Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag betreffende uitlevering
Artikel 12 Verzoek en stukken ter ondersteuning daarvan
Geldend
Geldend vanaf 05-06-1983
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het Aanvullende Protocol van 17-03-1978, Trb. 1979, 120.
- Bronpublicatie:
17-03-1978, Trb. 1979, 120 (uitgifte: 14-08-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-06-1983
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-04-1983, Trb. 1983, 70 (uitgifte: 22-04-1983, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Het verzoek wordt schriftelijk gedaan en wordt door het Ministerie van Justitie van de verzoekende Partij gericht tot het Ministerie van Justitie van de aangezochte Partij; niettemin kan het verzoek ook langs diplomatieke weg worden gedaan. Twee of meer Partijen kunnen onderling rechtstreeks andere wegen voor het uitwisselen van stukken overeenkomen.
2.
Tot staving van het verzoek dienen te worden overgelegd:
- (a)
het origineel of een authentiek afschrift, hetzij van een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling, hetzij van een bevel tot aanhouding of van een andere akte die dezelfde kracht heeft, opgemaakt in de vorm voorgeschreven door de wet van de verzoekende Partij;
- (b)
een overzicht van de feiten waarvoor uitlevering wordt verzocht. De tijd en plaats, waarop de feiten begaan zijn, hun wettelijke omschrijving en de verwijzing naar de toepasselijke wetsbepalingen dienen zo nauwkeurig mogelijk te worden vermeld; en
- (c)
een afschrift van de toepasselijke wetsbepalingen of, indien zulks niet mogelijk is, een verklaring aangaande het toepasselijke recht, alsmede een zo nauwkeurig mogelijk signalement van de opgeëiste persoon, en alle andere inlichtingen die van belang zijn om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen.