RvdW 2010, 660
Duidelijk is aan welk bewijsmiddel hof waarneming van verdachte heeft ontleend.
HR 18-05-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL4041
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 mei 2010
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. de Savornin Lohman, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
07/13546
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BL4041
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BL4041, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑05‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BL4041, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑02‑2010
Essentie
Duidelijk is aan welk bewijsmiddel hof waarneming van verdachte heeft ontleend.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage, zitting houdende te Amsterdam, van 4 december 2007, nummer 23/001485-06, in de strafzaak tegen: [Verdachte]. Adv. mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden te Amsterdam.
Uitspraak
Hoge Raad:
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.