Rb. Almelo, 14-09-2011, nr. 122054 / HA ZA 11-568
ECLI:NL:RBALM:2011:BT2039
- Instantie
Rechtbank Almelo
- Datum
14-09-2011
- Magistraten
Mr. G.G. Vermeulen
- Zaaknummer
122054 / HA ZA 11-568
- LJN
BT2039
- Vakgebied(en)
Pensioenen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALM:2011:BT2039, Uitspraak, Rechtbank Almelo, 14‑09‑2011
Uitspraak 14‑09‑2011
Mr. G.G. Vermeulen
Partij(en)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
incidenteel eiseres,
verder te noemen: [eiseres],
advocaat: mr. A.J.A. Assink te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
- 1.
Springer B.V.,
gevestigd te Steenwijk,
verder te noemen: Springer B.V.,
- 2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: [gedaagde sub 2],
gedaagden in de hoofdzaak,
incidenteel verweerders,
advocaat: mr. E.G. Blankestijn te Almelo.
Het procesverloop
In de hoofdzaak en in het incident
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding en daarbij een provisionele vordering ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) ingediend.
Springer B.V. en [gedaagde sub 2] hebben geconcludeerd voor antwoord in het incident.
Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd in het incident.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
In de hoofdzaak
1.1
Bij dagvaarding vordert [eiseres] in de hoofdzaak bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- —
voor recht te verklaren dat [eiseres] recht heeft op betaling (hoofdelijk) door Springer B.V. en [gedaagde sub 2] van een bedrag dat benodigd is om de pensioenaanspraken van [eiseres], gelijk aan de helft van de tijdens het huwelijk van [eiseres] en [gedaagde sub 2] door [gedaagde sub 2] opgebouwde (ouderdoms)pensioenen, te realiseren door middel van afstorting bij een verzekeringsmaatschappij;
- —
Springer B.V. en [gedaagde sub 2], hoofdelijk, te veroordelen om ter zake van het aan [eiseres] toekomend recht aan [eiseres] te betalen het bedrag dat op de datum van daadwerkelijke betaling benodigd is om de pensioenaanspraken van [eiseres] te realiseren, door overboeking van dit bedrag op de bankrekening van een door [eiseres] aan te wijzen verzekeringsmaatschappij, waarbij [eiseres] zich het recht voorbehoudt haar vordering, nadat de gevraagde bescheiden door Springer B.V. en [gedaagde sub 2] in het geding zijn gebracht, nader te concretiseren;
- —
Springer B.V. en [gedaagde sub 2], hoofdelijk, te veroordelen in de kosten van het beslag en de kosten van de procedure.
1.2
[Eiseres] heeft daartoe — kort en zakelijk weergegeven- gesteld dat zij op 28 februari 1975 met [gedaagde sub 2] is gehuwd, dat de echtscheiding op 12 maart 2008 is uitgesproken en dat de echtscheidingsbeschikking op 22 mei 2008 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2] golden huwelijkse voorwaarden welke, na wijziging bij akte d.d. 12 november 2003, ten aanzien van het ouderdomspensioen een bepaling bevatten inhoudende dat daarop de Wet Verevening Pensioenrechten bij Echtscheiding van toepassing zal zijn.
1.3
Voorts heeft [eiseres] gesteld dat [gedaagde sub 2] tijdens het huwelijk ouderdoms- en nabestaandenpensioen heeft opgebouwd bij Springer Vastgoed B.V. Bij statutenwijziging van 7 maart 2011 is de statutaire naam van Springer Vastgoed B.V. gewijzigd in Springer B.V. [Gedaagde sub 2] is 100% aandeelhouder van [X] Beheer Almelo B.V., die op haar beurt aandeelhouder is van Springer B.V. Springer B.V. was aandeelhouder van Drukkerij [Y], waarin de werkzaamheden werden uitgevoerd. Drukkerij [Y] is op 16 februari 2011 in staat van faillissement is verklaard.
1.4
[Eiseres] heeft op 12 maart 2009 voor de eerste maal een pensioenvereveningsformulier naar [X] Beheer Almelo B.V. gestuurd. Tot een daadwerkelijke pensioenverevening en afstorting is het tot op heden niet gekomen. [Eiseres] vreest thans dat [gedaagde sub 2] de gelden die vrijkomen bij de verkoop van het bedrijfspand en de bedrijfsinventaris aan de onderneming zal onttrekken, zodat de pensioenaanspraken van [eiseres] illusoir zullen worden. De commerciële waarde van de aanspraak op oudedagspensioen en pensioenvoorziening eigen beheer is [eiseres] niet bekend.
In het incident
2.1
[Eiseres] heeft gevorderd bij vonnis in het incident, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- —
Springer B.V. en [gedaagde sub 2] te bevelen om binnen zes weken na betekening van het vonnis in het incident, althans om binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn na betekening van het vonnis in het incident, in het geding te brengen de berekeningen en de onderliggende stukken waaruit de hoogte blijkt van de door Springer B.V. en [gedaagde sub 2] uitgerekende aanspraak ingevolge de Wet Verevening Pensioenrechten van [eiseres] op de (ouderdoms)pensioenen van [gedaagde sub 2], althans in het geding te brengen andere bescheiden waaruit [eiseres] haar vordering ter zake van het ouderdomspensioen van [gedaagde sub 2] kan afleiden;
- —
Springer B.V. en [gedaagde sub 2], hoofdelijk, te veroordelen om aan [eiseres] een dwangsom van € 1.000,- per dag te betalen, verschuldigd voor iedere dag dat Springer B.V. en [gedaagde sub 2] niet voldoen aan voorstaande veroordeling tot een maximum van € 250.000,-;
- —
Springer B.V. en [gedaagde sub 2], hoofdelijk, te veroordelen in de kosten van het incident.
2.2
Daartoe heeft [eiseres] gesteld dat de commerciële waarde van de aanspraak op oudedagspensioen en pensioenvoorziening eigen beheer niet duidelijk is. [Eiseres] heeft herhaaldelijk om gegevens gevraagd. Springer B.V. en [gedaagde sub 2] dienen de benodigde gegevens over de commerciële waarde in het geding te brengen.
3.1
Springer B.V. en [gedaagde sub 2] hebben verweer gevoerd tegen de provisionele vordering, waarop —voor zover relevant— bij de beoordeling nader zal worden ingegaan.
Overwegingen van de rechtbank
4.1
Volgens het bepaalde in artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat een voorlopige voorziening wordt getroffen voor de duur van het geding, mits deze samenhangt met de vordering in de bodemprocedure. Eisende partij dient voorts belang te hebben bij de vordering, in die zin dat van haar niet gevergd kan worden dat zij de afloop van de bodemprocedure afwacht. Spoedeisend belang is niet noodzakelijk. Tevens dient de rechtbank, evenals in kort geding, de belangen van partijen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak, en van de proceskansen daarin. De rechtbank is niet gehouden bewijslevering te gelasten ter zake van betwiste stellingen van de eisende partij; aannemelijkheid van de stellingen is voldoende (HR 29 november 2002, NJ 2003, 50).
4.2
Door Springer B.V. en [gedaagde sub 2] is verweer gevoerd onder meer inhoudende dat [eiseres] de verkeerde partijen in rechte heeft betrokken. De uitvoering van het pensioen in eigen beheer is bij [X] Beheer Almelo B.V. ondergebracht, hetgeen [eiseres] ook weet nu zij de administratie van Drukkerij [Y] verrichtte.
4.3
In de akte uitlating productie in het incident heeft [eiseres] betwist dat zij de verkeerde partij heeft gedagvaard.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat thans onvoldoende aannemelijk is dat in de hoofdzaak, waar deze provisionele vordering mee samenhangt, de vordering van [eiseres] kan worden toegewezen. Partijen verschillen van mening over de vraag of de juiste partijen in rechte zijn betrokken. Op grond van de stellingen van partijen hieromtrent in het incident bestaat naar het oordeel van de rechtbank thans nog onvoldoende zekerheid over deze vraag. De rechtbank acht, gelet op deze onzekerheid en de daarmee samenhangende onduidelijkheid over de proceskansen, het belang van [eiseres] bij een provisionele vordering op dit moment niet meer zwaarwegend dan het belang van Springer B.V. en [gedaagde sub 2]. De provisionele vordering kan derhalve niet worden toegewezen.
5.
[Eiseres] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident te worden veroordeeld.
In de hoofdzaak
6.
Gelet op hetgeen is overwogen in het incident zal de rechtbank de hoofdzaak verwijzen naar de rol.
De beslissing
In het incident
De rechtbank:
- I.
wijst de vordering van [eiseres] af;
- II.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Springer B.V. en [gedaagde sub 2] begroot op € 452,- aan salaris van de advocaat.
In de hoofdzaak
De rechtbank:
- III.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 12 oktober 2011 voor het nemen van een conclusie van antwoord door Springer B.V. en [gedaagde sub 2];
- IV.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en op 14 september 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.