Rb. Den Haag, 15-12-2014, nr. 3545039 RP VERZ 14-50660
ECLI:NL:RBDHA:2014:15680
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
15-12-2014
- Zaaknummer
3545039 RP VERZ 14-50660
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2014:15680, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 15‑12‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2014/1002
TRA 2015/29 met annotatie van L.C.J. Sprengers
AR-Updates.nl 2014-1073
VAAN-AR-Updates.nl 2014-1073
Uitspraak 15‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Het ontbindingsverzoek wordt (mede) afgewezen omdat het door de werknemer gestelde verband met zijn OR-lidmaatschap aannemelijk wordt geacht.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Team kanton Den Haag
FJ
Rep.nr.: 3545039 RP VERZ 14-50660
Datum: 15 december 2014
Beschikking in de zaak van:
de stichting Stichting PerspeKtief,
gevestigd te Delft,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.M.P. Verkaart,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. B.J.L. Baas.
Partijen worden aangeduid als “PerspeKtief” en “[verweerder]”.
1. Procedure
1.1
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 oktober 2014, heeft PerspeKtief de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ex art. 7:685 BW te ontbinden.
1.2
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
Op 1 december 2014 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Daarbij zijn door PerspeKtief pleitaantekeningen overgelegd.
1.4
Voorafgaande aan de mondelinge behandeling hebben beide partijen nog diverse producties overgelegd.
2. Feiten
2.1
De kantonrechter gaat op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling van het volgende uit.
2.2
[verweerder], thans 58 jaar oud, is sinds 16 oktober 1995 bij (een rechtsvoorganger van) PerspeKtief in dienst, laatstelijk in de functie van medewerker dagbesteding, tegen een salaris van € 2.249,08 bruto per maand (exclusief vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering) bij een 30-urige werkweek. Van toepassing op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de CAO GGZ.
2.3
[verweerder] is sinds 1999 middels detachering werkzaam op de inpakafdeling bij “Doel”, een samenwerkingsverband met GGZ Delfland, waar cliënten met psychiatrische problemen een dagbesteding wordt geboden.
2.4
[verweerder] is sinds begin 2009 lid van de Ondernemingsraad (hierna: de OR) van PerspeKtief.
2.5
In een gesprek op 11 maart 2013 heeft [verweerder] van zijn toenmalige leidinggevende een officiële waarschuwing gekregen voor ongeoorloofd afwezig zijn en het vertonen van ongepast gedrag. Blijkens het gespreksverslag productie 7 bestond het ongepaste gedrag van [verweerder] uit zijn (non-)verbale communicatie, te laat komen en een niet-professionele houding.
2.6
Volgens een e-mail van teammanager [X] aan [Y], directeur van Doel, van 31 juli 2014 zijn klachten van een of meer cliënten binnengekomen over [verweerder]. [verweerder] zou met regelmaat grof zijn tegen cliënten en seksueel getinte opmerkingen maken tegen vrouwelijke cliënten.
2.7
Op 1 augustus 2014 is [verweerder] door PerspeKtief op non-actief gesteld voor maximaal drie weken en is hem medegedeeld dat de afdeling P&O van PerspeKtief in samenwerking met de directeur van Doel een onderzoek zal starten naar aanleiding van de klachten die over hem zijn geuit.
2.8
Bij brief van 15 augustus 2014 heeft [verweerder] aan PerspeKtief medegedeeld dat hij zich op geen enkele manier herkent in de ernstige beschuldigingen over zijn gedrag en nog steeds in het duister tast over de vraag waarop door PerspeKtief wordt gedoeld. [verweerder] heeft verzocht om hem helderheid te verschaffen over inhoud en persoon van de klacht(en) c.q. de klager(s). Bovendien heeft hij gemeld bereid te zijn per direct zijn werk te hervatten.
2.9
Bij brief van 19 augustus 2014 heeft [Q], P&O adviseur van PerspeKtief, [verweerder] bericht dat hij in het gesprek op 1 augustus 2014 op de hoogte is gesteld over de reden voor de op non-actiefstelling en de gelegenheid heeft gekregen om hierop te reageren, wat hij ook heeft gedaan. Zij heeft [verweerder] in het vooruitzicht gesteld dat hij zal kunnen reageren op de uitkomsten van het onderzoek. Omdat het onderzoek langer duurt dan verwacht, is de op non-actiefstelling bovendien verlengd met maximaal drie weken.
2.10
Bij brief van 9 september 2014 heeft [A], bestuurder van PerspeKtief, [verweerder] voor zover van belang medegedeeld dat hij zich dient te onthouden van het (telefonisch) lastigvallen van medewerkers, onder wie leden van de Raad van Toezicht.
2.11
Bij brief van 10 september 2014 heeft [A], bestuurder van PerspeKtief, [verweerder] voor zover van belang medegedeeld dat uit het onderzoek is gebleken dat hij onprofessioneel en ongepast gedrag heeft vertoond richting de cliënten. Besloten is de identiteit van de betrokken cliënten anoniem te houden omdat het belang van de cliënten bij een ongestoorde en professionele voortgang van hun behandeling zonder gevoelens van intimidatie zwaarder dient te wegen dan het belang van [verweerder] om de namen van de betrokkenen te weten nu dit naar de mening van PerspeKtief niets toevoegt aan de inhoud en de aard van de klachten. [verweerder] heeft een tweede formele waarschuwing voor zijn gedrag gekregen. De op non-actiefstelling is omgezet in vrijstelling van arbeid.
2.12
Blijkens de brief van 17 september 2014 van manager zorg [B] is Perspektief van mening dat het niet langer haalbaar is om het dienstverband met [verweerder] voort te zetten.
2.13
Bij brief van 22 september 2014 heeft [Y], directeur van Doel, de detachering van [verweerder] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens de uitkomsten van het onderzoek.
3. Verzoek
3.1
PerspeKtief verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens een verandering in de omstandigheden.
3.2
PerspeKtief voert hiertoe aan, dat enerzijds sprake is van een vertrouwensbreuk of verstoring van de arbeidsrelatie als gevolg van aanhoudend onbehoorlijk gedrag van [verweerder] en anderzijds mede door zijn eigen handelwijze de functie van [verweerder] is vervallen. Er zijn op 31 juli 2014 klachten ontvangen van cliënten over de bejegening door [verweerder]. [verweerder] heeft bovendien medewerkers en een lid van de raad van Toezicht lastiggevallen. Mede gelet op de eerdere officiële waarschuwingen wegens ongepast gedrag die PerspeKtief aan [verweerder] heeft gegeven, kan van PerspeKtief niet gevergd worden dat zij [verweerder] in dienst houdt, temeer daar Doel de detachering van [verweerder] heeft beëindigd en PerspeKtief geen geschikte andere functie voor [verweerder] heeft.
4. Verweer
4.1
[verweerder] voert gemotiveerd verweer. Hij verzoekt de kantonrechter de verzochte ontbinding af te wijzen, dan wel bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst hem een (hoge) vergoeding toe te kennen.
4.2
Hij voert tot zijn verweer aan dat het onderhavig verzoek verband houdt met zijn OR-lidmaatschap en dat PerspeKtief van hem af wil in verband met de kritische opstelling van de OR. Bovendien wil PerspeKtief vermoedelijk voorkomen dat hij overgenomen moet worden door GGZ Delfland. De eerdere waarschuwing is onterecht gegeven en ook de huidige klachten over onheuse bejegening van cliënten, die overigens anoniem zijn, zijn ongegrond. In dit verband wijst [verweerder] erop dat de cliënten psychische problemen hebben, en vaak ook verslavingsproblemen. De bestaande klachtenprocedure is bovendien niet gevolgd. [verweerder] is in strijd met de betreffende CAO-bepalingen op non-actief gesteld en gehouden. [verweerder] is niet geïnformeerd over de inhoud van de klachten en heeft zich daartegen niet kunnen verweren. [verweerder] maakt bij toewijzing van het verzoek aanspraak op een hoge vergoeding en wijst in dat verband onder meer op zijn geringe kansen op de arbeidsmarkt. [verweerder] stelt dat de door PerspeKtief gevolgde procedure onzorgvuldig is geweest, dat PerspeKtief zelf te kennen heeft gegeven om met een waarschuwing te zullen volstaan en dat PerspeKtief ten onrechte heeft nagelaten om andere opties te verkennen. De functie van medewerker woonzorg is passend voor [verweerder] en [verweerder] is bereid om die functie of een andere passende functie te aanvaarden.
5. Beoordeling
5.1
Allereerst dient te worden beoordeeld of het verzoek verband houdt met het OR-lidmaatschap van [verweerder]. Volgens [verweerder] heeft PerspeKtief de - kritische - OR hard aangepakt. [verweerder] heeft onweersproken gesteld dat oud-OR-voorzitter [W] onlangs met een regeling is vertrokken nadat hij eerst was geschorst. [Z] is volgens [verweerder] ziek door de wijze waarop zij is bejegend. De ambtelijk secretaris van de OR, [C], heeft op staande voet ontslag genomen wegens inmenging en intimidatie door mevrouw [A]. In augustus 2014 is [R] medegedeeld dat zijn contract niet wordt verlengd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft PerspeKtief volstaan met de ontkenning dat het OR-lidmaatschap van [verweerder] een rol zou spelen bij het onderhavig verzoek.
5.2
Naar het oordeel van de kantonrechter is het op zijn minst opmerkelijk te noemen dat binnen korte tijd de helft van de OR van PerspeKtief blijkbaar - al of niet vrijwillig - vertrokken is. De brief van [C] aan de Inspectie SZW van 24 januari 2014 schetst een negatief beeld van de arbeidsomstandigheden, met name van de psychosociale arbeidsbelasting bij medewerkers, werkzaam in het primaire proces, binnen de organisatie van PerspeKtief. Daarin noemt zij expliciet de eis van mevrouw [A] dat alle OR-leden, en ook mevrouw [C] als ambtelijk secretaris, dienden te verklaren dat zij haar ten volle vertrouwden. Namens PerspeKtief is een en ander tijdens de mondelinge behandeling niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. De kantonrechter acht het hiermee voldoende aannemelijk gemaakt door [verweerder] dat zijn OR-lidmaatschap een rol heeft gespeeld bij het indienen van het onderhavig verzoek.
5.3
Vervolgens overweegt de kantonrechter dat onvoldoende vastgesteld kan worden wie welke klachten over [verweerder] heeft geuit doordat PerspeKtief de identiteit van de klager(s) niet bekend wil maken. Daardoor is het evenmin mogelijk om te onderzoeken hoe de ernst van de gestelde klachten gewogen dient te worden terwijl de context waarbinnen de beweerdelijk door [verweerder] tegen cliënten gemaakte opmerkingen ook onbekend blijft. De kantonrechter is met [verweerder] van oordeel dat van een zorgvuldige afhandeling van de klachten niet gesproken kan worden. Op 10 september 2014 heeft bovendien PerspeKtief [verweerder] eerst een waarschuwing gegeven naar aanleiding van de klachten terwijl zij een week later om dezelfde reden beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst aankondigt. Mede gelet op de lange duur van de arbeidsovereenkomst tussen partijen had van PerspeKtief verwacht mogen worden dat zij zich in deze kwestie als goed werkgever meer rekenschap had gegeven van de belangen van [verweerder].
5.4
Gezien het vorenstaande zal de kantonrechter het verzoek afwijzen aangezien niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een vertrouwensbreuk of verstoring van de arbeidsrelatie als gevolg van aanhoudend onbehoorlijk gedrag van [verweerder] die maakt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op korte termijn dient te eindigen. Dat [verweerder] in verband met deze kwestie contact heeft gezocht met medewerkers en een lid van de Raad van Toezicht rechtvaardigt evenmin dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Indien de functie van [verweerder] werkelijk is vervallen, wordt van PerspeKtief verwacht dat zij met [verweerder] in overleg treedt over herplaatsing in een andere passende functie.
5.5
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval geen aanleiding om een van de partijen in de kosten te veroordelen.
6. Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. F.J. Verbeek en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2014.