RVR 2016/13
Dwaling. Had verhuurder moeten weten van de afwijkende planologische bestemming en de mogelijke problemen die dat voor huurder zou opleveren en had zij huurder moeten inlichten over wat zij omtrent de dwaling van huurder wist of behoorde te weten als bedoeld in art. 6:228 lid 1 onderdeel b BW?
HR 27-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3424
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 november 2015
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/05345
- Conclusie
A-G J. Spier
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS922715:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3424, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑11‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:1668, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑08‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑04‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑10‑2014
- Wetingang
Art. 6:228 lid 1 onderdeel b BW
Essentie
Huur bedrijfsruimte. Dwaling. Gebruik. Bestemmingsplan.
Had verhuurder moeten weten van de afwijkende planologische bestemming en de mogelijke problemen die dat voor huurder zou opleveren en had zij huurder moeten inlichten over wat zij omtrent de dwaling van huurder wist of behoorde te weten als bedoeld in art. 6:228 lid 1 onderdeel b BW?
Samenvatting
Inbev Nederland N.V. is hoofdhuurder van bedrijfsruimte. In de huurovereenkomst tussen de eigenaar/verhuurder en (de voorganger van) Inbev is opgenomen dat het gehuurde uitsluitend mag worden gebruikt als horecabedrijfsruimte. Inbev heeft het gehuurde onderverhuurd aan een derde, die in het gehuurde een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.