Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 11.11 Besturing van het vaartuig
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De schipper van een vaartuig is met betrekking tot de stuurinrichting verplicht ervoor te zorgen dat:
- a.
binnen 12 uur voor vertrek de stuurinrichting door de bemanning wordt gecontroleerd en getest op de goede werking;
- b.
bij de testprocedure, bedoeld onder a, voorzover van toepassing, de werking van de volgende onderdelen is inbegrepen:
- 1°
de hoofdstuurinrichting;
- 2°
de hulpstuurinrichting;
- 3°
de afstandsbedieningsystemen;
- 4°
de besturingsmogelijkheden op de brug;
- 5°
de noodkrachtvoorziening;
- 6°
de roerstandaanwijzers, vergeleken met de werkelijke stand van het roer;
- 7°
de alarmeringen voor het uitvallen van de bekrachtiging van de afstandsbedieningsystemen;
- 8°
de alarmeringen voor het uitvallen van de krachtwerktuigen van de stuurinrichting;
- 9°
de automatische voorzieningen waarmee een defect gedeelte van de stuurinrichting buiten bedrijf wordt gesteld en andere automatische uitrusting;
- c.
bij de onder a bedoelde controles en tests tevens zijn inbegrepen:
- 1°
het bewegen van het roer over de volle uitslag zoals vereist voor de betreffende stuurinrichting,
- 2°
een visuele inspectie van de stuurinrichting met de daaraan verbonden systemen, en
- 3°
de werking van de communicatiemiddelen tussen de brug en de stuurmachinekamer;
- d.
eenvoudige gebruiksaanwijzingen met een blokdiagram, waarop de overschakelingsprocedures zijn aangegeven voor de afstandsbedieningsystemen en de krachtwerktuigen voor de stuurmachine, op de brug en in de stuurmachinekamer permanent zijn opgehangen;
- e.
alle schepelingen die betrokken zijn bij de behandeling of het onderhoud van de stuurinrichting, vertrouwd zijn met de werking van de stuursystemen en met de procedures om van het ene systeem over te schakelen op het andere;
- f.
in aanvulling op de geregelde controles en tests, bedoeld onder a, ten minste eenmaal in de drie maanden oefeningen plaatsvinden voor de besturing van het vaartuig in gevallen waarbij een of meer onderdelen van het stuursysteem zijn uitgevallen, teneinde hiermede ervaring op te doen. Bij deze oefeningen dienen te zijn inbegrepen de directe bediening in de stuurmachinekamer, de communicatieprocedure met de brug en, indien toepasselijk, het gebruik van vervangende krachtvoorzieningen, en
- g.
de onderdelen voor de hulpstuurinrichting voor onmiddellijk gebruik gereed zijn opgeborgen.
2.
De schipper van een vaartuig is verplicht zorg te dragen dat in gebieden waar de navigatie bijzondere aandacht vergt, meer dan een krachtwerktuig van de stuurinrichting in bedrijf is, indien dergelijke werktuigen geschikt zijn om de stuurinrichting gelijktijdig te voeden.
3.
De schipper van een vaartuig dat is uitgerust met een automatische stuurinrichting, is verplicht zorg te dragen dat:
- a.
in gebieden met een grote vaardichtheid, bij beperkt zicht en in alle andere voor de navigatie gevaarlijke situaties, waarin gebruik wordt gemaakt van de automatische stuurinrichting, de chef van de wacht onverwijld kan beschikken over de diensten van een bekwame roerganger die op ieder moment de besturing moet kunnen overnemen;
- b.
het overschakelen van automatische besturing op handbesturing en omgekeerd, geschiedt door of onder toezicht van de chef van de wacht;
- c.
de handbesturing wordt getest nadat gedurende een langere tijd gebruik is gemaakt van de automatische stuurinrichting en voordat gebieden worden binnengevaren waar de navigatie bijzondere aandacht vergt.