RFR 2018/68
Bopz. Kan een machtiging tot voortgezet verblijf in een verpleeginrichting worden verleend, wanneer er sprake is van verzet bij betrokkene?
HR 16-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:222
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 februari 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/05026
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS928764:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:222, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑02‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1533, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑10‑2017
- Wetingang
Art. 2 lid 3 onder a, 3 Wet Bopz
Essentie
Bopz. Machtiging voortgezet verblijf.
Is voor het verlenen van ’een machtiging voortgezet verblijf voldoende dat betrokkene geen blijk geeft van de ’nodige bereidheid’ tot opname, of moet er sprake zijn van echt verzet tegen de opname?
Samenvatting
Betrokkene verbleef reeds met een Bopz-machtiging in een verpleeginrichting. De officier van Justitie heeft de rechtbank verzocht om een machtiging tot voortgezet verblijf in de verpleeginrichting. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en daarbij overwogen dat betrokkene blijk geeft van verzet tegen dat verdere verblijf.
Betrokkene stelt in cassatie dat de Wet Bopz het verzetscriterium niet kent bij een machtiging ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.