Rb. Noord-Nederland, 15-11-2018, nr. 18/830218-17
ECLI:NL:RBNNE:2018:4677
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
15-11-2018
- Zaaknummer
18/830218-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2018:4677, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 15‑11‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:8254
- Wetingang
art. 57 Wetboek van Strafrecht; art. 63 Wetboek van Strafrecht; art. 312 Wetboek van Strafrecht; art. 350 Wetboek van Strafrecht
Uitspraak 15‑11‑2018
Inhoudsindicatie
-
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830218-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
d.d. 15 november 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 november 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 30 december 2016 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit slijterij aan Meeuwerderweg) heeft weggenomen een fles drank (Amaretto), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte - na door die [slachtoffer 1] en/of een klant te zijn vastgepakt en/of tegengehouden zich heeft losgerukt/geduwd, althans heeft geworsteld en/of (daarbij) op dreigende/agressieve toon heeft geroepen: "laat me eruit, ik moet hier weg", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of - (vervolgens) in die slijterij met een of meer flessen heeft gegooid en/of heeft gedreigd die [slachtoffer 1] met een fles te slaan, althans een fles dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 1] dreigende situatie heeft geschapen;
subsidiair
hij op of omstreeks 30 december 2016 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een fles drank (Amaretto), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte die fles drank (uit een
schap) heeft gepakt en/of (vervolgens) in zijn jaszak heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte - na door die [slachtoffer 1] en/of een klant te zijn vastgepakt en/of
tegengehouden zich heeft losgerukt/geduwd, althans heeft geworsteld en/of (daarbij) op dreigende/agressieve toon heeft geroepen: "laat me eruit, ik moet
hier weg", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of - (vervolgens) in die slijterij met een of meer flessen heeft gegooid en/of heeft gedreigd die [slachtoffer 1] met een fles te slaan, althans een fles
dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 1] dreigende situatie heeft geschapen;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2016 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten (van slijterij aan Meeuwerderweg) en/of een of mer flessen drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat, hoewel verdachte ontkent, er voldoende bewijs is voor de diefstal van de fles Amaretto. De worsteling die daarop volgt is te kwalificeren als geweld. De overige onderdelen die zien op geweld of bedreiging met geweld kunnen niet worden bewezen. Het roepen dat hij eruit wil is geen verbale bedreiging met geweld en het gooien met flessen is geen geweld als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Algemeen genomen is er wel een bedreigende situatie ontstaan, maar de vraag is of verdachte dreigend een fles in de richting van [slachtoffer 1] heeft gehouden. Daarover lopen de verklaringen uiteen. Als uit de verklaringen van de getuigen al moet worden afgeleid dat verdachte een fles in zijn handen had, is er nog geen sprake van een begin van slaan.De raadsman heeft met betrekking tot feit 2 geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 1 en 2 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal (verhoor verdachte) d.d. 5 januari 2017, opgenomen op pagina 64 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016367001 d.d. 29 mei 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] (medewerker slijterij):
Op 30 december 2016 was ik aan het werk in de slijterij aan de Meeuwerderweg te Groningen. Ik was een mevrouw aan het helpen. De man liep naar achteren in de slijterij. Ik hoorde een fles schuiven. Ik liep naar achteren om te kijken of er een fles weg was. Ik zag dat er een fles Amaretto weg was. Ik liep terug naar de toonbank en ik had oogcontact met de andere mannelijke klant. Deze man knikte naar mij waaruit ik begreep dat mijn constatering goed was. De winkeldief wilde de winkel verlaten en toen vroeg ik hem of ik even in zijn jas mocht kijken. Toen hij die jas opendeed zag ik die fles Amaretto aan de binnenkant en die heb ik gepakt en op de toonbank gezet. Ik wilde hem staande houden en toen wilde hij ervandoor. Hij begon zich agressief te gedragen. Ik heb de andere klant gevraagd me te helpen. Ik heb de deur dicht gedaan om te voorkomen dat hij zou vluchten. Er ontstond een worsteling bij de deur waarbij mijn ondergebit in tweeën lag. Hij rukte zich los, pakte een fles en begon daarmee het raam en de deur te bewerken. Hij begon echt te meppen. Ik zag barsten en scheuren. Hij pakte weer een andere fles die hij tegen de winkelruit gooide. Ik voelde me erg bedreigd. Ik probeerde hem nog rustig te krijgen door te zeggen: rustig, rustig. Dat werkte niet. Toen gooide hij door het andere raam een fles kapot. Daarna gooide hij nog een fles op het andere raam. Ik was spaans benauwd. Ik was bang geslagen te worden met een fles. Toen wilde hij mij slaan. Dat bleek mij omdat hij een beweging met zijn hand maakte. En omdat hij toch al zo geflipt was. Ik dacht dat de beweging op mij was gericht, omdat ik voor hem stond. Er was maar 1 richting waar die fles heen kon, en dat was naar mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 januari 2017, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] namens de benadeelde [slachtoffer 3] :Op 30 december 2016 kreeg ik het bericht dat er een incident had plaatsgevonden in mijn filiaal aan de Meeuwerderweg. Ik constateerde dat de winkeldief 3 ruiten had vernield van mijn winkel. Twee winkelpuien waren vernield alsmede 1 ruit van de toegangsdeur. De winkeldief heeft verschillende flessen uit de schappen gepakt en deze tegen de ramen gegooid waardoor deze werden vernield.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor
d.d. 31 december 2016, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
De andere man (rb: getuige bedoelt verdachte) stond bij mij in de buurt en ik zag dat hij een fles in zijn binnenzak stopte. Ik zag dat hij deze uit de stelling pakte die achter in de winkel stond. Ik kreeg ook in de gaten dat de winkelbediende deze man in de gaten had en ik knikte naar de bediende om aan te geven dat ik het had gezien dat hij de fles in zijn binnenzak deed. Uiteindelijk wilde de man de winkel verlaten maar toen zag ik dat de bediende tussen de toonbank en de deur ging staan. De winkelbediende vroeg of hij in de binnenzak van de jas van de man kijken. Ik zag en hoorde dat de bediende en de man in een conflict kwamen waarbij over en weer wat werd geduwd. De dief zei: 'Laat me eruit. ik moet hier weg.' Hij riep op zodanige toon dat hij eruit moest dat dit ook wel bedreigend was. Ook vroeg de bediende mij om hem te helpen. Ik zag en hoorde dat de dief onrustig was en ik heb deze man tot rust proberen te manen. Het duwen en trekken werd echter steeds erger en op een gegeven moment zag ik dat de dief met flessen begon te slaan en gooien. Ik zag dat hij de flessen tegen de ramen gooide. Vervolgens hoorde ik de dief bedreigend zijn richting de bediende. Daarna zag ik dat de bediende de dief een klap verkocht. Volgens mij had de dief toen weer een fles in zijn hand. Een seconde of tien daarvoor had hij net een andere fles tegen het raam gegooid. De fles Amaretto stond al op de toonbank voordat de worsteling ontstond.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten met betrekking tot feit 1 overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de verklaring van slijterijmedewerker [slachtoffer 1] en de verklaring van getuige [getuige 2] volgt dat verdachte een fles Amaretto heeft weggenomen uit de winkel en deze in zijn binnenzak van dan wel onder zijn jas heeft gestopt. Dat verdachte, zoals hij bij de politie en ter terechtzitting heeft verklaard, deze fles Amaretto elders had gekocht, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Slijterijmedewerker [slachtoffer 1] heeft verdachte vervolgens staande willen houden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zich losrukte, op dreigende toon riep dat hij eruit wilde en met flessen begon te gooien tegen het glas van de toegangsdeur en de winkelruiten. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ook wat betreft het dreigend tegenover hem staan met een fles in zijn hand, voldoende door de verklaring van getuige [getuige 2] bevestigd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging van geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 30 december 2016 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een slijterij aan Meeuwerderweg heeft weggenomen een fles drank (Amaretto) toebehorende aan een ander dan aan verdachte, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- na door die [slachtoffer 1] en een klant te zijn vastgepakt en/of tegengehouden zich heeft losgerukt en daarbij op dreigende/agressieve toon heeft geroepen: "Laat me eruit, ik moet hier weg", en
- vervolgens in die slijterij met flessen heeft gegooid en heeft gedreigd die [slachtoffer 1] met een fles te slaan en aldus een voor die [slachtoffer 1] dreigende situatie heeft geschapen;
2.
hij op 30 december 2016 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van de slijterij aan Meeuwerderweg en flessen drank, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
2. Vernieling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een schuldig verklaring zonder oplegging van straf, nu verdachte reeds voldoende is gestraft door de ernstige gevolgen die hij nog steeds ondervindt van de klap die hij tegen zijn hoofd heeft gekregen van de slijterijmedewerker.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal. Toen de slijterijmedewerker hem daarmee confronteerde en hem in afwachting van de politie in de winkel wilde houden, werd verdachte kwaad. Hij rukte zich los, begon met flessen te gooien tegen de ruiten van de slijterij en dreigde de slijterijmedewerker met een fles te slaan. Door zijn handelen heeft verdachte getoond totaal geen respect te hebben voor het lijf en goed van een ander. Gelet op de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting zou voor een dergelijk strafbaar feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden als uitgangspunt gelden.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor diefstallen. Echter, deze veroordelingen zijn niet van recente datum en betreffen geen delicten met een geweldscomponent.
Verder houdt de rechtbank rekening met de ernstige gevolgen die verdachte heeft ondervonden van de klap op zijn hoofd, die de slijterijmedewerker hem heeft gegeven als reactie op zijn gedrag. Verdachte heeft een schedelbotbreuk opgelopen en heeft enige tijd in coma gelegen. Na een lange revalidatieperiode heeft hij ook nu, bijna twee jaar na dato, nog steeds last van restverschijnselen. Hij heeft veel zelfstandigheid moeten inleveren en kampt onder meer met hoofdpijn- en evenwichtsklachten. Gelet op deze gevolgen ziet de rechtbank aanleiding in het voordeel van verdachte af te wijken van de oriëntatiepunten en hem, conform de eis van de officier van justitie, een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op te leggen met een proeftijd van twee jaren.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 3] (namens [slachtoffer 3] ) tot een bedrag van € 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;2. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 5.061,47 ter vergoeding van materiële schade en € 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
1. De materiële schade van benadeelde partij [slachtoffer 3] is reeds vergoed door de verzekeraar. De door hem gevorderde immateriële schade is niet onderbouwd en is niet eenvoudig van aard, zodat nader onderzoek een onevenredige belasting zal vormen voor het strafproces. De vordering moet niet ontvankelijk worden verklaard.
2. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] moet niet ontvankelijk worden verklaard voor de materiële schadepost die ziet op het verlies aan verdiencapaciteit alsmede voor de immateriële schadepost. De vordering is in zoverre niet eenvoudig van aard en nader onderzoek daarnaar vormt een onevenredige belasting voor het strafproces. De materiële schadepost die ziet op de vergoeding van de reiskosten is voor toewijzing vatbaar.
Standpunt van de verdediging
1. Bij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] is geen uittreksel van de Kamer van Koophandel bijgevoegd, dus is niet duidelijk of hij gemachtigd is de vordering in te dienen namens [slachtoffer 2]. Inhoudelijk is de vordering onvoldoende onderbouwd en zal nader onderzoek een onevenredige belasting vormen voor het strafproces. De gevorderde immateriële schade lijkt meer materiële schade te zijn.
2. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] moet civielrechtelijk gezien, vanwege zijn eigen aandeel in het geheel, worden gematigd. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van noodweer(exces), omdat niet is voldaan aan de eisen van de subsidiariteit en proportionaliteit. De schadeposten zijn voorts onvoldoende onderbouwd, nu er enkel twee loonstroken zijn toegevoegd, de eventuele mogelijkheid tot ander werk niet is onderzocht en de psychische klachten van [slachtoffer 1] onduidelijk zijn. Een nader onderzoek zal een onevenredige belasting zijn voor het strafproces, zodat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
1. Hoewel bij de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is gevoegd waaruit blijkt dat hij bevoegd is tot het indienen van de vordering voor zover ingesteld door de slijterij, heeft de rechtbank, gelet op de mededeling ter terechtzitting van [slachtoffer 3] dat hij daartoe bevoegd is, geen reden hieraan te twijfelen.
De materiële schade is reeds vergoed door de verzekeraar. De immateriële schade die is opgevoerd lijkt, gelet op de summiere toelichting in het formulier en ter terechtzitting, geen immateriële maar materiële schade te zijn, die overigens niet nader is onderbouwd. De vordering zal als onvoldoende onderbouwd dan ook worden afgewezen.
2. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank ten aanzien van het verlies aan verdienvermogen over onvoldoende informatie om de hoogte van deze geleden materiële schade te kunnen vaststellen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van deze schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom voor dit deel niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan hiervoor slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De gemaakte reiskosten acht de rechtbank aannemelijk en de rechtbank zal deze post tot een bedrag van € 753,47, vermeerderd met wettelijke rente, toewijzen.
De rechtbank acht het verder ook aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. Nu de psychische schade (PTSS) voldoende is onderbouwd door het overleggen van de stukken van klinisch psycholoog-psychotherapeut Mul en psychiater Ehling en het gevorderde bedrag van € 2.500,- de rechtbank ter vergoeding daarvan redelijk voorkomt, zal de rechtbank de vordering wat betreft het immateriële deel tot dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, toewijzen.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van 18/830218-17, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.253,47 (zegge: drieduizendtweehonderddrieënvijftig euro en zevenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2016.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 3.253,47 (zegge: drieduizendtweehonderddrieënvijftig euro en zevenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 42 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 753,47 aan materiële schade en€ 2.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830218-17, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] af.
Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Smeets, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2018.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.