V-N 2014/13.18
Prejudiciële vragen over heffingsmaatstaf OB bij verwerving erfpachtsrecht
HR 21-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:341, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 februari 2014
- Magistraten
Overgaauw, Van Vliet, Lourens, Punt, Van Kalmthout
- Zaaknummer
09/02220
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
BM6690
- JCDI
JCDI:ADS89302:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Omzetbelasting / Levering van goederen en diensten
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2556, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑11‑2016
ECLI:NL:HR:2014:341, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑02‑2014
ECLI:NL:PHR:2010:BM6690, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑05‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑07‑2009
- Wetingang
art. 15 lid 2 Richtlijn 2006/112/EG; art. 5 lid 3 Richtlijn 77/388/EEG (6e Rl); art. 5 lid 5 Uitv.besl. OB 1968; art. 3 lid 1 onderdeel h en art. 8 lid 3 en 5 Wet OB 1968
Essentie
De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld over de heffingsmaatstaf voor de OB bij de verwerving van een erfpachtsrecht. De Hoge Raad wil weten of de Nederlandse regeling in strijd met het EU-recht is. Verder wil de Hoge Raad weten of de reeds betaalde canon, of de gekapitaliseerde waarde van de canon, tot de maatstaf van heffing behoort.
Samenvatting
X bv verwerft op 8 maart 2004 een twintig jaar durend recht van erfpacht op een stuk grond met daarop een kantoorpand in aanbouw. De canon bedraagt € 330.000 per jaar. Ter zake van de vestiging van het erfpachtrecht is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.