Einde inhoudsopgave
Besluit aftrek premie en belastbaarheid uitkeringen Duitse, Belgische en Luxemburgse sociale zekerheid
4.5 Belgische Rijksbijdrage Sociale Zekerheid (RSZ)
Geldend
Geldend vanaf 08-04-2014. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
24-03-2014, Stcrt. 2014, 9763 (uitgifte: 07-04-2014, regelingnummer: DGB 2014/144M)
- Inwerkingtreding
08-04-2014, terugwerkend tot: 01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-03-2014, Stcrt. 2014, 9763 (uitgifte: 07-04-2014, regelingnummer: DGB 2014/144M)
- Vakgebied(en)
Loonbelasting (V)
Loonbelasting / Loon
Premieheffing (V)
Ingehouden RSZ-premie
Belgische RSZ-premie is premie voor voorzieningen als:
- a.
werkloosheid;
- b.
uitkeringen ziekte en invaliditeit;
- c.
geneeskundige verzorging;
- d.
pensioenen (rust- en overlevingspensioen).
De componenten a en b zijn vergelijkbaar met de Nederlandse WW en ZW. Het deel van de RSZ-premie dat hierop betrekking heeft, komt bij de omrekening naar het Nederlandse fiscale loon in aftrek op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel j, onder 3°, van de Wet LB in samenhang met het eerste lid, onderdeel e, van dat artikel.
Component c is vergelijkbaar met de Nederlandse Zvw. Het deel van de RSZ-premie dat betrekking heeft op geneeskundige verzorging is niet aftrekbaar van het loon. Het werkgeversaandeel in de premie geneeskundige verzorging behoort op grond van artikel 11d van de Wet LB niet tot het loon. Het maximeren van de waardering van de Belgische ziektekostenaanspraken, zoals bedoeld in artikel 3.12, vierde lid, van de URLB, is als gevolg hiervan niet aan de orde.
Het Belgische rust- en overlevingspensioen (component d) bevat elementen van een algemene ouderdomsregeling zoals de Nederlandse AOW/Anw. Omdat het overheersende karakter van de regeling echter dat van een pensioenregeling (tweede pijlervoorziening) is en de regeling qua resultaat bovendien niet overtreft hetgeen onder het Nederlandse systeem is toegestaan, heb ik het standpunt ingenomen dat de genoemde regeling geen pensioenregeling is in de zin van Hoofdstuk IIB van de Wet LB, maar dat de desbetreffende aanspraken op grond van artikel 3.81 van de Wet IB — met overeenkomstige toepassing van artikel 19d van de Wet LB — niet tot het in artikel 3.80 van de Wet IB bedoelde loon behoren en de desbetreffende inhoudingen op het loon in mindering komen.
In de aanvullende toelichting bij de aangifte inkomstenbelasting ‘Wonen in Nederland en werken in België’ is een schema opgenomen waarmee het Belgische loon kan worden omgerekend naar Nederlands loon. Deze aanvullende toelichting kan via www.belastingdienst.nl worden gedownload. In bepaalde gevallen houden ook Nederlandse werkgevers RSZ-premie in en dragen deze af aan de Belgische instanties voor sociale zekerheid. Deze premie wordt fiscaal op dezelfde wijze behandeld als premie die Belgische werkgevers inhouden.
Op aanslag betaalde RSVZ-bijdrage
Bestuurders van een Belgische onderneming vallen onder het sociaal statuut der zelfstandigen. Zij moeten zich aansluiten bij een socialeverzekeringsfonds. Bij hen wordt geen RSZ-premie ingehouden, maar een bijdrage op aanslag geheven. Deze op aanslag betaalde bijdrage is naar aard en strekking vergelijkbaar met de bij werknemers ingehouden RSZ-premie. Hiervoor (onderdeel d) heb ik het standpunt ingenomen dat de met het rust- en overlevingspensioen verband houdende aanspraken en inhoudingen niet tot het in artikel 3.80 van de Wet IB bedoelde loon behoren. Over de jaren tot en met 2000 konden deze bestuurders het deel van de RSVZ-bijdrage dat betrekking had op het rust- en overlevingspensioen als beroepskosten in aanmerking nemen. Vanaf 1 januari 2001 is een einde gekomen aan de beroepskostenaftrek. Met de belastingherziening 2001 is echter niet beoogd een wijziging aan te brengen in de behandeling van de op aanslag betaalde RSVZ-bijdrage. Ik heb daarom het volgende goedgekeurd.
Goedkeuring
Ik keur goed dat belanghebbenden het deel van de op aanslag betaalde RSVZ-bijdrage dat betrekking heeft op het rust- en overlevingspensioen als negatief loon in aanmerking kunnen nemen.
De bijdrage voor het rust- en overlevingspensioen kan worden gesteld op 63% van de verschuldigde RSZ-premie. Dit percentage is afgeleid uit het gedeelte van de RSZ-premie dat bij werknemers als eigen bijdrage of vrijgestelde aanspraak niet tot het loon wordt gerekend (23,59%) ten opzichte van de in totaal door de werkgever verschuldigde premie (37,94%).