oogmerk tot het plegen van misdrijven.’
1.7
In het arrest heeft het hof met betrekking tot de strafoplegging onder meer overwogen:
‘De verdachte heeft goud dat zonder de daarvoor vereiste exportvergunning Venezuela werd uitgevoerd, in ontvangst genomen en is betrokken geweest bij de doorvoer daarvan. De verdachte heeft deze feiten in georganiseerd verband gepleegd.
Zelfs indien het juist zou zijn dat in Venezuela de wetgeving betrekking tot uitvoer van goud niet wordt nageleefd, doet dit aan de onwenselijkheid van invoer van goud zonder vergunning niet af, nu het rechtsgoed van de BES daardoor wordt aangetast. ()’
1.8
Uit het arrest volgt dat het hof klaarblijkelijk van mening is dat verdachte zich aan de bewezenverklaarde feiten schuldig heeft gemaakt doordat sprake zou zijn geweest van het opzettelijk witwassen van baren/broodjes goud door deze voorwerpen voorhanden te hebben en over te dragen, waarbij deze voorwerpen afkomstig zouden zijn geweest uit enig misdrijf. Van een voorwerp dat afkomstig is uit enig misdrijf is sprake indien het voorwerp afkomstig is uit een voorafgaand misdrijf. Het hof heeft klaarblijkelijk geoordeeld dat het goud uit enig misdrijf afkomstig is geweest nu de goudbaren uit Venezuela zijn geëxporteerd zonder de daarvoor vereiste exportvergunning. De omstandigheid dat de betreffende goudbaren zonder exportvergunning Venezuela zouden zijn uitgevoerd houdt evenwel niet in dat de goudbaren zelf uit enig voorafgaand misdrijf afkomstig zijn. Door het in strijd met een wettelijke plicht niet aangeven van de uitvoer, bestaat mogelijk wel een voordeel maar dat houdt niet in dat de betreffende goudbaren zèlf afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener is bijvoorbeeld strafbaar maar dat houdt niet in dat de geldbedragen die een dergelijke hawala-bankier heeft verworven uit enig misdrijf afkomstig zijn (HR 28 oktober 2014, NJ 2015,324,mnt. MJB). In zijn noot onder het arrest wijst [naam 6] erop dat de bank die zonder vergunning bepaalde diensten aanbiedt en in dat kader geld in ontvangst neemt op dat moment een economisch misdrijf begaat en het geld voorhanden heeft gehad, maar dat dit niet (tevens) inhoudt dat de geldbedragen daardoor uit enig misdrijf afkomstig zijn. Gelet hierop getuigt het oordeel van het hof in de onderhavige zaak dan ook van een onjuiste rechtsopvatting.
1.9
Voorts is het volgende van belang. Witwassen is strafbaar indien witgewassen voorwerpen afkomstig zijn uit een voorafgaand misdrijf. Voorwerpen verkregen door bijvoorbeeld overtredingen vallen hier buiten. Ter zitting in hoger beroep is uitdrukkelijk aangevoerd dat de export van Venezolaans goud zonder benodigde vergunning pas strafbaar is gesteld in 2010, derhalve nadat het i.c. bedoelde goud was uitgevoerd. Dit verweer, wat in strijd is met de bewezenverklaring, maar niet met de gebezigde bewijsmiddelen, is niet door het hof weerlegd, zodat het arrest, althans de bewezenverklaringen onvoldoende met redenen is/zijn omkleed (zie in dit verband o.m. HR 26 september 2006, NJ 2006, 541; HR 8 april 2008, NJ 2008, 231 alsmede HR 11 augustus 2008, NJ 2009, 131,mnt PMe).
1.10
Het bovenstaande klemt te meer nu de verdediging (door argumenten geschraagd) uitdrukkelijk heeft aangevoerd dat de Antilliaanse rechter niet zonder meer zal mogen aannemen dat het exporteren van Venezolaans goud uit Venezuela aldaar strafbaar is, terwijl het hof in het onderhavige arrest weliswaar impliciet heeft aangegeven dat het feit in Venezuela strafbaar zou zijn, maar dit oordeel niet nader heeft gemotiveerd. Daar komt nog bij dat naar de mening van verdachte de uitleg van buitenlands recht een expliciet en gemotiveerd oordeel van de rechter vergt in gevallen als het onderhavige, waarin uitdrukkelijk is aangevoerd dat het feit in Venezuela niet strafbaar was.
1.11
Naar de mening van verdachte zijn de overwegingen/vaststellingen van het hof, dat verdachte wist althans heeft begrepen dat het exporteren van Venezolaans goud zonder exportvergunning strafbaar is, ook onbegrijpelijk in het licht van hetgeen de verdachte daaromtrent (onweersproken) naar voren heeft gebracht. Zo is immers uitdrukkelijk en onderbouwd naar voren gebracht dat verdachte niet heeft geweten en ook niet heeft behoeven te vermoeden dat een exportvergunning benodigd zou zijn gelet op de omstandigheid dat hem geen wetgeving dienaangaande bekend was; wetgeving ook niet op de gebruikelijke wijze geraadpleegd zou kunnen worden; verdachte de Spaanse taal niet spreekt en ook niet in Venezuela woonachtig is geweest; verdachte geen overleg heeft gehad of contact heeft gehad met degenen die vanuit Venezuela het goud het land hebben uitgevoerd; het het openbaar ministerie klaarblijkelijk in 2009 ook niet duidelijk was dat mogelijke exportbepalingen van Venezuela zouden zijn overtreden nu het openbaar ministerie er in dat jaar vanuit is gegaan dat er sprake is geweest van drugshandel; professionele partijen zoals Swissport voorheen en ook nog nadien op dezelfde wijze gehandeld hebben als verdachte; in Venezuela btw is teruggevraagd en ook terug is ontvangen; douane autoriteiten op de hoogte zijn geweest van de aard van de goederen, zodat op grond van deze omstandigheden de bewezenverklaringen onvoldoende met redenen zijn omkleed. Hetgeen verdachte en de verdediging hebben aangevoerd wordt ook niet weerlegd door de door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Uit de door het hof gehanteerde bewijsmiddelen blijkt bijvoorbeeld niet dat ten tijde van de gedragingen van de verdachte Venezolaans goud alleen geëxporteerd zou kunnen worden met een exportvergunning. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt ook niet dat verdachte heeft geweten van het betalen van smeergeld; het vervoeren van goud buiten het zicht van de autoriteiten om via een bootje dan wel een vliegtuigje; het opmaken en gebruiken van de vervalste documenten om de oorsprong van het goud te verhullen. Dat het vervoeren van goud buiten het zicht van de autoriteiten om via een bootje of vliegtuigje op verdachte wijze zou hebben plaatsgevonden en dat verdachte hieruit ook voldoende wetenschap zou hebben kunnen verkrijgen van een misdadige herkomst is overigens ook onbegrijpelijk in het licht van hetgeen door de verdediging (onweersproken) is aangevoerd, te weten dat de douane autoriteiten van de aard van het ingevoerde materiaal op de hoogte zijn geweest. Dat verdachte bijvoorbeeld heeft geweten dat er sprake is geweest van Venezolaans goud en niet van goud afkomstig uit een ander Zuid Amerikaans land en er geen sprake is geweest van de doorvoer maar van export blijkt ook niet uit de bewijsmiddelen. Ook op grond van deze omstandigheden zijn de bewezenverklaringen onvoldoende met redenen omkleed.
1.12
De overweging van het hof, inhoudende dat uit bewijsmiddelen blijkt dat verdachte 19 keer aanwezig is geweest bij de aankomst van het goudtransport uit Venezuela is voorts onbegrijpelijk en in strijd met de door het hof als bewijsmiddel (4) gebezigde verklaring van verdachte, inhoudende:
‘() Ik denk dat ik zes à zeven keer bij zendingen via Curaçao ben geweest.’
zodat de bewezenverklaringen onvoldoende met redenen zijn omkleed. Niets kan worden gesteld dat verdachte door het verzuim niet in zijn belangen is geschaad. Niet, althans onvoldoende, kan worden uitgesloten dat het hof zijn oordeel omtrent het ‘gewoonte’-witwassen en de deelneming aan de criminele organisatie mede gebaseerd heeft op het aantal maal dat verdachte volgens het hof aanwezig zou zijn geweest bij de aankomst van het goudtransport. Dit vergt een nieuwe beoordeling van het hof.
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Spijkenisse, 4 juli 2017
Advocaat