RFR 2010/124
Familieprocesrecht. Heeft de rechter de stelling van de vrouw — ondanks verwerping van zijn nalatenschap heeft de man daaruit toch inkomsten — voldoende behandeld?
HR 03-09-2010, ECLI:NL:HR:2010:BM7048
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 september 2010
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
09/04092
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
BM7048
- JCDI
JCDI:ADS875031:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Erfrecht / Gevolgen erfopvolging
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BM7048, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑09‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BM7048, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑06‑2010
- Wetingang
Rv art. 30
Essentie
Familieprocesrecht.
Heeft de verwijzingsrechter de essentiële stelling van de vrouw, die erop neerkomt dat de man ondanks verwerping van zijn nalatenschap daaruit toch inkomsten ontvangt, voldoende behandeld?
Samenvatting
Bij beschikking van 5 december 2008 had de Hoge Raad de beschikking van het Hof 's-Gravenhage vernietigd omdat bij de bepaling van de draagkracht van de man niet was vastgesteld of de man daadwerkelijk over vermogen beschikte. Voorts had het hof daarbij ten onrechte rekening gehouden met het interen op fictief vermogen, dat bestond uit een door de man verworpen nalatenschap van ruim € 370.000, terwijl zeker was dat de man ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.