Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 11.7 Voorzorgsmaatregelen tegen brand
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
De schipper van een vaartuig is verplicht ervoor te zorgen dat:
- a.
alle brandontdekkingsmiddelen en -bestrijdingsmiddelen steeds in goede staat en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn;
- b.
de brandslangen alleen worden gebruikt voor brandblusdoeleinden, voor het testen van de brandblusinrichting of bij oefeningen en inspecties;
- c.
de brandslangen telkenmale na verloop van ten hoogste zes maanden worden getest;
- d.
de periodieke controle en tests van draagbare en niet draagbare brandblustoestellen, alsmede van vast aangebrachte brandblusinstallaties met inbegrip van de eventueel bij deze toestellen of installaties behorende gascilinders, geschiedt op door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie voor te schrijven wijze;
- e.
de voortstuwingsruimten, andere ruimten voor machines en de kombuizen behoorlijk worden schoongehouden en worden vrijgehouden van olieresten, lekolie, met olie doordrenkt poetskatoen en dergelijke verontreinigingen;
- f.
voor scheepsgebruik bestemde of tot de scheepsuitrusting behorende, stoffen of onderdelen met brandgevaarlijke eigenschappen zeevast worden opgeborgen op een veilige plaats, verwijderd van ruimten voor machines, kombuizen en plaatsen waar open vuur wordt gebezigd.