NJB 2020/429:Bedrog. Vernietiging van een arbeidsovereenkomst. Een sollicitant wordt in dienst genomen op grond van opzettelijk onjuiste mededelingen op zijn curriculum vitae. De werkgever ontdekt dat, vernietigt de arbeidsovereenkomst wegens bedrog en vordert het betaalde salaris terug. Het hof overweegt dat buitengerechtelijke vernietiging van een arbeidsovereenkomst wegens bedrog mogelijk is, maar dat daarvoor vereist is dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is gebleken. Hoge Raad: Het kunnen slagen van een beroep op (buitengerechtelijke) vernietiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrog mag niet afhankelijk worden gesteld van de eis dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is gebleken. Het wettelijk stelsel van het ontslagrecht strekt niet tot bescherming van een werknemer die bedrog pleegt bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst. De rechter kan onder omstandigheden (i) de werking geheel of gedeeltelijk ontzeggen aan de vernietiging, (ii) de verplichtingen tot ongedaanmaking toesnijden op de omstandigheden van het geval en (iii) het beroep op vernietiging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar achten