Einde inhoudsopgave
Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling
Artikel 19a Tijdelijke regeling aanvullende bijdragen bij aanvang verwerving voor 2015
Geldend
Geldend vanaf 11-12-2015. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
02-12-2015, Stb. 2015, 469 (uitgifte: 10-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-12-2015, terugwerkend tot: 01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2015, Stb. 2015, 469 (uitgifte: 10-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De in artikel 71 van de Pensioenwet dan wel artikel 82 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet indien een aanvullende bijdrage van de oude of nieuwe werkgever noodzakelijk is en voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- a.
de aanvullende bijdrage bedraagt meer dan € 15.000,– en meer dan 10% van de overdrachtswaarde; en
- b.
de betreffende werkgever is een kleine werkgever.
2.
Een kleine werkgever als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is een werkgever te wiens laste, in het tweede kalenderjaar dat aan het kalenderjaar waarin de in het derde lid bedoelde situatie wordt vastgesteld vooraf is gegaan, een premieplichtig loon als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit Wfsv, is gekomen dat gelijk is aan of minder bedraagt dan 25 maal het door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vastgestelde gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar.
3.
Indien de overdragende pensioenuitvoerder bij vaststelling van de opgave of voorlopige opgave, bedoeld in artikel 18 of de ontvangende pensioenuitvoerder na ontvangst van de opgave of voorlopige opgave, bedoeld in artikel 18, vaststelt dat een aanvullende bijdrage van de oude of nieuwe werkgever noodzakelijk is die meer bedraagt dan € 15.000,– en meer dan 10% van de overdrachtswaarde, stelt hij de betreffende werkgever in de gelegenheid om binnen een maand na ontvangst van het daartoe strekkende verzoek aan te tonen dat de werkgever een kleine werkgever is als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b. Tevens wordt de betreffende werkgever gevraagd of hij, indien hij een kleine werkgever is, bereid is de aanvullende bijdrage te betalen. De overdragende pensioenuitvoerder informeert de ontvangende pensioenuitvoerder terstond na afloop van de gegeven termijn over hetgeen van de oude werkgever is vernomen.
4.
Indien de werkgever niet binnen de gegeven termijn aantoont een kleine werkgever te zijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt aangenomen dat hij geen kleine werkgever is.
5.
Indien op grond van de voorgaande leden de plicht tot waardeoverdracht niet geldt en de werkgever niet bereid is de aanvullende bijdragen te betalen, informeert de ontvangende pensioenuitvoerder de deelnemer hierover schriftelijk.
6.
Dit artikel is uitsluitend van toepassing indien de verwerving van pensioenaanspraken door de deelnemer in de door de ontvangende uitvoerder uitgevoerde pensioenregeling voor 1 januari 2015 een aanvang heeft genomen.