Einde inhoudsopgave
Mijnbouwbesluit
Artikel 52
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
09-06-2015, Stb. 2015, 229 (uitgifte: 19-06-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2015, Stb. 2015, 526 (uitgifte: 22-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet taken meteorologie en seismologie (23-09-2015, Stb. 345).
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Energierecht (V)
1.
Een mijnbouwinstallatie is ter waarborging van de veiligheid voorzien van:
- a.
herkenningstekens,
- b.
geluidsbakens,
- c.
lichtbakens, en
- d.
voor zover Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zulks bepaalt: elektronische bakens of radarreflectoren.
2.
De mijnbouwinstallatie is voorts voorzien van communicatiemiddelen waarmee onder alle omstandigheden verbinding mogelijk is met de vaste wal en met vaartuigen, die voor verkenning, opsporing of winning in gebruik zijn.
3.
Een mijnbouwinstallatie is verder voorzien van apparatuur waarmee meteorologisch en oceanografische waarnemingen worden verricht, voor zover Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zulks bepaalt.
4.
De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde herkenningstekens:
- a.
bestaan voor een voor de winning bestemde mijnbouwinstallatie uit de indicatie van het vergunningsgebied waarin de mijnbouwinstallatie is geplaatst met daaraan een toevoeging, waardoor een unieke aanduiding ontstaat; die aanduiding is eenmalig en kan niet gewijzigd worden;
- b.
zijn voor een voor de opsporing gebruikte mijnbouwinstallatie een unieke aanduiding die in het internationaal verkeer wordt gebruikt.
5.
De ononderbroken werking van de in het eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde licht- en geluidsbakens is gewaarborgd.
6.
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde verplichtingen. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend of daaraan kunnen voorschriften worden verbonden. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de aanvraag om een ontheffing.
7.
Op verzoek van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu toont de uitvoerder aan dat de desbetreffende apparatuur, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de bij of krachtens dit artikel gestelde eisen.
8.
Bij ministeriële regeling, in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, worden regels gesteld omtrent de in het eerste lid bedoelde herkenningstekens, bakens, reflectoren, de in het tweede lid bedoelde communicatiemiddelen en de in het derde lid genoemde apparatuur en waarnemingen, alsmede het verstrekken van de daarmee verkregen gegevens aan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.