Einde inhoudsopgave
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
28-11-2016, Stcrt. 2016, 65362 (uitgifte: 02-12-2016, regelingnummer: IENM/BSK-2016/268661)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2016, Stcrt. 2016, 65362 (uitgifte: 02-12-2016, regelingnummer: IENM/BSK-2016/268661)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Handhaving verkeersvoorschriften
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Verkeersrecht / Rijbevoegdheid
1.
Een vermoeden als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet wordt gebaseerd op feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage.
2.
Indien een vermoeden als bedoeld in het eerste lid wordt gebaseerd op het gestelde in de bij deze regeling behorende bijlage 1[lees: bijlage], onderdeel B, subonderdeel III, Drogerende stoffen, dient betrokkene bij minimaal één feit bestuurder te zijn geweest van een motorrijtuig waarvoor een rijbewijs is vereist.