Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/5.2.2
5.2.2 Artikel 17 Grondwet
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS384698:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie o.a. Meijer 2011, p. 35-36 met verwijzing naar literatuur; Kamerstukken II1975/76,13 872, nr. 4 (bijlagen bij de Mvt), p. 100; Van Praag 1919, p. 436 e.v.; Sanders 1995, p. 241-243; Sanders 1940, p. 6-7; anders Hardenberg 1996, p. 327-332; Van Ittersum 1927, p. 20, 27-28.
Zie Van Praag 1919, p. 432 e.v.; Van Rossem-Cleveringa 1972, p. 1307,1313; Sanders 1940, p. 2-3, 6-7; Cremers/Zonderland, deel EII, p. 19, nr. 8; Heemskerk 1983, p. 229-230; Alkema 1999, p. 42; Meijer daarentegen sluit niet helemaal uit dat partijen ook zonder wettelijke grondslag toch een keuze mogen doen voor een alternatief voor gewone rechtspraak; Meijer 2011, p. 37.
Zie ook Snijders 2002, p. 492-493, met verwijzing naar literatuur en rechtspraak.
Door de regering wordt zelfs het hierna te behandelen arrest De Rooy c.s./Hillen c.s. aangehaald, zonder dat bezwaar wordt gemaakt tegen het feit dat de Hoge Raad uitsluiting van de overheids-rechter hierin toestaat terwijl er geen wettelijke grondslag is; zie Kamerstukken II1975/76,13 872, nr. 4 (bijlagen bij de MvT), p. 100.
HR 28 oktober 1988, NJ 1989, 765, m.nt. JCS (Harvest Trader), r.o. 3.1-3.2.
Zie ook Meijer 1992, p. 66; Meijer 2011, p. 37.
HR 24 september 1964, NJ 1965, 359, m.nt. JHB (De Rooy c.s./Hillen c.s.).
Artikel 17 Grondwet bepaalt:
‘Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent.'
Tegenwoordig wordt over het algemeen aangenomen dat uit dit artikel kan worden afgeleid dat partijen wel met hun wil van de door de wet toegekende rechter kunnen worden afgehouden. Deze woorden zouden dus onder andere de mogelijkheid van arbitrage wettigen.1 Daarnaast wordt echter wel betoogd dat de enkele wilsovereenstemming van partijen niet voldoende is. Artikel 17 Grondwet zou vereisen dat er een uitdrukkelijke wetsbepaling bestaat die toestaat dat partijen afstand doen van de wettelijk bevoegde overheidsrechter.2
Mijns inziens kan niet worden aangenomen dat artikel 17 Grondwet inderdaad een dergelijke wettelijke grondslag vereist.3 In de parlementaire stukken bij de herziening van de Grondwet in 1983 valt niet terug te vinden dat artikel 17 Grondwet dit vereiste zou bevatten.4 Ook de Hoge Raad lijkt deze opvatting niet te zijn toegedaan. Zo kende het commune bevoegdheidsrecht tot 2002 geen regeling met betrekking tot de internationale forumkeuze. Ondanks dit gebrek aan een wettelijke grondslag nam de Hoge Raad in 1988 in het arrest Harvest Trader aan dat partijen door middel van een overeenkomst tot forumkeuze rechtsmacht aan de Nederlandse rechter konden ontnemen.5 Hetzelfde heeft zich voorgedaan in het kader van de overeenkomst tot bindend advies. Tegenwoordig kan artikel 7:900 BW wellicht als grondslag voor het bindend advies worden gezien.6 Voor de invoering van het nieuwe BW bestond een dergelijke wettelijke grondslag niet. De Hoge Raad heeft toen echter al wel erkend dat partijen in geval van een bindendadviesclausule worden afgetrokken van de rechter die de wet hun toekent. Toch was volgens de Hoge Raad geen sprake van strijd met de Grondwet, aangezien partijen hadden ingestemd met het beding.7
Er is al met al onvoldoende reden om aan te nemen dat artikel 17 Grondwet aan een overeenkomst waarbij de bevoegdheid om te procederen wordt beperkt, in de weg zou staan.