Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/192:192 Geen extra eisen aan bestrijding van bevrijdend verweer
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/192
192 Geen extra eisen aan bestrijding van bevrijdend verweer
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS692035:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Asser in zijn noot onder 6 (slot) bij HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7351, NJ 2004/305.
HR 16 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5545.
A-G L. Strikwerda randnr. 2, 3, 4 en 9 in zijn conclusie vóór HR 16 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5545.
Het overleggen van bankafschriften waaruit niet blijkt van storneringen leidt niet dwingend tot de conclusie dat deze niet hebben plaatsgevonden; een terugboeking kan blijken uit een volgend dagafschrift (Hof ‘s-Gravenhage 9 oktober 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BX9855).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In aansluiting met wat is behandeld in nr. 39 brengt het feit dat eiser de feiten die verweerder in zijn bevrijdend verweer heeft gesteld, gemotiveerd betwist (een grondslagverweer), geen bewijslast voor eiser mee ten aanzien van feiten die eiser heeft aangevoerd ter bestrijding van de door verweerder gestelde feiten. Hier geldt hetzelfde stramien van enerzijds stellen (nu door verweerder) en anderzijds gemotiveerd betwisten (door eiser). De rechter mag dus geen extra eisen stellen aan de bestrijding door eiser van de stellingen die verweerder in het kader van zijn bevrijdend verweer heeft gevoerd. Het non liquet van een bevrijdend verweer is en blijft voor risico van verweerder.1
Voorbeeld
Orange dagvaardde een klant tot betaling van een bedrag wegens mobiele telefoondiensten. De klant had als verweer aangevoerd dat hij een aantal van de door Orange overgelegde facturen reeds had voldaan; de klant had daartoe een aantal betalingsbewijzen overgelegd. Orange voerde aan dat de klant een bedrag per automatische incasso had betaald, doch dat de bank deze bedragen had gestorneerd. De klant had zich op het standpunt gesteld niet bekend te zijn met de stornering van de bedragen en verzocht Orange de stelling dat van stornering sprake zou zijn gedocumenteerd te onderbouwen.2 De klant probeerde Orange te belasten met het bewijs dat de klant niet betaald zou hebben. Uitgangspunt blijft dat op verweerder de bewijslast rust van zijn stelling dat hij aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan zodat zijn schuld is tenietgegaan. Ook hier geldt dat uit de hoofdregel van art. 150 Rv niet kan worden afgeleid dat de wederpartij (i.c. Orange) de feiten moet bewijzen die zij stelt ter motivering van haar betwisting van de feiten die de klant stelt.3 Aan verweerder is het om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, zodat zijn schuld is tenietgegaan. Verweerder moet bewijzen dat de betaling door eiser is ontvangen (art. 6:114 lid 2 BW).4