Einde inhoudsopgave
Loodsenwet
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Redactionele toelichting
In werking getreden voor de zeehavengebieden Delfzijl-Eemshaven, Den Helder-Harlingen-Terschelling, Amsterdam-IJmond, Rotterdam-Rijnmond-Zuid-Holland-achterland en Scheveningen.
- Bronpublicatie:
05-02-2020, Stb. 2020, 79 (uitgifte: 04-03-2020, kamerstukken: 35248)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-09-2020, Stb. 2020, 378 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Bij of krachtens verordening worden regels gesteld met betrekking tot de bevoegdheid van de registerloods ten aanzien van loodsplichtige scheepvaartwegen en categorieën van schepen en met betrekking tot het op peil houden van de in verband met het uitoefenen van het beroep van registerloods benodigde kennis en vaardigheden. Deze verordening en de krachtens die verordening te geven regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met de belangen, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet.
2.
Het is degene die geen daartoe bevoegd registerloods is, verboden diensten als loods aan te bieden dan wel te verlenen aan:
- a.
zeeschepen op loodsplichtige scheepvaartwegen; en
- b.
schepen die anderszins ingevolge een wettelijke regeling verplicht zijn gebruik te maken van de diensten van een loods.
3.
Het verbod, genoemd in het tweede lid, geldt niet met betrekking tot schepen voor de vaart op loodsplichtige scheepvaartwegen, aangewezen krachtens artikel 10, vierde lid, van de Scheepvaartverkeerswet, voor zover die schepen op binnenwateren varen.
4.
Het verbod, genoemd in het tweede lid, geldt niet voor de tot de Belgische loodsdienst behorende loods die krachtens het Scheldereglement als zodanig optreedt en de tot de Duitse loodsdienst behorende loods die krachtens het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding (Trb. 1960, 69) als zodanig optreedt.