Einde inhoudsopgave
Mijnbouwregeling
Artikel 5.2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2003
- Bronpublicatie:
16-12-2002, Stcrt. 2002, 245 (uitgifte: 19-12-2002, regelingnummer: WJZ02063603)
- Inwerkingtreding
01-01-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2002, Stcrt. 2002, 245 (uitgifte: 19-12-2002, regelingnummer: WJZ02063603)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Waterrecht (V)
Energierecht (V)
1.
Geluidsbakens als bedoeld in artikel 52, eerste lid, onderdeel b, van het besluit zijn van zodanige sterkte en zodanig geplaatst dat de veiligheid van de scheepvaart en van de mijnbouwinstallatie is gewaarborgd.
2.
De geluidsbakens zijn niet lager dan 6 m en niet hoger dan 30 m boven gemiddeld zeeniveau geplaatst.
3.
Bij een zicht van minder dan 3600 m geven de geluidsbakens een synchroon geluidssignaal af overeenkomend met dat van de Morse-letter U, met een periode van 30 seconden, verdeeld als volgt: signaal ¾ seconde, stilte 1 seconde, signaal ¾ seconde, stilte 1 seconde, signaal 2½ seconde, stilte 24 seconden.