Einde inhoudsopgave
Kadasterregeling 1994
Artikel 18
Geldend
Geldend vanaf 23-01-2019
- Bronpublicatie:
10-01-2019, Stcrt. 2019, 2394 (uitgifte: 21-01-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-01-2019, Stcrt. 2019, 2394 (uitgifte: 21-01-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Algemeen
1.
Uitgebrachte dagvaardingen en uitspraken van de voorzieningenrechter in kort geding als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet worden aangetekend in het register Hypotheken 4D door vermelding van de datum waarop de dagvaarding is uitgebracht dan wel de datum van de uitspraak. Indien het desbetreffende stuk ter inschrijving wordt aangeboden, wordt in het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D eveneens het stukidentificatienummer vermeld.
2.
Indien de inschrijving alsnog is bevolen dan wel opnieuw is verzocht als bedoeld in artikel 14, van de wet, wordt dat in het register Hypotheken 4D aangetekend door vermelding van het tijdstip waarop de inschrijving alsnog is bevolen dan wel opnieuw is verzocht, alsmede het stukidentificatienummer van het betreffende stuk.
3.
Indien het tweede lid toepassing heeft gevonden en het desbetreffende stuk in papieren vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt de voorlopige aantekening doorgehaald door de vermelding op het formulier Hypotheken 4D van de datum van doorhaling en een korte omschrijving van de reden daarvan. Op het formulier wordt een schuine potloodstreep getrokken, waarna het formulier en de daarbij behorende stukken in een afzonderlijke band worden bewaard.
4.
Indien het tweede lid toepassing heeft gevonden en het desbetreffende stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt in het desbetreffende elektronische gedeelte van de openbare registers de status van het stuk gewijzigd in ‘ingeschreven’ en wordt het stukidentificatienummer uit het register Hypotheken 4D verwijderd.
5.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing indien sprake is van de omstandigheid, bedoeld in artikel 20, zesde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.