CRvB, 16-12-2015, nr. 14/4740 AWBZ
ECLI:NL:CRVB:2015:4578
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
16-12-2015
- Zaaknummer
14/4740 AWBZ
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2015:4578, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 16‑12‑2015; (Hoger beroep)
Uitspraak 16‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Kosten voor zanglessen mogen niet uit het pgb worden betaald. Gelet op (de) beschrijving concludeert de Raad dat de zanglessen geen begeleiding als bedoeld in artikel 6 van het Bza betreffen. Deze lessen zijn immers in de kern niet gericht op het concreet ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen en/of het concreet ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, maar op het stimuleren van ontspanning en het vergroten van zelfvertrouwen.
14/4740 AWBZ
Datum uitspraak: 16 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
22 juli 2014, 13/8160 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Stichting Zorgkantoor Menzis (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.E.L.T. Balkema, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant zijn aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2015. Voor appellant zijn
mr. Balkema, [naam vader] (de vader van appellant), [naam ambulant ondersteuner] (ambulant ondersteuner van appellant) en [naam] (voormalig muziek- en zangdocent van appellant) verschenen. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. S. Boot.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft een autistische stoornis. Het Zorgkantoor heeft aan
appellant voor het jaar 2013 een persoonsgebonden budget (pgb) verleend voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
1.2.
Op het verantwoordingsformulier voor de eerste helft van 2013 is opgegeven dat van het pgb een bedrag van € 1.143,- is besteed aan begeleiding door [naam centrum] .
1.3.
Bij besluit van 29 oktober 2013 heeft het Zorgkantoor aan appellant
meegedeeld dat de kosten van zorgverlener [naam centrum] niet uit het pgb mogen worden betaald en dat een bedrag van € 1.143,- op de verantwoording in mindering is gebracht.
1.4.
Bij besluit van 13 december 2013 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar van appellant tegen het besluit van 29 oktober 2013 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat appellant muziek-/zanglessen bij [naam centrum] krijgt, dat muziekles op de Vergoedingenlijst PGB AWBZ 2013 (Vergoedingenlijst) als vrijetijdsbesteding wordt aangeduid en volgens de Vergoedingenlijst niet uit het pgb mag worden vergoed. De door [naam centrum] verleende zorg kan volgens het Zorgkantoor daarom niet worden aangemerkt als begeleiding in de zin van artikel 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het
bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank, voor zover van belang, overwogen dat de activiteiten van [naam centrum] niet kunnen worden aangemerkt als begeleiding in de zin van artikel 6 van het Bza.
3. Appellant heeft de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden. Hij
stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat het bij de zanglessen gaat om het inslijpen en oefenen van (eerder in therapie) aangeleerde vaardigheden. Ter toelichting daarop heeft appellant een beschrijving van [naam zangcoach] , de zangcoach van appellant, van de zanglessen aan appellant ingediend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad stelt voorop dat niet gebleken is dat de Vergoedingenlijst een algemeen verbindend voorschrift is of een beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bestuursrechter dient de uitleg die het Zorgkantoor aan artikel 6 van het Bza geeft, vol te toetsen en zo nodig zijn uitleg in de plaats te stellen van het Zorgkantoor (uitspraak van de Raad van 10 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7639). De inhoud van de Vergoedingenwijzer daargelaten dient de Raad daarom vol te toetsen of de zanglessen aan appellant begeleiding in de zin van artikel 6 van het Bza betreffen.
4.2.
Ten tijde in geding luidde artikel 6 van het Bza als volgt:
“1. Begeleiding omvat activiteiten aan verzekerden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:
a. de sociale redzaamheid,
b. het bewegen en verplaatsen,
c. het psychisch functioneren,
d. het geheugen en de oriëntatie, of
e. die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.
2. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, zijn gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en strekken tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing van de verzekerde.
3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, bestaan uit:
a. het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen,
b. het ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of
c. het overnemen van toezicht op de verzekerde.”
4.3.
Voor de beoordeling of de zanglessen aan appellant begeleiding in de zin van artikel 6 van het Bza betreffen, acht de Raad de beschrijving van [naam zangcoach] van de lessen die zij aan appellant geeft doorslaggevend. Zij heeft de zanglessen als volgt beschreven:
“Ik begin altijd de les met de vraag hoe het met hem gaat zodat hij even kan vertellen hoe zijn week was en wat er eventueel speelt. Daarna doe ik wat ontspanningsoefeningen en ademhalingsoefeningen die altijd goed bij hem werken om te ontspannen. Vervolgens doen we een actievere energizingsoefening zodat hij even kan ontladen en vervolgens wat zangoefeningen waar hij inmiddels goed in is en waarmee ik hem veel positief kan stimuleren om zijn zelfvertrouwen te laten groeien. Het tweede gedeelte van de les bestaat uit het zingen van een liedje, soms twee en dat vindt hij natuurlijk het allerleukste. Meestal kiest hij zelf zijn liedjes uit en een enkele keer draag ik een liedje aan zodat hij ook kennismaakt met andere muziekstijlen en gestimuleerd wordt om eens buiten zijn “comfortzone” te treden. Hij heeft in de tijd dat hij les heeft bij mij (al bijna 2,5 jaar) al veel geleerd en heeft zijn stem en ademhaling beter onder controle. Hij kan ook veel beter ontspannen en weet dat hij me alles kan vragen en vertellen als hij ergens mee zit.”
4.4.
Gelet op deze beschrijving concludeert de Raad dat de zanglessen geen begeleiding als bedoeld in artikel 6 van het Bza betreffen. Deze lessen zijn immers in de kern niet gericht op het concreet ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen en/of het concreet ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, maar op het stimuleren van ontspanning en het vergroten van zelfvertrouwen.
4.5.
Gelet op het hiervoor overwogene slaagt het hoger beroep niet en komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en L. Tobé en S.E. Zijlstra als leden, in tegenwoordigheid van C.M.A.V. van Kleef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2015.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) C.M.A.V. van Kleef
NK