Hof Arnhem-Leeuwarden, 12-07-2016, nr. 15/00505
ECLI:NL:GHARL:2016:5925
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
12-07-2016
- Zaaknummer
15/00505
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:5925, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 12‑07‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:865, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑07‑2016
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Boete. Rechtsgeldig compromis.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 15/00505
uitspraakdatum: 12 juli 2016
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 maart 2015, nummer LEE 13/3653, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 14.918. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 7.459.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 maart 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand blijven.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] in zijn hoedanigheid van directeur van belanghebbende en mr. [B] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [C] namens de Inspecteur.
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1
De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit advies- en begeleidingswerkzaamheden. De gehele financiële administratie van belanghebbende wordt verzorgd door de directeur en enig aandeelhouder (DGA), [A] , die ook de aangiften in de vennootschapsbelasting, loonbelasting en omzetbelasting verzorgt.
2.2
Op de balans ultimo 2005 van belanghebbende is een schuld aan omzetbelasting opgenomen van € 14.918. Op 16 november 2010 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek gehouden, waarbij onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009 is onderzocht.
2.3
Bij brief van 18 november 2010 heeft de Inspecteur naar aanleiding van het boekenonderzoek een naheffingsaanslag aangekondigd in verband met de evenvermelde balansschuld. Over de boete heeft de Inspecteur vermeld: „U hebt mij verteld dat de administratie en de aangiften door u werd verzorgd. Dat betekent dat u op de hoogte was van het aan te geven bedrag. U hebt echter geen aangifte ingediend. Ik ben van mening dat er sprake is van opzet. Over de naheffingsaanslag ad 14.918 euro zal ik een boete opleggen van 50%.”.
2.4
De Inspecteur heeft met dagtekening 28 december 2010 de aangekondigde naheffingsaanslag in de omzetbelasting met een boete € 7.459 opgelegd.
2.5
Belanghebbende is op 8 februari 2011 in bezwaar gekomen. Onder ’motivatie’ is vermeld: „Bezwaar tegen de boete. Tevens aanslag evt. verjaard. Ben ook bezig om een betalingsregeling met invordering te treffen.”.
2.6
Op 16 augustus 2011 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de DGA en een boetespecialist van de Inspecteur.
2.7
Bij brief van 17 augustus 2011 heeft de Inspecteur aan belanghebbende onder meer geschreven:
„Uiteindelijk heb ik u een compromis aangeboden waarin ik heb gesteld dat ik de totale boete (dus over alle middelen en jaren) ga vaststellen op € 10.000.
U heeft dit compromis geaccepteerd.
Op 17 augustus 2011 heb ik nog telefonisch contact met u gehad. Ik heb u gevraagd om het bezwaarschrift over 2005 in te trekken, zodat e.e.a. administratief afgewerkt kan worden. U heeft aangegeven dat te willen doen.
Afgesproken is dat u een exemplaar van deze brief voor akkoord getekend aan mij zult retourneren. Ik zal vervolgens het dossier voor verdere afwerking weer aan dhr. [D] ter hand stellen. Ik hoop hiermee op duidelijke wijze de gemaakte afspraak te hebben weergegeven
(…)
Ondergetekende deelt hierbij mede dat hij het bezwaarschrift tegen de opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar 2005 intrekt.
[Z] , ………
………
[A]
Bijgaand: envelop voor portvrije retourzendeng”.
2.8
Het rapport van het boekenonderzoek is van 4 oktober 2011. Het boekenonderzoek heeft uiteindelijk geleid tot de volgende correcties: voor de omzetbelasting over de jaren 2005 tot en met 2009 werd een bedrag van € 26.608 gecorrigeerd en de belastbare winst voor de vennootschapsbelasting (Vpb) over de jaren 2006 en 2007 werd gecorrigeerd met € 130.236. Het rapport geeft op bladzijde 17 onder meer weer:
„(…) Op 16 augustus 2011 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [A] en de boetespecialist. In goed overleg hebben de heer [A] en de boetespecialist compromis bereikt over het boetevraagstuk. Bij brief van 17 augustus 2011 heeft de boetespecialist de besproken punten en de gemaakte afspraken bevestigd.
Hoogte van de vergrijpboete
De boetespecialist en de heer [A] hebben afgesproken dat de totale boete voor vennootschapsbelasting over de jaren 2006 en 2007 en voor omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009 wordt vastgesteld op 10.000 euro.
(…).
Bezwaarschrift boete 2005
(…)
Gezien het feit dat de heer [A] akkoord is gegaan om voor alle controlemiddelen en - jaren een totaalbedrag van 10.000 euro boete te betalen, wordt zijn eerder ingediende bezwaarschrift overbodig. In dit verband heeft de boetespecialist op 17 augustus 2011 met de heer [A] telefonisch contact gehad en hij heeft hem gevraagd om het bovenvermelde bezwaarschrift in te trekken, zodat een en andere administratief verwerkt kunnen worden. De heer [A] heeft aangegeven dat te willen doen.”.
2.9
Belanghebbende heeft de Inspecteur op 1 oktober 2013 het volgende geschreven:
„Hierbij maak ik bezwaar tegen de aanslag met de volgende redenen: Tijdens de boekencontrole stond er een bedrag aan ob te betalen van 14K. Doordat dit nog niet was aangegeven ging men uit dat dit bewust van niet was aangegeven. Mijn beredenering is dat als ik dit bewust zou willen doen, dan had ik dit toch niet zo duidelijk in de balans naar voren hebben laten komen. Tevens heeft de controleur de heer [D] aan mij medegedeeld dat hij meerdere malen aangegeven heeft aan de boetespecialist dat ik volledig heb meegewerkt en/of hij coulance wilde tonen. Hij heeft mij medegedeeld dat dit ook zou gebeuren. Helaas is het niet zo gelopen, want de boete die is opgelegd is rond de 10.000 euro excl. invorderingsrente. Om deze redenen maak ik bezwaar tegen de aanslag. Nogmaals dit is niet bewust gedaan. Ik vraag tevens uitstel voor het boete bedrag van 10K, alsmede uitstel voor de invorderingsrente van 3K.”.
2.10
De Inspecteur heeft evenvermeld schrijven als bezwaarschrift aangemerkt. Bij brief van 23 oktober 2013 heeft de Inspecteur het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
2.11
Belanghebbende is in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar. Onder ’Gronden voor het beroep’ heeft belanghebbende vermeld: “Bezwaar is volgens de inspecteur niet tijdig ingediend, en derhalve niet ontvankelijk. Er is na het opleggen van de aanslag OB met aanslagnr. [0000.00.000] .F01.5501 met dagtekening 28 december 2010 wel bezwaar gemaakt en deze is nooit ingetrokken door mij. Derhalve is mijn mening dat het bezwaar nog steeds aanhangend is.”.
2.12
Ter zitting van de Rechtbank heeft de Inspecteur een afschrift van een e-mailbericht van 22 februari 2012 van de DGA aan hem overgelegd met de volgende inhoud:
„Hierbij bevestig ik wat wij hebben afgesproken :
- -
De verzuimboete vpb over 2009 t.b.v. € 2.460 komt te vervallen,
- -
De ten onrechte opgelegde boete van ongeveer € 7.500 komt te vervallen,
- -
Inzake de aanslag [0000.00.000] .9501 berustte mijn mening op een leesfout, ik dacht dat het bedrag van € 2.500 het aanvullende gedeelte van de boete was, terwijl dit enkelvoudige belasting was, derhalve trek ik voor dit gedeelte het bezwaarschrift in.
(…).”.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1
In geschil is of het in de brief van de Inspecteur van 17 augustus 2011 weergegeven, mede op de onderhavige boete betrekking hebbende, compromis tot stand gekomen is, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord. In geval van ontkennende beantwoording van deze vraag is in geschil of het aan de opzet van belanghebbende te wijten is dat de verschuldigde omzetbelasting niet is aangegeven en voldaan en in verband daarmee de op grond van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen opgelegde vergrijpboete terecht is opgelegd, welke vraag eveneens door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
3.2
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het compromis niet tot stand gekomen is, dat de Rechtbank voor haar andersluidende oordeel een te lichte vorm van bewijs van de Inspecteur heeft verlangd - dat hij de totstandkoming van het compromis aannemelijk heeft gemaakt, terwijl in dit geval "de drempel ligt bij wettig en overtuigend bewijs" -, en dat de Rechtbank ten onrechte uit het niet reageren door belanghebbende op het voorstel van de Inspecteur heeft afgeleid dat zij met dat voorstel instemde. Voorts stelt belanghebbende dat van opzet ter zake van het niet aangeven en voldoen van omzetbelasting geen sprake was. Zij biedt in dit kader getuigenbewijs aan van haar stelling dat de controlerend ambtenaar contact zou opnemen met de boetespecialist en verwachtte dat geen boete zou worden opgelegd.
3.3
De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd betwist.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.5
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en van de boetebeschikking.
3.6
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1
In de brief van de Inspecteur aan belanghebbende van 17 augustus 2011 is melding gemaakt van een telefonisch contact tussen de boetespecialist en de DGA van belanghebbende over het voorgestelde compromis. Ook in het rapport van het boekenonderzoek wordt naar dat telefoongesprek verwezen, en tevens naar een tussen hen beiden op 16 augustus 2011 gevoerd gesprek, eveneens omtrent het compromis. Belanghebbende heeft niet betwist dat die gesprekken hebben plaatsgevonden en evenmin dat de inhoud van het voorgestelde compromis luidde als in die stukken verwoord. Zij heeft slechts gesteld dat het voorstel door haar niet is geaccepteerd.
4.2
Dat er afspraken over de boete zijn gemaakt, is door belanghebbende bevestigd in haar e-mail aan de Inspecteur van 22 februari 2012, waarin zij de Inspecteur wees op een kennelijk bij de uitvoering van het voorgestelde compromis gemaakte fout, althans de Inspecteur eraan herinnerde dat op grond van de gemaakte afspraak de afzonderlijk opgelegde boete voor de vennootschapsbelasting over 2009 en van de overigens opgelegde boeten ongeveer € 7.500 zou komen te vervallen.
4.3
Het Hof heeft geen reden om aan te nemen dat de vermelding in het rapport van het boekenonderzoek en in de brief van de Inspecteur aan belanghebbende van 17 augustus 2011 dat belanghebbende het voorgestelde compromis had geaccepteerd in strijd met de waarheid is. In geval van onjuistheid van die vermelding had het in de rede gelegen dat belanghebbende de Inspecteur na ontvangst van het controlerapport daarop zou hebben aangesproken, hetgeen zij evenwel heeft nagelaten. Zij heeft daarentegen de Inspecteur juist herinnerd aan ter zake van de boete gemaakte afspraken.
4.4
Op grond van het vorenoverwogene acht het Hof door de Inspecteur voldoende aannemelijk gemaakt dat het compromis als verwoord in het rapport van het boekenonderzoek en in de brief van de Inspecteur aan belanghebbende van 17 augustus 2011 tot stand gekomen is door aanvaarding door belanghebbende van het door de Inspecteur gedane voorstel. Voor een zwaardere vorm van bewijs als door belanghebbende voorgestaan bestaat geen wettelijke grondslag.
4.5
Aan de beoordeling van de hoogte van de boete, waaronder begrepen de vraag of sprake was van opzet van de zijde van belanghebbende, komt het Hof niet toe, nu het compromis is tot stand gekomen en gesteld noch gebleken is dat zich daarbij wilsgebreken hebben voorgedaan. Ook het aanbod van getuigenbewijs, dat was gedaan in het kader van het gestelde ontbreken van opzet, behoeft geen behandeling meer.
Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, mr. B. van Walderveen en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is op 12 juli 2016 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) | (J.W. van Knobelsdorff) |
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 juli 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.