Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-10-2019, nr. 21-006278-18
ECLI:NL:GHARL:2019:8254
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
08-10-2019
- Zaaknummer
21-006278-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:8254, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 08‑10‑2019; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2018:4677
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:889
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:384
Uitspraak 08‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft, nadat hij wegens de diefstal van een fles drank bij een slijterij op heterdaad was betrapt, met veel geweld geprobeerd weg te komen. Daarbij vernielde hij flessen drank en beschadigde hij de ruiten van de winkel. Hij is hierbij zelf ook gewond geraakt en ondervindt daar nu, jaren later, nog veel hinder van. Het hof veroordeelt verdachte en houdt bij het bepalen van de straf onder meer rekening met het tijdsverloop en de fysieke gevolgen van de gebeurtenissen voor verdachte.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006278-18
Uitspraak d.d.: 8 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 15 november 2018 met parketnummer
18-830218-17 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens de feiten 1 primair en 2 tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en tot integrale toewijzing van de in eerste aanleg ingediende vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. C. Eenhoorn, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte wegens de feiten 1 primair en 2 veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van drieduizend tweehonderddrieënvijftig euro en zevenenveertig cent toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 30 december 2016 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit slijterij aan [straat] ) heeft weggenomen een fles drank (Amaretto), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slijterij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- -
na door die [benadeelde] en/of een klant te zijn vastgepakt en/of tegengehouden zich heeft losgerukt/geduwd, althans heeft geworsteld en/of (daarbij) op dreigende/agressieve toon heeft geroepen: "laat me eruit, ik moet hier weg", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- -
(vervolgens) in die slijterij met een of meer flessen heeft gegooid en/of heeft gedreigd die [benadeelde] met een fles te slaan, althans een fles dreigend in de richting van die [benadeelde] heeft gehouden en/of (aldus) een voor die [benadeelde] dreigende situatie heeft geschapen;
1. subsidiairhij op of omstreeks 30 december 2016 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een fles drank (Amaretto), geheel of ten dele toebehorende aan [slijterij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte die fles drank (uit een schap) heeft gepakt en/of (vervolgens) in zijn jaszak heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- -
na door die [benadeelde] en/of een klant te zijn vastgepakt en/of tegengehouden zich heeft losgerukt/geduwd, althans heeft geworsteld en/of (daarbij) op dreigende/agressieve toon heeft geroepen: "laat me eruit, ik moet hier weg", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- -
(vervolgens) in die slijterij met een of meer flessen heeft gegooid en/of heeft gedreigd die [benadeelde] met een fles te slaan, althans een fles dreigend in de richting van die [benadeelde] heeft gehouden en/of (aldus) een voor die [benadeelde] dreigende situatie heeft geschapen;
2.hij op of omstreeks 30 december 2016 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten (van slijterij aan [straat] ) en/of een of meer flessen drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slijterij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primairhij op 30 december 2016 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in slijterij aan de [straat] heeft weggenomen een fles drank (Amaretto), toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- -
na door die [benadeelde] te zijn vastgepakt en tegengehouden zich heeft losgerukt/geduwd, en daarbij op dreigende/agressieve toon heeft geroepen: "laat me eruit, ik moet hier weg" en
- -
vervolgens in die slijterij met flessen heeft gegooid en aldus een voor die [benadeelde] dreigende situatie heeft geschapen;
2.hij op 30 december 2016 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk ruiten (van een slijterij aan de [straat] ) en flessen drank, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 30 december 2016 schuldig gemaakt aan diefstal van een fles Amaretto in de slijterij waar [benadeelde] werkte. Toen hij daarbij op heterdaad was betrapt en [benadeelde] hem had aangehouden en hem vasthield teneinde hem aan de politie over te dragen, heeft verdachte zich losgerukt. Hij werd vervolgens bijzonder agressief en is met flessen drank gaan gooien. Daarbij zijn verschillende flessen drank en ruiten van de winkel vernield en beschadigd. Door zijn manier van doen heeft hij een situatie doen ontstaan die door [benadeelde] als dreigend is ervaren. Verdachte heeft hiermee niet alleen inbreuk gepleegd op de lichamelijke en psychische integriteit van [benadeelde] , maar hij heeft ook blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van een ander. Daarnaast brengen feiten als het onderhavige gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving.
Aan verdachte, die blijkens de inhoud van een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 augustus 2019 al vaker wegens onder meer vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld, zou voor de onderhavige feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur worden opgelegd.
Het hof heeft naast het voorgaande echter tevens acht geslagen op de gevolgen die het gebeuren op 30 december 2016 in de slijterij voor verdachte hebben gehad. Verdachte is, door een slag op zijn hoofd met een fles door [benadeelde] , zodanig gewond geraakt dat hij enige tijd in coma in het ziekenhuis heeft gelegen. Hij heeft bij deze gelegenheid een schedelbreuk en een hersenbloeding opgelopen, en de gevolgen daarvan ondervindt verdachte nog immer dagelijks; hij wordt hierdoor beperkt in zijn doen en laten. Eveneens speelt bij het bepalen van de hoogte van de straf een rol, dat het feit inmiddels bijna drie jaar geleden is gepleegd en dat verdachte in de tussenliggende tijd niet opnieuw in aanraking met justitie is gekomen. Het hof acht, gelet op het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, oplegging van de door de eerste rechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf passend.
Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman verzocht om in geval van een veroordeling toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van het hof is in dit geval, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen sprake van een omstandigheid als bedoeld in die bepaling, die rechtvaardigt dat wordt volstaan met afdoening van de zaak zonder oplegging van straf of maatregel. Met een dergelijke afdoening zou onvoldoende recht worden gedaan aan de aard en ernst van het bewezen verklaarde. De gevolgen voor verdachte zijn weliswaar ernstig, maar daar staat tegenover dat hij zich geheel uit eigener beweging in de situatie heeft begeven die dit gevolg teweeg heeft gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.561,47. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.253,47. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Daarbij is, aanvullend op de in eerste aanleg overgelegde onderbouwing, een berekening van het Nederlands Rekencentrum Letselschade (NRL) van 18 september 2019 en de bijbehorende factuur overgelegd. Deze berekening houdt in dat de benadeelde partij als gevolg van het strafbare feit vanwege gederfd inkomen, schade heeft geleden tot een bedrag van € 18.000,-.
Voor zover de benadeelde partij met de bewuste berekening heeft beoogd de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te verhogen, geldt dat artikel 421 van het Wetboek van Strafvordering aan een dergelijke verhoging in de weg staat.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof begroot deze schade als volgt:
- -
schade door verlies van arbeidsvermogen: € 4.308,00
- -
schade als gevolg van gemaakte reiskosten: € 753,47
- -
immateriële schade: € 2.500,00
Totaal € 7.561,47
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering in zoverre zal worden toegewezen.
Met betrekking tot het beroep van de raadsman op medeschuld aan de zijde van [benadeelde] overweegt het hof het volgende. Voor zover sprake mocht zijn van de omstandigheid dat [benadeelde] bij zijn handelen jegens verdachte te ver zou zijn gegaan, is naar het oordeel van het hof zijn handelen niet van dien aard geweest dat dit tot enige korting van de schadevergoedingsplicht van verdachte als gevolg van ‘medeschuld’ zou moeten leiden. Het hof passeert daarom dit verweer.
Ten aanzien van de in hoger beroep verzochte vergoeding van de factuur betreffende de berekening van het NRL overweegt het hof als volgt. De vordering die door de benadeelde partij op 29 oktober 2018 is ingediend en die in eerste aanleg niet is aangevuld, behelst een bedrag van € 4.308,00 aan verlies verdienvermogen over het jaar 2018. De benadeelde partij heeft aan het hof overgelegd een berekening van het NRL ter benadering van het verlies aan arbeidsvermogen. Die berekening heeft als begindatum 30 december 2016 en als einddatum 1 januari 2022. De berekening ziet aldus op het verlies aan arbeidsvermogen van de benadeelde partij over een langere periode dan die waarop de schade in de vordering ziet. Daar komt nog bij dat de vordering van de benadeelde partij van 29 oktober 2018 ten aanzien van het verlies aan verdienvermogen expliciet inhoudt dat er geen kosten voor toekomstig verlies aan verdienvermogen zijn opgenomen. Het hof zal gelet op het voorgaande de aangevulde vordering voor zover die ziet op de factuur van het NRL niet toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 7.561,47 (zevenduizend vijfhonderdeenenzestig euro en zevenenveertig cent) bestaande uit € 5.061,47 (vijfduizend eenenzestig euro en zevenenveertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 7.561,47 (zevenduizend vijfhonderdeenenzestig euro en zevenenveertig cent) bestaande uit € 5.061,47 (vijfduizend eenenzestig euro en zevenenveertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 30 december 2016.
Aldus gewezen door
mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 8 oktober 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.