RBP 2015/61
Buitengerechtelijke kosten. Kan een partij op de voet van art. 6:96 BW schadevergoeding vorderen ten aanzien van verrichtingen waarvoor de in de art. 237-240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten?
HR 12-06-2015, ECLI:NL:HR:2015:1600
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 juni 2015
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/02087
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- JCDI
JCDI:ADS921581:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1600, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑06‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:230, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑03‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑04‑2014
- Wetingang
Essentie
Integrale proceskostenveroordeling. Buitengerechtelijke kosten.
Kan een partij op de voet van art. 6:96 BW schadevergoeding vorderen ten aanzien van verrichtingen waarvoor de in de art. 237-240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten?
Samenvatting
Eiser en X zijn broers en erfgenamen van hun overleden ouders. Zij zijn het niet eens over de wijze van verkoop van het tot de nog onverdeelde nalatenschap van hun ouders behorende huis. Rabobank heeft een vordering op X en heeft conservatoir beslag gelegd op zijn aandeel op het huis. Op vordering van eiser heeft de voorzieningenrechter dit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.