Hof Amsterdam, 06-05-2010, nr. 23-001771-09
ECLI:NL:GHAMS:2010:BM6064
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
06-05-2010
- Zaaknummer
23-001771-09
- LJN
BM6064
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BM6064, Uitspraak, Hof Amsterdam, 06‑05‑2010; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BP4660, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BP4660
Uitspraak 06‑05‑2010
Inhoudsindicatie
Onderzoek "Guldenroede". Tenlastelegging voorbereidingshandelingen Opiumwet naast (verlengde) uitvoer van cocaïne, mede bezien in relatie tot geldigheid dagvaarding. Toetsing rechtmatigheid van de start van het (opsporings)onderzoek. Bewijs van de tenlastegelegde stof (cocaïne) en motivering ter zake. Bewijs van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en voorhanden hebben van een wapen en motivering ter zake. Samenloop.
Partij(en)
parketnummer: 23-001771-09
datum uitspraak: 6 mei 2010
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 24 maart 2009 in de strafzaak onder parketnummer 15-840108-07 tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [plaats].
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Haarlem vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 1, zaaksdossier 19, is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 6 en 10 maart 2009 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 12, 15, 16, 19 en 22 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2007 tot en met 2 januari 2008, te weten op:
- -
op 19 mei 2007
- -
op 14 oktober 2007 (zaaksdossier C13) en/of
- -
op 16 oktober 2007 (zaaksdossier C3) en/of
- -
op 29 oktober 2007 (zaaksdossier C2) en/of
- -
op 12 december 2007 (zaaksdossier C15) en/of
- -
op 18 december 2007 (zaaksdossier C5) en/of
- -
op 18 december 2007 (zaaksdossier C6) en/of
- -
op 18 december 2007 (zaaksdossier C7) en/of
- -
op 29 december 2007 (zaaksdossier C8) en/of
- -
op 2 januari 2008 (zaaksdossier C9),
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of 5 van de Opiumwet, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- 2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 19 mei 2007 tot en met 18 januari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- -
zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- -
een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- -
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens):
- -
(telefonische) contacten onderhouden met afnemers en/of koeriers en/of
leveranciers van verdovende middelen en/of
- -
koeriers geronseld en/of laten ronselen voor in- en uitvoer van verdovende
middelen en/of geldbedragen van en naar Nederland en/of
- -
(bolletjes) verdovende middelen geprepareerd en/of laten prepareren en/of
- -
geld ontvangen van en/of beschikbaar gesteld en/of
- -
(vlieg- en/of trein- en/of bus-) tickets geboekt en/of verstrekt en/of
gekocht en/of laten boeken en/of laten verstrekken en/of laten kopen en/of
- -
een onderkomen geregeld voor koeriers gedurende hun verblijf en/of laten regelen en/of
- -
koeriers naar Schiphol en/of het Amstel station gebracht en/of laten brengen en/of
- -
verpakkingsmateriaal en/of gereedschap ten behoeve van het prepareren van verdovende middelen (te weten lepel, soldeerbout, weegschaal, mondkap, plakband, boterhamzakjes en folie) voorhanden gehad;
- 3.
(zaaksdossier C12)
hij op of omstreeks 18 januari 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 142,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- 4.
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2007 tot en met 18 januari 2008,
te weten op:
- -
13 oktober 2007 (zaaksdossier C13) en/of
- -
25 oktober 2007 (zaaksdossier C18) en/of
- -
29 oktober 2007 (zaaksdossier C1) en/of
- -
31 oktober 2007 (zaaksdossier C2) en/of
- -
2 december 2007 (zaaksdossier C14) en/of
- -
11 december 2007 (zaaksdossier C15) en/of
- -
13 december 2007 (zaaksdossier C16) en/of
- -
18 december 2007 (zaaksdossier C7) en/of
- -
29 december 2007 (zaaksdossier C8) en/of
- -
31 december 2007 (zaaksdossier C9), en/of
- -
18 januari 2008,
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, in elk geval Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en), gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
- 5.
hij op of omstreeks 18 januari 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een (zwart) vuurwapen (van het merk Glock, model 30, kaliber .45), en/of munitie van categorie III, te weten een of meer (8) volmantel kogelpatro(o)n(en), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft bepleit dat het hof de inleidende dagvaarding nietig zal verklaren, voor zover het betreft het op die dagvaarding onder 2 ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Op de inleidende dagvaarding onder 1 wordt aan de verdachte verweten dat hij zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan het misdrijf dat strafbaar is gesteld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet. Onder 2 op die dagvaarding wordt aan de verdachte het begaan van voorbereidingshandelingen verweten.
Deze, onder 1 en 2 tenlastegelegde, feiten lopen dermate door elkaar heen dat het voor de verdediging onvoldoende inzichtelijk is wat onder feit 1 en wat onder feit 2 moet worden geschaard, ook doordat de tenlastelegging van feit 2 - anders dan die van feit 1- niet verwijst naar specifieke zaakdossiers.
De verdediging ziet zich in de juistheid van deze opvatting gesterkt door hetgeen de rechtbank ten aanzien van dit onderwerp heeft overwogen en beslist in het vonnis waarvan beroep. Immers, de rechtbank heeft met verwijzing naar de in de Opiumwet gehanteerde systematiek de verdachte vrijgesproken van die voorbereidingshandelingen indien dezelfde handelingen die door artikel 1, vijfde lid, van die wet onder het begrip 'uitvoer' worden gebracht, tegelijkertijd als voorbereidingshandelingen, in de zin van artikel 10a van de Opiumwet, ten aanzien van dezelfde uitvoer zouden worden aangemerkt. Bovendien heeft de rechtbank een zodanig verband tussen de onder 1 en 2 in het vonnis waarvan beroep bewezenverklaarde feiten aangenomen dat toepassing aan artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht is gegeven, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Inleiding
Voorop moet worden gesteld dat de voorbereidingshandelingen in artikel 10a Opiumwet als zelfstandige misdrijven strafbaar zijn gesteld. Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat daarbij de wetgever het bijzondere, gevaarzettende karakter van die handelingen voor ogen heeft gestaan. Reeds hieruit volgt dat, indien gedragingen die door deze bepaling worden bestreken, deze zelfde handelingen ook en tegelijkertijd onder het bereik van -voor zover hier van belang- artikel 2 van de Opiumwet kunnen worden gebracht (in het bijzonder door de in artikel 1, vijfde lid, van die wet aan de woorden "buiten het grondgebied van Nederland brengen" gegeven betekenis), het de officier van justitie in beginsel vrij staat een verdachte met het oog op dezelfde handelingen niet alleen ter zake van voorbereidingshandelingen maar ook en daarnaast ter zake van (opzettelijk) handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet te vervolgen. Dit betekent dat de door de raadsman aangehaalde overweging van de rechtbank -wat het bestaan van dit samenvallen van strafbepalingen betreft- in zoverre van een onjuiste rechtsopvatting getuigt, terwijl het antwoord op de vraag welke bepaling van samenloop in het veronderstelde geval van bewezenverklaring van zowel feit 1 als feit 2 van toepassing is -gehoord de raadsman- voor de beoordeling van de geldigheid van de dagvaarding zonder betekenis is.
De tenlastelegging van feit 2
Het voorgaande laat onverlet dat de tenlastelegging heeft te voldoen aan de daaraan op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) te stellen eisen. Uit de tekst van het onder 2 ten laste gelegde feit blijkt naar het oordeel van het hof voldoende duidelijk en begrijpelijk waartegen de verdachte zich diende te verdedigen.
Immers, naast het kwalificatieve deel is in de tenlastelegging op een duidelijke en begrijpelijke wijze omschreven welke gedragingen - en gedurende welke periode - aan de verdachte worden verweten. Dit oordeel wordt - gelet op hetgeen hiervoor onder het kopje Inleiding is
overwogen - niet anders indien daarbij de inhoud van de onder 1 tenlastegelegde feiten wordt betrokken. De enkele omstandigheid dat de steller van het onder 2 tenlastegelegde, anders dan bij het onder 1 tenlastegelegde feit, geen verwijzing naar zaakdossiers heeft opgenomen, brengt niet mee dat daardoor bij de verdachte een rechtens relevant onbegrip of verwarring kan zijn ontstaan met gevolg dat de dagvaarding de toets aan artikel 261 Sv niet doorstaat.
In dit verband verdient nog opmerking, dat weliswaar de advocaat-generaal ter terechtzitting heeft gesteld dat volgens zijn mening de voorbereidingshandelingen zien op al hetgeen is gerelateerd in zaakdossiers die niet zijn vermeld in het onder 1 tenlastegelegde feit, het hof gaat aan deze stelling echter voorbij. De tekst van de tenlastelegging, bezien tegen de achtergrond van de stukken in het dossier als ook gelet op de inhoud van het requisitoir van de officier van justitie bieden aan dit -niet nader onderbouwde- standpunt van de advocaat-generaal geen steun.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat dit verweer wordt verworpen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
De start van het onderzoek
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zoals is vervat in zijn pleitnota in hoger beroep onder de kop 'De niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie', verweer gevoerd met betrekking tot - kort aangeduid - de (rechtmatigheid van de) start van het onderzoek, Hij heeft aangevoerd dat de drie door het hof als getuigen gehoorde functionarissen ([opsporingsambtenaar 1], Hoofd Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol, [opsporingsambtenaar 2], hoofdinspecteur van politie bij de (toenmalige) Dienst Internationale Politiesamenwerking (DINPOL) van het Korps Landelijke Politiediensten, en [opsporingsambtenaar 3], adjudant onderofficier der Koninklijke Marechaussee, tactisch coördinator van het onderzoek Guldenroede) niet alle vragen omtrent de start van het onderzoek hebben kunnen beantwoorden en dat - zo begrijpt het hof het verweer - daardoor onweersproken is gebleven de door de verdediging gestelde aannemelijkheid dat er, vóórafgaand aan de in het dossier gerelateerde start van het onderzoek, reeds op Nederlands grondgebied opsporingsactiviteiten in het kader van een Brits strafrechtelijk onderzoek naar (onder meer) de verdachte hebben plaatsgevonden. Dit zou, aldus de raadsman, blijken uit stukken bij een Brits verzoek om overlevering van de verdachte. Aangezien ervan uit dient te worden gegaan dat deze opsporingsactiviteiten door Nederlandse opsporingsambtenaren dan wel door Britse opsporingsambtenaren met medeweten en toestemming van de Nederlandse autoriteiten zijn uitgevoerd, is de in het dossier gerelateerde start van het onderzoek willekeurig en oncontroleerbaar, waardoor eerdere onregelmatigheden kunnen zijn 'weggepoetst'. Er zijn, aldus de raadsman, aanwijzingen voor een - voorafgaand aan de aangegeven start van het onderzoek Guldenroede - ongeoorloofd gebruik van bijzondere bevoegdheden tot opsporing.
Hij heeft daarbij - kort weergegeven - op de navolgende feiten en omstandigheden gewezen:
- 1.
[opsporingsambtenaar 2], [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 1] bleken niet bekend met eerderbedoelde opsporingsactiviteiten in het kader van een Brits onderzoek;
- 2.
de ongebruikelijke wijze waarop de informatie uit Brazilië is binnengekomen en het feit dat daarin, kennelijk opzettelijk en onjuist, een onjuiste naam van de verdachte wordt genoemd terwijl in Brazilië de volledige persoonsgegevens van de verdachte al bekend waren;
- 3.
het feit dat door de officier van justitie tot vrijspraak van de - kort gezegd -tenlastegelegde invoer van cocaïne op 19 januari 2008 (zaaksdossier C19) is gerekwireerd, uitgerekend de zaak die de start van het onderzoek heeft gevormd, waardoor de verdediging is belemmerd in het doen onderzoeken van de rechtmatigheid van die start;
- 4.
het oneigenlijk gebruik van het afschermingsbelang in het proces-verbaal van [opsporingsambtenaar 1] van 21 mei 2007;
- 5.
de naamgeving van het onderzoek, die vanwege de dubbelzinnigheid daarvan ook zo kan worden verstaan dat ten tijde van die naamgeving bij politie en justitie bekendheid bestond met de in casu gebezigde smokkelmethode, terwijl op dat moment, immers nog vóór het afsluiten van taps, die bekendheid niet kon bestaan.
Gelet op al het voorgaande stelt de raadsman zich - onder verwijzing naar de uitspraak van het Europese hof tot bescherming van de rechten van de mens van 26 oktober 2006 (Khudobin vs. Rusland) - op het standpunt dat in de onderhavige zaak sprake is van een gebrekkige en ontoereikende toetsing van de rechtmatigheid van het bewijs. De raadsman heeft daarom de eerder door hem gedane verzoeken (het hof begrijpt: zoals gedaan ter terechtzitting van 15 april 2010) herhaald en heeft bepleit dat, indien die verzoeken niet door het hof worden toegewezen, het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging zal verklaren dan wel het door middel van telefoontaps verkregen bewijs als onrechtmatig verkregen uit te sluiten, zulks op de voet van het bepaalde in artikel 359a Sv.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft betoogd dat de verzoeken moeten worden afgewezen en de verweren moeten worden verworpen. Hij heeft daartoe aangevoerd - kort gezegd - dat er geen begin van aannemelijkheid van enige onrechtmatigheid is en dat bovendien, zelfs al zou er wel een gebrek aan de startinformatie kleven, niet aannemelijk is geworden dat de verdachte daardoor in zijn belangen is geschaad. Met het horen van de getuigen [opsporingsambtenaar 1], [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 3] is aan de belangen van de verdachte in voldoende mate tegemoetgekomen.
De beoordeling van het verweer
Naar aanleiding van door de verdediging opgeworpen vragen omtrent de aanvang van het onderzoek, zoals gerelateerd in het dossier, heeft het hof nader onderzoek, in de vorm van het verhoor van de getuigen [opsporingsambtenaar 1], [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 3] noodzakelijk geacht. Uit de inhoud van die gehouden verhoren en uit de stukken uit het dossier leidt het hof de navolgende gang van zaken af.
Op 19 mei 2007 ontving [opsporingsambtenaar 1] telefonisch informatie van zijn collega [opsporingsambtenaar 4] van de Nationale Recherche. Deze informatie kwam uit het buitenland (Brazilië) en was afkomstig uit een aldaar lopend strafrechtelijk onderzoek. De informatie hield in onder meer dat op zaterdag 19 mei 2007 zich op vlucht KL792 vanuit Brazilië een koffer met daarin verdovende middelen bevond. [opsporingsambtenaar 1] heeft deze informatie diezelfde dag aan het zogeheten Schipholteam doorgegeven. Medewerkers van het Schipholteam hebben, naar aanleiding van de door [opsporingsambtenaar 1] verstrekte informatie, op 19 mei 2007 inderdaad in de bagage van genoemde vlucht een koffer met daarin ruim 9 kilogram cocaïne aangetroffen en in beslag genomen. [opsporingsambtenaar 1] heeft van de inhoud en mondelinge verstrekking op 19 mei 2007 aan het Schipholteam op 21 mei 2007 proces-verbaal opgemaakt.
[opsporingsambtenaar 1] heeft vervolgens met de in Suriname gestationeerde en ook voor Brazilië geaccrediteerde liaison officier, genaamd [liaison officier], contact opgenomen met het verzoek of er meer informatie uit Brazilië met betrekking tot de koffer mocht worden verstrekt. [Liaison officier] heeft vervolgens op 7 juni 2007 naar aanleiding van dat verzoek schriftelijke informatie van de Braziliaanse opsporingsautoriteiten aan DINPOL verstrekt. Deze informatie hield in- voor zover hier van belang - dat bij het transport van de inbeslaggenomen koffer vermoedelijk [onjuiste naam van de verdachte], geboren op [datum] te [land], met de [land] nationaliteit en verblijvend in Nederland, was betrokken; tevens werd een aantal (Nederlandse) mobiele telefoonnummers genoemd waarvan [onjuiste naam van de verdachte] en andere betrokkenen gebruik zouden maken. Door DINPOL is deze informatie op 7 juni 2007 telefonisch aan de Koninklijke Marechaussee te Schiphol verstrekt, welke dienst vervolgens heeft verzocht de informatie vast te leggen bij proces-verbaal met het oog op het gebruik daarvan in een Nederlands strafrechtelijk onderzoek. De eerder genoemde [opsporingsambtenaar 2], werkzaam bij DINPOL, heeft vervolgens op 13 juni 2007 een proces-verbaal opgemaakt waarin voornoemde informatie is gerelateerd. [opsporingsambtenaar 1] heeft op zijn beurt dit proces-verbaal vervolgens aan het met het tactisch opsporingsonderzoek belaste team verstrekt. Naar aanleiding van deze informatie is dat onderzoeksteam vervolgens een onderzoek gestart naar de in de informatie genoemde [onjuiste naam van de verdachte] en de genoemde telefoonnummers. Naar aanleiding van het afluisteren van telefoongesprekken en het zoeken in de politiesystemen (middels een zoeksleutel met de eerste vier letters van de achternaam, de eerste letter van de voornaam en de twee cijfers van het geboortejaar) kwam het onderzoeksteam vervolgens uit bij de verdachte.
[opsporingsambtenaar 3] heeft op enig moment ná de start van het onderzoek en derhalve na 20 augustus 2007, door tussenkomst van [liaison officier], informatie opgevraagd bij de Braziliaanse autoriteiten. Naar aanleiding daarvan heeft hij op 12 juni 2008 een CD-ROM en een aantal documenten van de Braziliaanse autoriteiten ontvangen; deze maken deel uit van het dossier, zaakdossier C19.
Het hof acht zich op grond van het voorgaande met het oog op de door het hof te verrichten rechtmatigheidstoetsing voldoende ingelicht omtrent achtereenvolgens de inhoud van de in het dossier gerelateerde startinformatie, de wijze waarop die startinformatie is verstrekt en de grondslag van het vervolgens door het onderzoeksteam ingestelde onderzoek. Het hof ziet in de hiervoor geschetste gang van zaken geen aanknopingspunt voor het aannemen van het bestaan van enige, voor het onderhavige onderzoek relevante onrechtmatigheid.
In de kern bezien komt het verweer er voorts op neer, dat er voorafgaand aan de hiervoor bedoelde startinformatie al - in het kader van een Brits opsporingsonderzoek - opsporingsactiviteiten met betrekking tot de verdachte op Nederlands grondgebied hebben plaatsgevonden. Het hof overweegt dat, ook al zou het zo zijn dat - al dan niet in het kader van rechtshulp - tevoren op Nederlands grondgebied opsporingsactiviteiten door, met medewerking of toestemming van Nederlandse opsporingsinstanties en/of autoriteiten in het kader van een Brits strafrechtelijk onderzoek hebben plaatsgevonden - hetgeen overigens uit de tekst van de door de raadsman aangehaalde brief van [afzender] niet zonder meer kan blijken -, niet valt in te zien dat daarmee is gegeven dat daaraan betekenis moet worden toegekend met het oog op de in de onderhavige zaak door het hof te nemen beslissingen, de toetsing van de rechtmatigheid van de hiervoor gerelateerde start van het onderzoek en de inzet van opsporingsbevoegdheden daaronder mede begrepen. Van belang daarbij acht het hof dat zowel door [opsporingsambtenaar 1] als door [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 3] als getuige is verklaard dat geen van hen weet heeft gehad van het bestaan van opsporingsactiviteiten in het kader van een Brits onderzoek tegen de verdachte en dat ook overigens de inhoud van het dossier geen begin van aannemelijkheid biedt voor het vermoeden dat in het onderhavige onderzoek gebruik is gemaakt van of is voortgebouwd op (resultaten van) in het bestek van dat Britse onderzoek verrichte opsporingsactiviteiten of gebruikte bijzondere bevoegdheden tot opsporing, laat staan dat dit onrechtmatig zou zijn gebeurd.
Aan de raadsman moet worden toegegeven dat opmerkelijk is dat in de in het proces-verbaal van [opsporingsambtenaar 2] van 13 juni 2007 weergegeven informatie van de Braziliaanse opsporingsactiviteiten een onjuiste naam van de verdachte is vermeld, terwijl uit de op 12 juni 2008 -en dus ongeveer een jaar na de start van het onderzoek Guldenroede- ontvangen stukken met betrekking tot het Braziliaanse onderzoek is gebleken dat de Braziliaanse opsporingsautoriteiten reeds vóór 19 mei 2007, en wel in elk geval op 13 mei 2007 op de hoogte waren van de volledige en juiste personalia van de verdachte. Opmerkelijk is voorts, dat de plantennaam "Guldenroede" die aan het onderhavige onderzoek is gegeven met enige fantasie ook in verband zou kunnen worden gebracht met de in het onderzoek vastgestelde methode van vervoer van verdovende middelen en geld. Wat daarvan verder ook zij, dit levert echter, anders dan door de raadsman is bepleit en gelet ook op hetgeen daaromtrent door de getuigen is verklaard, op zichzelf beschouwd noch in samenhang met hetgeen overigens door de raadsman is aangevoerd, geen redelijk aanknopingspunt op voor het aannemen van een ongeoorloofd gebruik van dwangmiddelen of bevoegdheden voorafgaand aan de hiervoor weergegeven aanvang van het onderzoek.
Al hetgeen hiervoor is overwogen brengt het hof tot het oordeel dat er geen noodzaak bestaat tot het verrichten van nader onderzoek naar de gang van zaken met betrekking tot de start van het onderzoek in de onderhavige zaak. Het daartoe strekkende - herhaalde - verzoek van de raadsman wordt derhalve afgewezen. Voorts is het hof van oordeel dat, reeds omdat er met betrekking tot de aanvang van het onderzoek en ook overigens bij het voorbereidend onderzoek geen vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a Sv zijn gebleken, er geen aanleiding is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren of resultaten van het onderzoek uit te sluiten van het bewijs. Het daartoe strekkende verweer wordt daarom verworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- kan niet in stand blijven, omdat het hof zich niet met de bewezenverklaring verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 met betrekking tot de uitvoer van cocaïne op 16 oktober 2007 (zaaksdossier C3) en 18 december 2007 (zaaksdossier C6) is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe dat voornoemde zaaksdossiers, zowel waar het gaat om de perso(o)n(en) van de koeriers als om de modus operandi, zozeer afwijken van de overige onder feit 1 tenlastegelegde zaaksdossiers, dat de hierna in dit vonnis weergegeven bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 op deze zaaksdossiers niet van toepassing kunnen worden geacht.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij in de periode van 14 oktober 2007 tot en met 2 januari 2008, meermalen, te weten op:
- a)
14 oktober 2007 (zaaksdossier C13) en
- b)
29 oktober 2007 (zaaksdossier C2) en
- c)
12 december 2007 (zaaksdossier C15) en
- d)
18 december 2007 (zaaksdossier C5) en
- e)
18 december 2007 (zaaksdossier C7) en
- f)
29 december 2007 (zaaksdossier C8) en
- g)
2 januari 2008 (zaaksdossier C9),
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
- 2.
hij in de periode van 1 september 2007 tot en met 18 januari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en Amsterdam meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
telkens om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen,
- -
zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en
- -
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, mede te plegen, uit te lokken en daarbij behulpzaam te zijn en daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en
- -
voorwerpen en stoffen en gelden voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- -
(telefonische) contacten onderhouden met afnemers en koeriers van verdovende middelen en
- -
koeriers geronseld en laten ronselen voor in- en uitvoer van verdovende middelen en geldbedragen van en naar Nederland en
- -
(bolletjes) verdovende middelen laten prepareren en
- -
geld ontvangen en beschikbaar gesteld en
- -
(vlieg- en/of trein- en/of bus-) tickets geboekt en/of verstrekt en/of
gekocht en
- -
een onderkomen geregeld voor koeriers gedurende hun verblijf en
- -
koeriers naar Schiphol en het Amstel station gebracht en/of laten brengen en
- -
verpakkingsmateriaal en gereedschap ten behoeve van het prepareren van verdovende middelen (te weten lepel, soldeerbout, weegschaal, mondkap, plakband, boterhamzakjes en folie) voorhanden gehad;
- 3.
hij op of omstreeks 18 januari 2008 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 142,1 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
- 4.
hij in de periode van 13 oktober 2007 tot en met 18 januari 2008, te weten op:
- a)
13 oktober 2007 (zaaksdossier C13) en
- b)
25 oktober 2007 (zaaksdossier C18) en
- c)
29 oktober 2007 (zaaksdossier C1) en
- d)
31 oktober 2007 (zaaksdossier C2) en
- e)
2 december 2007 (zaaksdossier C14) en
- f)
11 december 2007 (zaaksdossier C15) en
- g)
13 december 2007 (zaaksdossier C16) en
- h)
18 december 2007 (zaaksdossier C7) en
- i)
29 december 2007 (zaaksdossier C8) en
- j)
31 december 2007 (zaaksdossier C9) en
- k)
18 januari 2008,
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), voorwerpen, te weten geldbedragen, verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen terwijl hij en zijn mededader(s) wisten dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
- 5.
hij op of omstreeks 18 januari 2008 te Amsterdam, een wapen van categorie III, te weten een (zwart) vuurwapen (van het merk Glock, model 30, kaliber .45), en munitie van categorie III, te weten 8 volmantel kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
Het hof komt tot bovenstaande bewezenverklaring op grond van de volgende bewijsmiddelen. De door het hof als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. De opgenomen schriftelijke stukken worden slechts gebruikt in samenhang met de andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4:
- 1.
Het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 41, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 2 januari 2008 bevonden wij, verbalisanten, ons op de luchthaven Schiphol, gelegen in de gemeente Haarlemmermeer. Ik, [verbalisant 1], heb [medeverdachte 1] ter plaatse aangehouden. Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb verbalisant [verbalisant 3] om assistentie verzocht teneinde [medeverdachte 1] aan een kledingonderzoek te onderwerpen. In afwachting van de komst van verbalisant [verbalisant 3] verklaarde [medeverdachte 1] desgevraagd dat zij een zogenaamde duwersbol met cocaïne in haar lichaam had en dat zij deze zelf wilde verwijderen. [medeverdachte 1] heeft in bijzijn van, verbalisant [verbalisant 3], de zogenaamde duwersbol uit haar vagina verwijderd. Hierop heb ik de duwersbol in beslag genomen.
- 2.
Het proces-verbaal van bevindingen, verdovende middelen (dossierpagina 51, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Het nettogewicht van de aangetroffen stof, bedroeg totaal 193,2 gram. Monsterneming onder nummer 08-000306 A.
- 3.
Het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium d.d. 8 januari 2008 opgesteld door mw. drs. M.M. Sarneel (dossierpagina 73, zaaksdossier C9), onder meer inhoudende dat het monster onder nummer 08-000306A cocaïne bevat.
- 4.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] bij ivs (dossierpagina 59, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Ik ben in Engeland gebeld door iemand die mij gevraagd heeft naar Nederland te komen om iets naar Engeland te brengen. Vandaag heb ik in Amsterdam een bol gekregen die ik mee moest nemen naar Londen. Ik moest de bol in mijn vagina stoppen. Ik zou hiervoor 500 Engelse ponden krijgen. Ik wist niet wat er in de bol zat maar ik dacht dat het om cocaïne zou gaan.
- 5.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 24 januari 2008, omstreeks 12.15 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 47-49, zaaksdossier C16):
V: Wij tonen de verdachte een foto van [DE VERDACHTE] en vragen haar of zij de man op de foto herkent.
A: Ja, ik herken hem. Dat is mijn vriend die hier woont.
V: Is dit jouw opdrachtgever?
A: Ja dit is hem.
V: Weet je zijn naam?
A: Ja, ik weet alleen zijn voornaam. Hij heet [de verdachte], maar ik noem hem bij zijn bijnaam. Zijn bijnaam is [DE VERDACHTE].
V: Wanneer en hoe ben je in Nederland aangekomen?
A: Ik ben per trein naar Brussel gegaan. Ik ben Oudejaarsdag aangekomen in Brussel.
V: Hoe ben je van Brussel naar Nederland gekomen?
A: [DE VERDACHTE] heeft me opgehaald met een huurauto.
V: Wat heb je toen voor [DE VERDACHTE] meegenomen naar Nederland?
A: Geld. [DE VERDACHTE] heeft me gevraagd om geld mee te nemen.
V: Hoeveel?
A: Weet ik niet, het is niet mijn geld. We hebben er wel ruzie over gehad dat het minder was dan dat het moeten zijn.
V: Van wie had je het geld gekregen?
A: Eén van [DE VERDACHTE] zijn vrienden had het aan mij gegeven.
V: Hoe heb je het geld meegenomen?
A: Ik had het in mijn portemonnee gedaan en op deze manier meegenomen.
V: In wat voor biljetten was het geld samengesteld?
A: In biljetten van 100 pond. Ik denk dat het totaalbedrag een paar duizend pond was.
V: We hebben een aantaal maanden de telefoonnummers afgeluisterd. Ook de gesprekken die jij met [DE VERDACHTE] hebt gehad. Wanneer jij en [DE VERDACHTE] het hebben over "food", wat bedoelen jullie hiermee dan?
A: Zijn drugs.
V: Wat bedoelen jullie als jij en [DE VERDACHTE] het hebben over paper?
A: Geld.
V: Waar ben je verbleven alle dagen voor je terugreis?
A: In de Bijlmer, in de woning van [DE VERDACHTE].
V: Wanneer heb je de verdovende middelen gekregen?
A: Op de dag dat ik naar huis zou vertrekken. Ik kreeg het in de middag.
V: Van wie heb je de verdovende middelen gekregen?
A: [DE VERDACHTE] was erbij, maar de Afrikaanse man heeft het me gegeven.
V: Wat heb je gedaan toen je de verdovende middelen gehad had?
A: Het zat al in een condoom, ik hoefde het alleen maar in te brengen.
V: Hoe en wanneer ben je naar de luchthaven gegaan?
A: Een snorder kwam me ophalen en deze bracht me naar de luchthaven.
V: Wat zou je hebben gedaan als je niet was aangehouden?
A: Ik zou thuis gekomen zijn, ik had [DE VERDACHTE] gebeld dat ik thuis was en dan zou er iemand naar me toe komen om de drugs te komen ophalen.
V: Hoeveel geld zou je voor dit transport krijgen?
A: Alleen maar 500 pond.
V: Hoe zou het geld voor de drugs weer bij [DE VERDACHTE] terecht komen?
A: Soms via WESTERN UNION, soms ook persoonlijk met een vlucht naar Nederland.
- 6.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 24 januari 2008, omstreeks 14.10 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 57-59, zaaksdossier C13):
V: Wanneer was je nog meer in Nederland gedurende het afgelopen half jaar?
A: Ik weet het niet. Een paar keer. Als ik moet schatten, denk ik ongeveer 10 maal.
V: Volgens onze gegevens ben je op 29 december ook in Nederland aangekomen, wat kan je daarover verklaren?
A: Het kan zijn dat ik geld gebracht heb voor [DE VERDACHTE] of dat ik hem gewoon kwam opzoeken.
V: Weet je dat zeker?
A: Nee, ik geloof dat ik hem geld gebracht heb. Ik dacht dat het een paar duizend euro's was.
V: Je moet goed begrijpen dat we tapgesprekken hebben waaruit naar voren komt, dat je daar bent aangekomen en dat het spul getest moet worden. Hoe zit dit?
A: [DE VERDACHTE] is mij geld verschuldigd. [DE VERDACHTE] gebruikt deze situatie nu om mij onder druk te zetten om dingen voor hem te doen. Dit doet hij niet alleen met mij, maar ook met andere meisjes.
V: Wat kwam die persoon in het huis doen?
A: Hij kwam dat ding inpakken. Ik was er niet bij toen hij dit deed.
V: Was het dezelfde persoon als waarvan je op 02 januari 2008 de drugs kreeg?
A: Ja, dit was dezelfde persoon.
V: Wat voor man was het?
A: Het is een Afrikaan.
V: Hoe vaak heb je deze Afrikaanse man bij [DE VERDACHTE] gezien, en buiten [DE VERDACHTE] om?
A: Een paar keer. Ik denk 3 maal.
V: Wie was deze man?
A: Deze heet [medeverdachte 3]. Hij is ook een Afrikaan
V: Ben je ook wel eens met [DE VERDACHTE] naar de woning van deze man geweest.
A: Ja, 1 keer.
V: Wanneer ging je naar deze andere Afrikaanse man toe?
A: Ongeveer een maand voor Kerst. Deze man ging later op vakantie.
V: Wat heeft de 1e Afrikaanse man je gegeven in het huis van [DE VERDACHTE] op 29 december?
A: Hij gaf mij een klein pakje, net zoals ik had toen ik aangehouden werd.
V: Wat zat daarin?
A: Ik denk hetzelfde als waarvoor ik was aangehouden.
V: Wat heb je gedaan toen de 1e Afrikaanse man weg was?
A: Ik had het ergens in het huis neergelegd, totdat ik klaar was om te vertrekken naar mijn huis.
V: Wat heb je gedaan toen je in Engeland aankwam?
A: [DE VERDACHTE] had me gebeld. Ik ben toen naar mijn woning gegaan. Iemand zou het bij me komen ophalen.
V: Hoe zou diegene weten dat hij naar jou toe moest?
A: [DE VERDACHTE] zou hem dat vertellen en die vriend weet ook wie ik ben en waar ik woon.
V: Is dat ook gebeurd. Is deze vriend ook naar je toe gekomen?
A: Ja, dat is gebeurd, ook al heeft het héél lang geduurd voordat dat spul uit mijn woning was.
V: Hoe vaak heb je al cocaïne gesmokkeld voor [DE VERDACHTE]?
A: Ik heb het een paar keer gedaan. Ik weet niet hoeveel keer. Soms als ik al naar huis zou gaan dan wilde [DE VERDACHTE] dat ik lette op mensen die dan het spul bij zich hadden. Ik moest dan op ze letten dat het spul niet gestolen wordt.
V: Hoe vaak gebeurde dit?
A: Soms gebeurde het wekelijks. Soms gingen de mensen ook zonder begeleiding.
V: Heeft [DE VERDACHTE] dezelfde mensen om het spul heen en weer te brengen?
A: Bijna allemaal Nederlandse meiden.
V: Zijn er naast jou, nog andere meiden die mensen begeleiden voor het vervoeren van drugs?
A: Ja, Nederlandse meiden.
V: Hoeveel geld krijg je voor het meenemen van cocaïne?
A: 500 pond per keer.
V: Was het smokkelen altijd op dezelfde manier?
A: Ja, het was zoals ik was aangehouden.
V: Krijg je geld voor het meenemen van geld hierheen?
A: Niet, echt. Soms kreeg ik een klein beetje geld. Maar meestal was het dat ik het de volgende keer van [DE VERDACHTE] zou krijgen, maar dat gebeurde dan niet.
V: Ik wil het hebben over de 2e Afrikaan, genaamd [MEDEVERDACHTE 3].
Je hebt gezegd dat je bij deze man thuis ben geweest. Waar was dit?
A: Het was dicht bij het winkelcentrum KRAAIENNEST.
V: Wat deed [MEDEVERDACHTE 3] voor [DE VERDACHTE]?
A: Inpakken.
V: Wat pakte [MEDEVERDACHTE 3] in?
A: Hij pakte het spul in, wat ik ook bij me had toen ik werd aangehouden. Ik heb het nooit zelf gezien, maar ik kon het opmaken uit de gesprekken van [DE VERDACHTE] wanneer hij aan de telefoon was.
V: Als wij je een foto tonen van deze man, zou je hem dan herkennen?
A: Ja, ik denk het wel.
V: Wij tonen de verdachte een foto van [MEDEVERDACHTE 3] en vragen haar of zij de persoon op de foto herkend.
A: Ja, dit is [MEDEVERDACHTE 3].
- 7.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 25 januari 2008, omstreeks 11.15 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 63-65, zaaksdossier C13):
V: Wij tonen je een gesprek met nummer [nummer], waarin jij, [DE VERDACHTE] en een vermoedelijk Afrikaanse man te horen zijn wie [DE VERDACHTE] [bijnaam medeverdachte 3] noemt. Wie is deze [bijnaam medeverdachte 3]?
A: Ik kan me dat gesprek herinneren. Dat is de [MEDEVERDACHTE 3] waar we het eerder over gehad hebben, die jullie geïdentificeerd hebben, de persoon waarvan jullie de foto aan mij hebben getoond.
V: In dit gesprek neem jij de telefoon van [DE VERDACHTE] over en zeg je tegen [medeverdachte 3] dat die dingen die hij gemaakt heeft groot worden. Volgens jou worden ze wat onvoorzichtig. Waar ging dit over?
A: Een van die bollen ging het over. Een van de Nederlandse meisjes had gezegd dat ze te groot werden en aangezien ik het ook al een keer had gedaan werd dus aan mij gevraagd of ik tegen [medeverdachte 3] wilde zeggen dat ze te groot waren. [DE VERDACHTE] en [medeverdachte 3] hadden daar wel eens ruzie over. De meisjes hadden de bol. Omdat [DE VERDACHTE] [medeverdachte 3] betaalde om de bollen te maken hadden ze soms wel eens ruzie omdat de meiden klaagden over de bollen. En aangezien [DE VERDACHTE] niet graag mensen betaald is dat een goede aanleiding voor een ruzie. Met onvoorzichtig bedoelde ik gewoon dat ze erg groot werden, [medeverdachte 3] wilde niet van [DE VERDACHTE] aannemen dat ze te groot waren en dus kwam ik aan de lijn om het te bevestigen.
V: Hoe vaak ben je bij [MEDEVERDACHTE 3] thuis geweest?
A: Slecht een keer. Als we daar vaker waren dan ging alleen [DE VERDACHTE] naar binnen. In een soort ondergrondse parkeergarage. Die parkeergarage was in Kraaiennest, ik ben daar een keer met een wat oudere auto van [DE VERDACHTE] geweest.
V: Waarom was je daar toen?
A: Volgens mij was hij een bol aan het maken. [DE VERDACHTE] moest weg en wilde dat ik achter bleef omdat hij [MEDEVERDACHTE 3] niet helemaal vertrouwde. Ik moest dus een beetje toezicht houden op het inpakken.
V: Hoe werd de bol door [MEDEVERDACHTE 3] bereid?
A: Hij deed hem in een zakje en omwikkelde hem in cellofaan. Ik weet niet hoe het in die vorm gemaakt wordt, maar ik zag alleen hoe hij het in de verpakking rolde. De keren dat ik een bol had gehad van die andere nieuwe Afrikaan was het omwikkeld met wit tape, maar [MEDEVERDACHTE 3] gebruikte volgens mij zwart tape.
V: Wij tonen je een gesprek met nummer 270149675, waarin jij met het nummer waarover je hebt verklaard dat het jouw nummer is met [DE VERDACHTE] spreekt. In dit gesprek zeg je dat je maandag komt werken, wat bedoel je hiermee?
A: Waarschijnlijk dat ik geld kom brengen of iets voor hem te doen, dat bedoel ik als ik tegen hem zeg dat ik kom werken.
V: [DE VERDACHTE] zegt dat als je dan terug gaat naar Engeland je papier zal krijgen. Waar hadden jullie het in dat gesprek over, wat ging je doen?
A; Dat zal waarschijnlijk gaan om geld wat ik daarvoor zou krijgen, geld dat hij me verschuldigd was.
V: Vervolgens vraagt [DE VERDACHTE] aan jou of je [MEDEVERDACHTE 4] de P's al gegeven hebt. Wie is [MEDEVERDACHTE 4]?
A: [MEDEVERDACHTE 4] is een Nederlands meisje dat [DE VERDACHTE] vaak geld bracht.
V: Wat deed zij allemaal voor de rest voor [DE VERDACHTE]?
A: Mensen volgen op mensen letten die per vliegtuig of per bus reisden. Dat waren mensen waar zij voor [DE VERDACHTE] op moest letten. [DE VERDACHTE] wilde dat zij toezicht hield op mensen die gingen reizen zodat het geld en zo aankwam.
V: Wat gingen die mensen doen voor [DE VERDACHTE] dan?
A: Drugs en zo brengen.
V: Wat zijn de P's?
A: P's is geld.
V: Zijn er naast [MEDEVERDACHTE 4] nog andere meiden die je kent die het zelfde soort werk voor [DE VERDACHTE] deden?
A: Ik weet dat er nog een ander Nederlands meisje is, maar die heb ik nooit gesproken. Als hij andere mensen kan krijgen was het ook goed. Hij gebruikte iedereen om zijn geld te vervoeren, zelfs zijn eigen vrienden.
V: Wij tonen je nog een gesprek met nummer 270201101, waarin [DE VERDACHTE] belt met ene X. In dit gesprek gaat het erover dat [DE VERDACHTE] jou en [MEDEVERDACHTE 4] geld heeft gegeven voor tickets en onkosten en dat jullie met de bus moeten gaan. Waar gaat dit over?
A: X is een vriend van [DE VERDACHTE] die in Engeland woont. X had geld van [DE VERDACHTE]. Vaak moesten we geld ophalen van X voor [DE VERDACHTE] en dan konden we daar ons deel uithalen.
V: We hebben het nu over hoe drugs naar Engeland gaat, maar hoe komt het in eerste instantie bij [DE VERDACHTE] terecht?
A: Ik denk dat hij het in Nederland kocht. Ik heb in het begin gezegd dat ik het niet voor 500 pond wilde doen omdat dat te weinig geld is. Hij legde me toen uit dat hij ook niet meer dan 1500 pond winst maakte per keer. Dit omdat het duur is om in Nederland drugs te kopen. Als het uit Curaçao of zo komt is het goedkoper, maar om het in Nederland te kopen is vrij duur en dan maakte hij dus ook maar 1500 pond winst.
- 8.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 13 oktober 2007 om 22: 14 uur tussen [de verdachte]/ NNV en [medeverdachte 3] (lijn 17) (dossierpagina 32-33, zaaksdossier C13), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
NNv: Hoi. Die dingen die je gemaakt hebt, die worden gróót, weetje!
NN2: Ja?
NNv: Ja, ze worden wat onvoorzichtig.
NN2: Ok...
NNv: Ja, ze worden wat groot... ik vond gewoon dat je dat moest weten..
(...)
NN1: Ze hebben geklaagd over jou steeds, man...
NN2: Ja maar ehh ik weet niet... ik weet niet wat ik moet doen, man..
NN1: Maar het ziet er echt groot uit, maat...
(...)
NN2: JA! (mompelt: ) Ze zijn gewoonlijk groot, weet je.
(...)
NN2: We doen ze altijd iets langer en niet dik.
- 9.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 5] d.d. 22 januari 2008, te 11.14 uur (dossierpagina 149, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Hoe heten uw broers/zussen
A: Mijn jongste zusje heet [medeverdachte 2].
Wij verbalisanten, tonen verbalisanten een foto van [de verdachte].
A: Ik ken hem. Hij heeft mij weleens gevraagd om mensen te benaderen. Hij had gevraagd of ik meisjes ken die een soortemet dildo gebruiken tussen hun benen en dat weg moeten brengen naar Engeland. Er zit drugs in die soortemet dildo's van volgens boven 200 en onder de 250 gram drugs. Hij noemt zich [de verdachte].
A: Hij heeft mij gevraagd of ik meisjes voor hem wilde regelen om drugs voor hem naar Engeland te smokkelen. Ik heb gewoon meisjes benaderd en die heb ik in contact gebracht met [de verdachte]. Ik heb ook mijn nicht Y uit [plaats] van mij gebeld om ook meisjes te regelen voor [de verdachte].
A: Het is ongeveer 2 of 3 maanden dat ik voor het laatst gevraagd ben of ik meisjes voor hem had. Ik toen Y gebeld en die heeft toen meisjes voor hem geregeld naar die hebben [de verdachte] toen bestolen van zijn drugs. Die meiden zouden een dildo met drugs voor hem wegbrengen.
A: [de verdachte] regelde of zijn mensen regelden tickets voor die meisjes om dat die drugs voor hem weg te brengen. De meiden kregen dan die dildo's met drugs en die moesten zij dan in hun vagina verstoppen. De meiden moeten dan naar Engeland toe en de volgende dag zouden ze weer terugkomen. Ik heb wel eens meisjes voor hem geregeld, maar dit is eigenlijk nooit gelukt. Ik was eigenlijk de tussenpersoon die het maar moest regelen.
- 10.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 5] d.d. 22 januari 2008, te 13.30 uur (dossierpagina 157, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
De eerste keer dat ik hem heb ontmoet, noemde hij zichzelf [de verdachte]. Hierna heb ik hem altijd [bijnaam van de verdachte] genoemd. Ik bedoel hiermee de eerste letter van zijn voornaam. Hij wilde nooit dat mensen zijn echte naam wisten.
V: Wat is uw mobiele telefoonnummer?
A: [nummer]
Het nummer [oud nummer] is een oud nummer van mij. Ik heb volgens mij met dit nummer ook contact gehad met [de verdachte].
V: Doet u wel eens bank of geldzaken via Western Union?
A: Heb ik wel gedaan, dit om geld te ontvangen, maar niet geld voor mezelf. Maar wel voor iemand van hun, of ook voor [de verdachte]. Ik moest dan geld aan hem geven. Dit was ongeveer 3 of 4 keer dat ik dit moest. Dit kwam uit Engeland. Ik kreeg via de sms van [de verdachte] te horen wie dat geld gestort had en dan moest ik het voor hem ophalen. Ik kreeg hier dan een vergoeding van 200 of 300 euro voor.
Tonen telefoongesprek d.d. 17 december 2007 te 15.35 uur.
A: Dit waren de meisjes die door Y zijn geregeld. Ik had Y gevraagd om meisjes te regelen. Ik weet gewoon van een meisje af die echt mee gaat als begeleidster die op de meiden let om die drugs weg te brengen. Zij heet [medeverdachte 1]. Er is ook nog een meisje die heet [medeverdachte 4]. Zij is een soortemet patron. Iemand die ook het een en ander regelt.
V: Kent u het telefoonnummer [nummer verdachte]?
A: Dat denk ik het wel. Het is het nummer van [de verdachte].
V: Waaraan bent u hard aan het werk?
A: Ik denk dat [de verdachte] het hier heeft over de meisjes die ik moest regelen voor hem. Anders kan ik het me niet voorstellen.
Tonen sms d.d. 17 december 2007, te 18.35 uur.
[medeverdachte 2] zou meegaan naar Engeland, samen met die 2 meisjes, en zou hun vlucht begeleiden. Er waren 2 meisjes die drugs voor [de verdachte] naar Engeland zouden brengen en [medeverdachte 2] zou hun begeleiden.
V: Kun jij vertellen wat er wordt bedoeld met 'food' in veel telefoongesprekken?
A: dat is of geld of drugs.
- 11.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 22 januari 2008, te 11.45 uur (dossierpagina 231, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
A: Op 17 december 2007, was ik naar Schiphol geweest samen met 2 meisjes. We waren van plan om te reizen met het vliegtuig richting Engeland.
V: Wat was de reden van deze reis?
A: De meisjes moesten de drugs inwendig overbrengen naar Engeland.
A: het is gegaan via iemand die ik ken via mijn zus [medeverdachte 5]. Deze vriend van [medeverdachte 5] stelde aan mij voor om drugs te vervoeren, maar ik wilde niet riskeren om gepakt te worden voor de smokkel. Ik zelf kende wel een aantal meisjes, die de drugs wel wilden vervoeren omdat hij dat vroeg aan mij. Ik heb vervolgens het telefoonnummer van die vriend van [medeverdachte 5] aan de meisjes gegeven. Ik ken de echte naam van hem niet, ik ken hem alleen als [DE VERDACHTE]. Hij stelde zich toen als [DE VERDACHTE] voor aan mij.
V: Moest jij ook mee van hem om deze reis te maken op 17 december 2007?
A: Nee, tenminste, ik moest er alleen op toe zien dat die meisjes er niet vandoor zouden gaan tijdens het vervoeren van de drugs.
V: Toen alles akkoord was om de drugs inwendig te smokkelen, hoe ging dit toen in zijn werk?
A: Ik heb die meiden die avond in de Vensepolder opgehaald samen met [DE VERDACHTE], hij reed ook die avond. We reden in een grijze oude auto, het merk hiervan ken ik niet. Daarna zijn wij met die meiden naar een adres in de [buurt] gereden.
V: Wat gebeurde toen jullie aankwamen op dit adres?
A: Toen legde [DE VERDACHTE] uit wat wij moesten doen, namelijk het inwendig vervoeren van drugs, alleen ik zou dit niet doen. Ik deed alleen de begeleiding van de meiden, echter die meiden wisten dit niet, zoals ik al eerder verklaarde, dachten zij dat ik ook drugs zou vervoeren. Hierna zijn we met de snorder richting Schiphol gegaan om de tickets te kopen. De reservering was nog niet gedaan op dat moment, dat moesten wij zelf regelen. Ik kreeg, ongeveer 700 euro van die [DE VERDACHTE], om de tickets te regelen van die meiden.
V: Wanneer kreeg u de drugs eigenlijk te zien?
A: Voordat we naar Schiphol reden, liet [DE VERDACHTE] ons een bol zien als voorbeeld.
A: maar de bol was 10 centimeter lang en 4 centimeter breed.
V: Wat gebeurde toen u op Schiphol aankwam?
A: [DE VERDACHTE] verzocht mij om apart van de meiden de tickets te halen om niet gezien te worden door aanwezige politie op de luchthaven, omdat ik de meiden zou begeleiden tijdens naar Engeland.
V: Wat moest, na het ophalen van deze tickets gebeuren?
A: We zijn toen met dezelfde snorder teruggegaan naar dezelfde woning in de [buurt] om de verdovende middelen inwendig in te nemen. Toen wij aankwamen, waren de bollen drugs nog niet klaar. Uiteindelijk hebben wij op 17 december 20907 onze vlucht gemist richting Londen, Engeland, omdat de bollen drugs voor de meiden nog niet klaar waren.
V: Wat was het traject, als jullie aangekomen waren te Londen met de verdovende middelen?
A: Dan moest ik een telefoonnummer bellen die opgeschreven was door [DE VERDACHTE] op papier. Als deze persoon niet zou opnemen, zou ik [DE VERDACHTE] weer bellen.
V: Waren er andere personen op de hoogte van jouw reis richting Londen 17 december?
A: Mijn zus, [medeverdachte 5].
V: Wat zou ze dan wel gedaan hebben?
A: Ze zou hetzelfde als mij gedaan hebben, namelijk het zoeken naar meisjes om drugs te vervoeren namens [DE VERDACHTE].
- 12.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 6] (dossierpagina 262, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Ken je [medeverdachte 2]?
A: Ja, die ken ik. Ik heb haar voor het laatst gezien in december 2007. Dit was tijdens het uitgaan. [medeverdachte 2] sprak mij aan over iets. Ik zal u zeggen dat het over drugs gedonder ging dat we naar Engeland moesten brengen. Ze zou me bellen wanneer er wat was en dat heeft ze ook de dag erna al gedaan. [medeverdachte 8] was er ook bij in die discotheek. We wilden allebei wel gaan. Toen ze de dag erna belde, toen vijf uur in de middag, vertelde ze me dat ik die avond nog kon vliegen. Ze vroeg toen ook of mijn zus nog wilde gaan. [medeverdachte 2] vertelde me dat ze me in de avond zou komen halen. [medeverdachte 2] vroeg toen of ik al klaar was. Ik moest van haar een tas met spullen en toiletartikelen meenemen. [medeverdachte 2] zat in een auto, een Mini cooper, er zat een dik mannetje in. Hij is een Engelse man, Jamaicaans achtig. Het was een zwarte man. Deze man was de baas. We reden toen naar [buurt]. [medeverdachte 8] en ik moesten naar boven, het was de kamer naast de badkamer. Wij moesten toen wachten maar de vaginabol was nog niet klaar. Wij, [medeverdachte 8], [medeverdachte 2] en ik moesten naar Schiphol met een snorder. [medeverdachte 2] regelde alles. Wij moesten op Schiphol een ticket gaan kopen. Onderweg naar Schiphol kregen [medeverdachte 8] en ik allebei € 200,- van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] zei ook dat we niet samen het ticket mochten kopen. [medeverdachte 2] had verteld dat we een ticket naar Heathrow, Londen bij BMI moesten kopen. We zijn toen terug gegaan naar het huis van de dikke man. Toen we weer in het huis kwamen in de [buurt] kregen we, [medeverdachte 8] en ik, de vaginabol van dikke man. Hij gaf er een en zei dat er dan een morgen zou gaan reizen. Ik kreeg de vaginabol niet naar binnen en mijn zus ook niet. [medeverdachte 2] vertelde ons dat zij niet ging passen omdat zij iets vanuit Engeland moest meenemen naar Nederland. Ik geloofde dat toen niet. De dikke man vertelde toen dat ze het kleiner zouden laten maken en dat we dan morgen zouden gaan reizen. In het huis zaten we met [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [medeverdachte 8] en ik in de kamer van de dikke man boven. Om tien uur in de ochtend hadden we een afspraak om weer naar het huis in [buurt] te gaan. Toen we er weer waren hebben we smoesjes verzonnen om niet te gaan. [medeverdachte 2] kwam er later ook nog bij en die probeerde ons ook constant over te halen. [medeverdachte 2] wilde dat er een met de bus en een met het vliegtuig zou gaan. [medeverdachte 2] zou met een van ons meegaan, ze zei alleen niet met wie.
V: We tonen je een foto, herken je deze persoon die wij kennen als [de verdachte]?
A: Dit is de dikke man waarover ik heb gesproken. Hij heeft het huis in [buurt].
- 13.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 8] (dossierpagina 269, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
A: De volgende dag belde [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 6], want mijn nummer heeft ze niet. Ik hoorde toen [medeverdachte 6] praten aan de telefoon en ik hoorde dat het ging over het naar Londen gaan. Ik werd door [medeverdachte 6] gebeld waar ik bleef, want [medeverdachte 2] was er al. Ik bedoel bij het huis van [medeverdachte 6]. Ik zag dat [medeverdachte 2] in deze zitten samen met een man die ik niet kende. Het is een negroïde man.
V: Wat heb je toen gedaan?
A: Ik ben toen naar boven gegaan om mijn tas te pakken. Toen we in de auto zaten is er wel over drugs gesproken.
V: Wat werd er dan gezegd?
A: [medeverdachte 2] begon hier over. [medeverdachte 2] vroeg of we serieus waren. Ik vroeg aan [medeverdachte 2] of we de drugs moesten slikken en zij zei toen van niet maar dat we het moesten duwen in onze vagina. [medeverdachte 2] zei dat we naar Londen moesten vliegen met een duwersbol en dat we daar dan € 500,- voor zouden krijgen.
V: Toen je daar aankwam, wat hebben jullie toen gedaan?
A: Toen we het huis binnenkwamen zijn we gelijk naar boven gegaan naar een slaapkamer. Ik zat daar met [medeverdachte 6] in een slaapkamer.
V: Hoe ging dat?
A: Er kwam een snorder in een blauwe auto. Ik was samen met [medeverdachte 6] en met [medeverdachte 2]. In de auto kregen [medeverdachte 6] en ik geld van [medeverdachte 2]. Dit was het geld om het ticket te kopen naar Londen.
V: Is er verder iets gezegd in de auto?
A: Ja, [medeverdachte 2] zei dat we een voor een de tickets moesten gaan kopen, zodat het erop zou lijken dat we elkaar niet kenden. In de auto op de terugweg zei [medeverdachte 2] nog tegen mij dat ik niet zo naar haar had moeten kijken en zo zenuwachtig had moeten doen.
V: Jullie rijden dus weer naar dat huis en wat gebeurde er toen?
A: Zijn we gelijk naar boven gegaan naar de slaapkamer. [medeverdachte 2] ging toen naar beneden en kwam later weer naar boven. Ik zag toen dat zij een lange duwersbol in haar handen had.
A: Ik wilde dit als eerste proberen. [medeverdachte 2] deed toen de duwersbol in een condoom en ze deed er glijmiddel op. Hierna ben ik gaan proberen om het in mijn vagina te krijgen. Dit lukte niet want het was veel te groot. [medeverdachte 6] is toen gaan proberen de duwersbol in haar vagina te duwen, maar bij haar lukte het ook niet. Hierna ging [medeverdachte 2] naar beneden naar die negroïde man om het kleiner te laten maken. Na ongeveer 10 minuten kwam ze terug met die duwersbol.
V: Was het nu kleiner gemaakt?
A: Dat zei ze maar ik heb er niet echt naar gekeken. Ik heb toen weer geprobeerd om de bol in mijn vagina te krijgen. Maar ook dit keer lukte het niet.
A: het was dus al laat en de vlucht was al weg. We zijn toen met die negroïde man en met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] naar Schiphol gegaan. Verder met een snorder naar het huis van de negroïde man gegaan.
V: Wie zaten er toen allemaal in het huis?
A: Die negroïde man was daar. Ook een zus van [medeverdachte 2] was daar.
A: toen [medeverdachte 6] en ik daar al ongeveer 2 uurtjes zaten kwam [medeverdachte 2] ook weer naar het huis. [medeverdachte 2] vroeg ook nog aan ons of we vanmiddag konden gaan.
Verbalisanten tonen een foto van [medeverdachte 2].
A: Ja, dit is [medeverdachte 2].
Verbalisanten tonen een foto van [de verdachte].
A: Ik weet niet wat zijn naam is, maar dit is wel die negroïde man.
V: Wie was de opdrachtgever van dit drugssmokkelincident?
A: Ik denk die negroïde man.
- 14.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 22 januari 2008, te 14.00 uur (dossierpagina 237, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Als u telefonische gesprekken had met deze [DE VERDACHTE] over drugs, hoe besprak hij dit dan met u, dus in welke woorden?
A: Met food en stof bedoelde [DE VERDACHTE] drugs.
- 15.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] 22 januari 2008, te 15.18 uur (dossierpagina 241, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Wij tonen verdachte een foto van een andere verdachte die wij kennen als [de verdachte].
A: Ja, dat is hem, dat is [DE VERDACHTE]. Dit is de persoon van wie ik en de meisjes de drugs moest smokkelen vanuit Nederland naar Engeland met het vliegtuig op 17 december 2007 en per bus op 18 december 2007.
- 16.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte Y d.d. 27 februari 2008, te 09.30 uur (dossierpagina 281, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Mijn familie noemt mij Y.
- 17.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte Y d.d. 27 februari 2008, te 10.10 uur (dossierpagina 283, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Bent u nu wel of niet benaderd door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2]?
A: Ja, ik ben door beide benaderd.
A: Ze hebben me in december 2007 meerdere malen gebeld met de vraag of ik meisjes kon regelen om te koerieren met verdovende middelen.
- 18.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 15 april 2010.
Deze verklaring houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
Op de vraag van de voorzitter of het mijn tas met kleren was, waarin de cocaïne is aangetroffen, antwoord ik dat het mijn tas was en het mijn kleren waren. (...) De gesprekken die mij worden voorgehouden, gevoerd op 18 januari 2008 en de dagen ervoor, gingen wel over drugs. Ik probeerde cocaïne te krijgen.
- U.
vraagt mij of ik [medeverdachte 3] ken. Ja, die ken ik. Ik kwam ook wel eens bij hem thuis.
- 19.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 17 januari 2008 om 15.38 uur tussen Z en [de verdachte] (lijn 39) (dossierpagina 32, zaaksdossier C12), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
DE VERDACHTE: Ik heb nodig.. Je weet wat ik nodig heb, ik heb maar een klein beetje nodig.
(...)
DE VERDACHTE: Ga ik het morgen krijgen?
Z: Ja, je krijgt het morgen.
(...)
- Z.
(...) maar morgen zal ik er zijn.
- 20.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 18 januari 2008 om 19.45 uur tussen Z en [de verdachte] (lijn 39) (dossierpagina 50, zaaksdossier C12), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
- Z.
zegt dat hij eraan komt.
DE VERDACHTE: Heb je dat 'food' voor me, ja?
Z: Ik kom eraan.
- 21.
Het proces-verbaal van doorzoeking woning, d.d. 13 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 66-67, inbeslagnamedossier E1):
Er werd op 18 januari 2008 binnengetreden in de woning, gelegen aan de [straat] te [plaats]. In genoemde woning werd een tas met kleding met daarin een zakje met een hoeveelheid wit poeder aangetroffen.
- 22.
Het proces-verbaal van onderzoek inbeslagname, d.d. 20 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 48, inbeslagnamedossier C18):
Op 19 januari 2008 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op de verblijfsadressen van verdachte [DE VERDACHTE], gelegen aan de [straat] en [straat] te [plaats].
Tijdens bovengenoemde doorzoekingen zijn goederen in beslag genomen.
Omschrijving goed Bijzonderheden
Zwarte nylon tas In deze tas zijn de verdovende middelen aangetroffen.
Cocaïne In een slaapkamer, in een zwarte nylon tas, zat een vuilniszakje met cocaïne erin.
- 23.
Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, d.d. 21 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 68-69, zaaksdossier C12):
Op maandag 21 januari 2008 werd door ons een onderzoek verricht aan de door/bij verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen -3- slikkersbollen en een -1- brok vermoedelijke cocaïne.
Wij zagen dat -3- slikkersbollen qua grootte en vorm nagenoeg identiek waren.
Wij hebben deze -3- slikkersbollen categorie A genoemd.
De aangetroffen brok vermoedelijke cocaïne hebben wij categorie B genoemd.
Het netto gewicht van de aangetroffen stof bedroeg totaal ongeveer 142.10 gram.
Vervolgens nam ik, [opsporingsambtenaar], 2 representatieve monsters van de aangetroffen stof bestemd om ter analyse te worden overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam. Bij het District Koninklijke Marechaussee Schiphol te Schiphol is voornoemde monsterneming ingeschreven onder nummer: 08-004488 A t/m B.
- 24.
Het rapport van het Douane Laboratorium Amsterdam van 23 januari 2008 betreffende het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen, inhoudende de conclusie dat het materiaal ad 08-004488 A en 08-004488 B, cocaïne bevatte, welke substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
- 25.
Het proces-verbaal van inbeslagneming van de Koninklijke Marechaussee, Team Migratie Criminaliteit, d.d. 28 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 33, zaaksdossier C10):
Op 22 januari 2008 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van verdachte [MEDEVERDACHTE 3], gelegen aan de [straat] te [plaats]. Tijdens bovengenoemde doorzoeking en bij de aanhouding zijn goederen in beslag genomen.
Omschrijving goed Bijzonderheden
Tas Hierin zaten de navolgende goederen
Weegschaal Digitaal van het merk Tanita
Lepel Hier zijn cocaïnesporen op gevonden
Soldeerbout Geen bijzonderheden
Mondkap 2x
Doos verpakkingsmateriaal 3x met diepvrieszak of boterhamzak
Folie 2 afgesneden rollen huishoudfolie
Plakband 11 rollen plakband van verschillende maten
Naaigarnituur 3 rollen naaigaren
Ontvangstbewijs Schipholpas op naam van [medeverdachte 3]
- 26.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 29 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 45-47, zaaksdossier C10):
Locatie: [plaats], [straat]
AANGETROFFEN SPOREN
Spoortype : Chemische sporen
Spooromschrijving : Drugs
Veiliggesteld : Bemonsterd
Vindplaats : Vanaf lepel
SVO : AD08004488-0l
Spoortype : Chemische sporen
Spooromschrijving : Drugs
Veiliggesteld : Bemonsterd
Vindplaats : Vanaf weegschaal
SVO : AD08004488-02
ONDERZOEK DRUGS
Op dinsdag 29 januari 2008 is door ons een sporenonderzoek ingesteld waarbij de lepel en de weegschaal zijn onderzocht op aanwezigheid van verdovende middelen. Wij, verbalisanten zagen dat er een zeer geringe hoeveelheid wit kleurig poeder op zowel de weegschaal als de lepel aanwezig waren. Door mij, verbalisant, is de lepel en de weegschaal afzonderlijk door middel van een wattenstaafje afgenomen.
Door mij, verbalisant, is het wattenstaafje afkomstig van de lepel voorzien van een afzonderlijk SVO nummer AD08004488-Ol. Door mij, verbalisant, is het wattenstaafje afkomstig van de weegschaal voorzien van een afzonderlijk SVO nummer AD08004488-02. Beide sporen zullen voor onderzoek worden verstuurd naar het NFI te Den Haag.
- 27.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2008 betreffende het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen, inhoudende de conclusie dat het materiaal ad AD.08004488.01/C 03 01.01.03/lepel en AD 0800448802/C.03.01.01.02/weegschaal, cocaïne bevatte, welke substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
- 28.
Het proces-verbaal van vaststelling identiteit d.d. 20 oktober 2007 (dossierpagina 49, persoonsdossier B1), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Middels processen-verbaal van stemherkenning is vastgesteld dat onbekende [taal] sprekende man gebruik maakt van de volgende telefoonnummers:
[telefoonnummer], taplijn 14;
[telefoonnummer], taplijn 18;
[telefoonnummer], taplijn 17;
[telefoonnummer], taplijn 15;
[telefoonnummer], taplijn 16;
[telefoonnummer], taplijn 19;
[telefoonnummer];
[telefoonnummer].
- 29.
Het proces-verbaal van toegepaste Bijzondere Opsporingsmethodieken d.d. 14 april 2008 (dossierpagina's 61-63, algemeen dossier), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Onderzoek van telecommunicatie
Lijn 30 [telefoonnummer] Gebruiker: [de verdachte]
Lijn 39 [telefoonnummer] Gebruiker: [de verdachte]
Ten aanzien van feit 1 onder a) op 14 oktober 2007 (C13) en feit 2 voorts:
- 30.
Het proces-verbaal bevindingen d.d. 30 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 46-48, zaaksdossier C13):
Op 30 januari 2007 ontving ik, verbalisant, naar aanleiding van een doorlopende machtiging artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering (...), de passagierslijst van vlucht EZY5116 van Amsterdam -Gatwick Londen van 14 oktober 2007 van de luchtvaartmaatschappij Easyjet.
(...)
Naar aanleiding van bovengenoemde doorlopende machtiging ontving ik, verbalisant, de boekingsgegevens van [MEDEVERDACHTE 1] met PNR-nummer (Personal Number Registration) ECVLTLD, van vlucht EZY5166 van Amsterdam naar Gatwick Londen van de luchtvaartmaatschappij Easyjet.
Ik, verbalisant, zag onder andere de navolgende gegevens vermeld staan:
- *
[MEDEVERDACHTE 1], 0 stuk bagage, cash betaald.
- 31.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 14 oktober 2007 om 14: 42 uur tussen [de verdachte] en NNM (lijn 17) (dossierpagina 36, zaaksdossier C13), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte] wil een enkele vlucht van AMS-Londen Gatwick voor vandaag.
Gonny zegt dat ze twee vluchten heeft en geeft de prijzen door voor de vlucht (205,99 euro)
De volgende vluchten zijn er vandaag:
- *
18:30 uur
- *
21:56 uur
[de verdachte] geeft de volgende wensen voor de vlucht:
- *
enkele vlucht 1 persoon
- *
prijs in euro's
- *
[de verdachte] vraagt of hij het ook contant kan betalen aan de balie voor hetzelfde prijs.
- 32.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 14 oktober 2007 om 19:58 uur tussen [medeverdachte 1] en [de verdachte] (lijn 14) (dossierpagina 37, zaaksdossier C13), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
M: Waar ben jij?
V: Ik kom eraan.
M: Ben je door dat plaats heen gegaan al?
V: Ja. Daarom ben ik gebeld.
M: Hun maken me ziek daar zeg.
V: Ze maken me ook ziek. En dan zetten ze een Zwarte vrouw erin achter mij. Ze zijn gewoon racisten. Van het handje vol zwarten stoppen ze mij en een andere zwarte meisje en ze willen in onze koffers kijken/ controleren. En ze controleren de andere blanke mensen niet.
(...)
V: Maar krijg ik mijn geld dan eerst? Haal ik mijn geld op eerst?
Ten aanzien van feit 1 onder b) op 29 oktober 2007 (C2) en feit 2 voorts:
- 33.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 29 oktober 2007 om 20:56 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 9] (NN) (lijn 17) (dossierpagina 19, zaaksdossier C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: Kan je je zullen bellen ja.
NN: Ja.
[de verdachte]: Zeg tegen ze dat ze hetzelfde verhaal hebben, voor het geval ze gestopt worden ofzo.
NN: Oke oke is goed.
[de verdachte]: Zeg dat ze naar hun vader gaan of zoiets ja.
(...)
[de verdachte]: ja kan (...) geen verschillende verhalen gaan vertellen, het moet hetzelfde verhaal zijn.
NN: Nee ze gaan op vakantie samen, omdat ....ntv
[de verdachte]: Nee dat is niet goed genoeg. Zeg dat ze naar hun vader gaan.
- 34.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 29 oktober 2007 om 21:04 uur tussen NNV en [de verdachte] (lijn 17) (dossierpagina 21, zaaksdossier C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: Ja, ik wilde zeggen, (...) alles er al doorheen gegaan ('gone through')?
NN: Ja..
[de verdachte]: iedereen, ja?
NN: Ja.
[de verdachte]: Oke, oke.. alles is cool, ja?
NN: Ja.
- 35.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 29 oktober 2007 om 21.20 uur tussen [de verdachte] en NNvrouw 5249 (lijn 17) (dossierpagina 24, zaaksdossier C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: Mag je het vliegtuig al in?
NN: Ja, ja, ja, we zitten al.
[de verdachte]: Ok. Cool, cool.
- 36.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 10] d.d. 4 maart 2008 (dossierpagina 76 e.v., zaaksdossier C2), op pagina 79 en vanaf pagina 85 e.v. zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
A: Ik ben twee keer naar Londen gegaan. De tweede keer is mijn zus [medeverdachte 11] met me meegegaan.
Noot verbalisanten: Wij tonen verdachte een foto van [de verdachte].
V: Kent u deze man?
A: Ja ik ken deze man. Ik heb deze man gezien voor de deur van een huis in [plaats]. Ik zat in de auto met [medeverdachte 11], [medeverdachte 4]was erbij.
V: Wat weet u nog meer van [medeverdachte 4]?
A: [medeverdachte 4] heeft gevraagd of ik, als ik nog een keer kwam, ook zou willen smokkelen.
In de woning kreeg ik van het mooie meisje te horen dat ik en mijn zus [MEDEVERDACHTE 11] wat konden bijverdienen. Zij vertelde ons of wij iets wilde smokkelen naar Engeland. Ik wilde weten hoe en wat. Zij vertelde dat de smokkel vaginaal moest gebeuren. Zij vertelde mij dat het om COKE ging.
Op 29 oktober ben ik en [medeverdachte 11] of met de trein of heeft [medeverdachte 9] ons gebracht naar [plaats]. In [plaats] kwamen we met zijn drieën aan bij een adres. Ik zag de man waarvan u een foto toonde voor de deur staan. (Noot verbalisanten: de foto is van [de verdachte]). (...) Toen wij, ik mijn zus [medeverdachte 11] en [medeverdachte 9], naar Schiphol wilden gaan, kwam de vrouw die u mijn toonde naar buiten. (Noot verbalisanten: de vrouw op de foto is [medeverdachte 4])). De vrouw vertelde dat ze meeging naar Schiphol. Ik en [medeverdachte 11] zijn toen gaan inchecken. Op Schiphol mochten ik en [medeverdachte 11] niet bij de vrouw van de foto staan. Wij zijn met zijn drieën naar een hotel in Londen gegaan.
- 37.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 30 oktober 2007 om 13.25 uur tussen [verdachte 3] en A (lijn 17) (dossierpagina 26, zaaksdossier C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: (...) Waar is 'that food'?
NN: [stamelt] Nee, ja, we gaan ntv komt wat geld ophalen ntv [medeverdachte 4](fon) nee...
[de verdachte]: Van wie?
NN: ..voor het hotel..van (ntv B? - door elkaar)..
[de verdachte]: Wie heeft 'that food'? [medeverdachte 4] (fon), ja?
NN: ja!
[de verdachte]: Goed!
- 38.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 30 oktober 2007 om 17:32 uur tussen NNVROUW 5249 en [de verdachte] (lijn 17) (dossierpagina 30, zaaksdossier C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte] vraagt of 'ze' dan geen geld aan NNV hadden gegeven, B (ng) enzo, waarop NNV zegt van wel.
Hoeveel, vraagt [de verdachte].
'Ze' hadden voor 'het ding' betaald en NNV heeft honderd van ze gekregen.
- 39.
Een schriftelijk stuk bevattende de passagierslijst van vluchtnummer 114 op 29 oktober 2007, AMSLHR, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 42, zaaksdossier C2):
[medeverdachte 10] Ticket Number 2126005723 Seat Number SN8B
[medeverdachte 11] Ticket Number 2126005722 Seat Number SN7E
(...)
[medeverdachte 4] Ticket Number 2126005662 Seat Number SN18E
Ten aanzien van feit 1 onder c) op 12 december 2007(C15) en feit 2 voorts:
- 40.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 12 december 2007 om 14:13 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 56, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
DE VERDACHTE: Ik wil je niet gek maken, ja? Maar eh... kan je alsjeblieft stuiteren ('bounce')?
[medeverdachte 1]: Ja, maar ik ben net gisteren pas gekomen, weet je?
(...)
DE VERDACHTE: Ik weet het, maar een meisje moet via die weg ('has to pass that way'), weet je.
[medeverdachte 1]: Ja, maar ik wil niet via die andere weg gaan, ik kan het niet op die manier doen ('can't do it that way'), het is te veel...
- 41.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 12 december 2007 om 15: 46 uur tussen [de verdachte] en NNman (lijn 30) (dossierpagina 57, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte] vraagt of NNman condooms voor hem kan meebrengen.
(...)
[de verdachte] wil dat NNman de chauffeur vraagt waar ze condoom kunnen krijgen. NNman heeft geen dinges bij zich, maar zegt dat er nog condooms in de dingen liggen, in de doos. [de verdachte] heeft die al meegenomen, toen hij naar het andere huis ging
- 42.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 13 december 2007 om 01: 08 uur tussen [de verdachte] en C (lijn 30) (dossierpagina 61, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
DE VERDACHTE: He! He!
C: Ja..
DE VERDACHTE: Ik ga slapen en ik bel je morgenochtend, ja?
C: ... Ja... Is [medeverdachte 1] niet bij je?
DE VERDACHTE: Nee. Ze stuitert ('bounce')
C: Zij stuitert?
DE VERDACHTE: Ja
C: Oke, nee, zie je, ik belde haar en zij zei, nee nu even niet, ik ben niet bij mij thuis geweest, ik dacht dat ze echt ergens kwaad over was..
DE VERDACHTE: Nee..
C: Huh?
DE VERDACHTE: Stuiteren, stuiteren ('bouncing')
(...)
- 43.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 13 december 2007 om 07:30 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 62, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1]; mmm
[de verdachte]; je bent okee ja?
[medeverdachte 1]; huh huh (=bevestigend)
[de verdachte]; Je bent over ja?
[medeverdachte 1]; ja man... ik was aan het slapen (fon)
- 44.
Het proces-verbaal bevindingen d.d. 18 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 65, zaaksdossier C15):
Op vrijdag 18 januari 2008 werden per fax door busmaatschappij "Eurolines" Nederland de navolgende gegevens ter beschikking gesteld:
- *
Eén passagierslijst betreffende de busreis van Amsterdam naar Londen d.d. 12 december 2007.
Ik, verbalisant, zag dat op deze lijst, onder andere, de navolgende gegevens zijn vermeld:
Op de passagierslijst staat vermeld:
- *
20 [MEDEVERDACHTE 1] 0001262123 Amsterdam -London 22.00 GBR P. 094512891
Ten aanzien van feit 1 onder d) op 18 december 2007 (C5) en feit 2 voorts:
- 45.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 22 januari 2008, te 14.00 uur (dossierpagina 237, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Uit ons onderzoek is gebleken dat u ook behulpzaam bent geweest bij het drugssmokkelincident op 18 december 2007 richting Engeland, wat kan u chronologisch hierover verklaren?
A: Het was de bedoeling dat ik naar school zou gaan die dag, maar ik werd gebeld door [DE VERDACHTE] om weer te gaan met die meiden. [DE VERDACHTE] wou namelijk dat dezelfde meisjes weer de drugs zouden vervoeren richting Engeland op 18 december 2007. [medeverdachte 6] belde mij op en vroeg mij of ik al onderweg was naar het huis in de [buurt], want [medeverdachte 6] en D waren hier al aanwezig. Toen ik hier aankwam, was [DE VERDACHTE] daar ook al aanwezig.
V: Was hier ook al de drugs aanwezig?
A: Ja.
V: In welke vorm dan?
A: Dit waren kleine bolletjes ter grootte van mijn pink, die in een plastic zak zaten. [DE VERDACHTE] zei tegen mij dat hij van plan was om van deze kleine bolletjes een grotere te maken. Die zelfde bollen drugs moesten daarna weer inwendig vervoerd worden richting Engeland diezelfde dag.
V: Wat is er gebeurd na je schooltijd op 18 december 2007?
A: Ik was thuisgekomen van school en toen belde [DE VERDACHTE] mij op of ik nog andere meisjes kende die de drugs wilde vervoeren richting Engeland. Ik zei tegen hem, dat mijn zus [medeverdachte 5] misschien wel wat meisjes kende om dit te doen. Later werd ik door mijn nicht Y opgebeld om 2 meiden uit Eindhoven op te halen in de Bijlmer, die ik zelf niet kende. Ik wist dat deze meiden met mij naar Engeland zouden gaan met verdovende middelen. Toen ik de meiden ophaalde, herkende ik een van deze meiden van vroeger van mijn schooltijd als E. Van dat andere meisje weet ik de naam niet meer.
V: en toen?
A: toen zijn we naar een nieuw huis gegaan achter een moskee in [buurt].
V: Wie waren aanwezig op dit adres?
A: E, het andere meisje, ik zelf, [DE VERDACHTE], een hele grote onbekende blanke man.
V: Wat hebben jullie toen gedaan?
A: We zijn toen naar het Amstelstation gegaan met een snorder om de bustickets te kopen. [DE VERDACHTE] vertelde ons dat we dit keer met de bus richting Engeland zouden reizen met de verdovende middelen. Hij zei dat de busmaatschappij Euro Lines betrof.
V: Wie had geld gegeven voor de bustickets?
A: [DE VERDACHTE] gaf mij 150 euro. De meiden hebben hun eigen ticket gekocht van dit geld, ik heb dit namelijk zelf gezien die avond. Na het kopen van de tickets zijn we terug gegaan naar mijn huis in Amstelveen om kleding op te halen, zodat we niet zouden opvallen gedurende onze reis richting Engeland. De meiden hadden zelf namelijk geen bagage meegenomen.
V: Van wie moest je de kleding ophalen?
A: Van [DE VERDACHTE].
V: Wat moesten jullie doen in het huis?
A: Hierna zijn we teruggegaan naar het huis achter de moskee in de Bijlmer. De meiden moesten vervolgens de verdovende middelen inwendig inbrengen. Ik heb dit zelf gezien.
V: Was die snorder er ook bij betrokken?
A: Ik denk van wel, want hij moest erop toezien dat die meiden met de bus zouden vertrekken.
V: Was die snorder F genaamd?
A: Ja! Die was het.
- 46.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 18 december 2007 om 21.39 uur tussen [medeverdachte 2] en [de verdachte] (lijn 30) (dossierpagina 132-133, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 2]: Die meiden zijn weggerend, man!
DE VERDACHTE: Wat?!
[medeverdachte 2]: Zij zijn er vandoor gegaan..
(...)
DE VERDACHTE: Waar zijn ze naartoe gerend?
(...)
[medeverdachte 2]: Naar het station, naar het station..
DE VERDACHTE: Ze zijn het Amstel Station in gerend?
[medeverdachte 2]: Ja!
(...)
DE VERDACHTE: Waar is de chauffeur? Geef me de chauffeur even..
- F.
komt aan de telefoon.
F: Hallo.
DE VERDACHTE: F, heb ik verdomme niet tegen je gezegd ze in het oog te houden?
J: Daarvoor heb ik ze in het oog gehouden, ik zet de auto stil, zij doen de deur open en zij gaan gewoon het station in en de volgende keer zien we niet waar zij weer heen zijn gegaan..
(...)
DE VERDACHTE: Dit is een slechte grap, man..
F: Dit is geen grap, man, ze zijn weg, ze zijn weg, wij zijn net nar buiten gerend, we zien niet waar ze heen zijn gegaan..
- 47.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 19 december 2007 om 22.05 uur tussen [de verdachte] en NNman 44 3865 (lijn 30) (dossierpagina 140, zaaksdossier C4), zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
[de verdachte]: geen food voorhanden. (...) ik heb net bare food gedropt, maar vandaag ben ik twee ossen en dat spul kwijtgeraakt.
- 48.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte F (dossierpagina 292, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
A: Ik ben op 17 december 2007 gebeld door Jamaican dit is de persoon van de foto van mijn eerdere verhoor. Ik weet sinds het eerdere verhoor dat dit [de verdachte] is. [de verdachte] vroeg mij om een ritje te maken. Ik moest naar het huis van [de verdachte]. Kwamen er 3 meiden in de auto stappen. [de verdachte] kwam ook naar buiten en vertelde dat ik deze meiden naar de luchtgaven Schiphol moest brengen. Ik heb de meiden afgezet op Schiphol, de meiden hebben vliegtickets gekocht en ik heb ze daarna weer teruggebracht naar het huis van [de verdachte]. Op 18 december moest ik weer van [de verdachte] 3 meiden wegbrengen naar het Amstel station. Ik moest van [de verdachte] blijven wachten tot de meiden in de bus waren gestapt. Ik weet niet waarom dit moest.
V: Wie is de persoon die in de tapgesprekken F wordt genoemd?
A: Dat ben ik.
Ten aanzien van feit 1 onder e) op 18 december 2007 (C7) en feit 2 voorts:
- 49.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 17 december 2007 om 12.03 uur tussen [de verdachte] en G (lijn 30) (dossierpagina 16, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: Maak je geen zorgen G man, het voedsel zal naar je toe komen, vandaag of morgen, uiterlijk morgen. Maar het is zo dat sommige mensen mij dit gegeven hebben, dus ik (..) moet hen hun papier geven, (...) ik moet het zo snel mogelijk naar jou stuiteren.
- 50.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 17 december 2007 om 13.22 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 17, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: Weet je waar je L voor moest ontmoeten?
[medeverdachte 1]: Ja, ja.
[de verdachte]: Hij heeft me net iets in consignatie gegeven.
[medeverdachte 1]: Oke dat is goed en wat betekent dat.
[de verdachte]: Dat betekent dat jij dan terug hierheen moet stuiteren alsjeblieft.
(...)
[de verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] niet vanavond kan komen en dan morgen vroeg terug kan stuiteren.
- 51.
Het proces-verbaal bevindingen d.d. 17 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 127-131, zaaksdossier C7):
Op 17 januari 2007 ontving ik, verbalisant, naar aanleiding van een doorlopende machtiging artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering (...), de passagierslijst van vlucht BD114 van Amsterdam-Londen Heathrow van 18 december 2007 van de luchtvaartmaatschappij British Midland.
Ik, verbalisant, zag onder andere de naam [MEDEVERDACHTE 1] op bovengenoemd passagierslijst vermeld staan:
DATE
Britisch Midland
NAME
Seatnumber
Luggage
10
18/12/2007
BD114 AMS-LHR
[MEDEVERDACHTE 1]
BN12A
0
- 52.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 18 december 2007 om 21.11 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 36, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
DE VERDACHTE: Weet je, toen je op dat ding zat, ja?
[medeverdachte 1]: Ja.
DE VERDACHTE: (...) hebben ze je niet naar papieren gevraagd of zoiets wel?
(...)
DE VERDACHTE: Op dat andere ding, het andere ding, het lange ding. Ze stellen geen vragen daar of wel?
- 53.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 18 december 2007 om 23.34 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 38, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
DE VERDACHTE: Ben je terug?
[medeverdachte 1]: Maar ik ben niet echt blij...Huh?
DE VERDACHTE: Waarom, wat is er aan de hand?
KE: Ik kan geen geld opnemen, er stond dat ik contact moest opnemen met de bank.
(...)
DE VERDACHTE: Zeg tegen hem dat je een taxi vanaf Heathrow neemt en dat je wilt dat hij hem betaalt, ja?
[medeverdachte 1]: Oh, zal ik dat tegen hem zeggen'.
DE VERDACHTE: Ja, want hij zal het ding van je overnemen, ja?
[medeverdachte 1]: Ja.
- 54.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 18 december 2007 om 23.42 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 40, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1]: Ja, wat is hij..ehm...wat moet hij mij geven.. jouw geld ('P') geven om hier te houden?
DE VERDACHTE: Hij moet je gewoon 6 duizend ('bags') geven.
- 55.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 18 december 2007 om 23.43 uur tussen [de verdachte] en NNman Gee3377 (lijn 30) (dossierpagina 41, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
DE VERDACHTE: Ja, ik heb haar gezegd dat ze jou moest bellen en een taxi nemen, was dat goed?
NN: Ja, ja, ja, het is afgehandeld.
DE VERDACHTE: Anders zou ze er uren over hebben gedaan als ze niet meteen in een taxi was gesprongen, G..
NN: Ja
DE VERDACHTE: ...dan had ze een trein moeten nemen en die man had maar in het huis gezeten, terwijl hij steeds bozer werd.
NN: Ja, ja, ja..
DE VERDACHTE: Dus ik zei tegen haar jou te bellen zodat ze gewoon in een taxi kon stuiteren.
(...)
NN: Eh..zoals ik zeg eh..de...wat zal ik doen, haar het ding ook geven of..?
DE VERDACHTE: Het papier, ja, ja, ja, ja.
(...)
DE VERDACHTE: Het is flake, het is flake, hoe je het ook wendt of keert, het is flake, begrijp je, altijd als ik flake doe, ja, kan ik maar 200 met een meid sturen, snap je wat ik tegen je zeg.
Ten aanzien van feit 1 onder f) op 29 december 2007 (C8) en feit 2 voorts:
- 56.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 27 december 2007 om 18:45 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 15, zaaksdossier C8), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
DE VERDACHTE: Zie ik je morgen?
(...)
[medeverdachte 1]: Ja, je ziet me morgen.
(...)
[medeverdachte 1]: Maar dan moet ik wel op dezelfde dag weer terug.
- 57.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 29 december 2007 om 16:03 uur tussen NNMAN, [medeverdachte 1] en [de verdachte] (lijn 30) (dossierpagina 24, zaaksdossier C8), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1]: ja, ok (...) dus laat "het" er maar zo in (leave it in)...
[de verdachte]: Dus het hangt er niet uit?
[medeverdachte 1]: Nou, ik heb het nog niet geprobeerd, maar...
[de verdachte]: Nou probeer het! Probeer het man!
[medeverdachte 1]: ..... hangt het er uit (...) hoe dan ook (hang out anyway)
[de verdachte]: Probeer het, alsjeblieft, probeer het.
- 58.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 30 december 2007 om 15:44 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 35, zaaksdossier C8), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
DE VERDACHTE: Heeft hij je al gebeld?
[medeverdachte 1]: Ja, hij heeft me gebeld.
(...)
DE VERDACHTE: Goed, hoe laat heb je afgesproken?
[medeverdachte 1]: Hij komt nu naar me toe.
(...)
[medeverdachte 1]: Ja, maar het is H (fon), niet waar? Zij komen het natuurlijk ophalen ('come to collect it'), toch?
DE VERDACHTE: Wat? Neemt zijn geld mee, dit is 'food', wat bedoel je, hij zal ook voor zijn eigen betalen ('paying his way'), dat maakt geen verschil.
[medeverdachte 1]: Maar hij heeft je het geld ('the P') al gegeven.
- 59.
Het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 43, zaaksdossier C8), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Per fax werd door busmaatschappij Eurolines Nederland de navolgende gegevens ter beschikking gesteld. Een boekingslijst en twee passagierslijsten betreffende de busreis van Amsterdam naar Londen d.d. 29 december 2007. Op de boekingslijst staat vermeld: [medeverdachte 1]. Op een van de passagierslijsten staat vermeld: [medeverdachte 1].
Ten aanzien van feit 4 onder a) 13 oktober 2007 (C13) en feit 2 voorts:
- 60.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 13 oktober 2007 om 16: 51 uur tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] (lijn 17) (dossierpagina's 24-25, zaaksdossier C13), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
DE VERDACHTE: Hee [medeverdachte 1] de vlucht is om 6:30 (six forty) yeah, het kost 74 pond, aub kan je op die vlucht gaan?
(...)
DE VERDACHTE: ...het vliegtuig gaat om 10 (ten), ga terug naar...land,
(...)
[medeverdachte 1]: waar naartoe dan?
DE VERDACHTE: naar heathrow, dus ik wil fucking dat je die wiet samen met die paper inpakt en in je "boom boom" stopt en over stuiteren (bounce over). Je hoeft niet al het papier erin te stoppen, alleen maar alle vijfhonderdjes met de.. (ntv).
[medeverdachte 1]: dat is een hoop geld, ik zal het we/in mijn handtas(purse) doen.
DE VERDACHTE: ja ja. het is 20.000 toch ? (twenty thousend)
[medeverdachte 1]: is het..(ntv)..dun?
DE VERDACHTE: ja precies, dus stop het in je poesje (pussy) met de wiet aub en doe de 50-jes of 100-jes...
(...)
DE VERDACHTE: ..de vlucht om 6 uur, je moet daar zijn voor 6:30.
[medeverdachte 1]: dus dan zal hij ook een paar pond geven voor de vlucht, jah?
De verdachte: natuurlijk zal hij dat brengen, hij zal je 150 geven man.
- 61.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek (lijn 18) d.d. 13 oktober 2007 om 17: 19 uur tussen [de verdachte] en NNM (dossierpagina 26, zaaksdossier C13), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: Je hebt tweeëntwintig (22) en nog iets euro's, toch?
NN94: ja ja
[de verdachte]: Ja
NN94: Tweeëntwintig (22) zeven (7)
[de verdachte]: Drieëntwintigduizend zevenhonderd (23.700)?
NN94: Nee.. (door elkaar)
[de verdachte]: twee en twintig (22).. ?
NN94: Twee en twintig (22)
[de verdachte]: Sony
NN94: Ja.
[de verdachte]: Geef haar de ene om haar reis te betalen. En betaal de taxi uit ons geld..
NN94: heh?
[de verdachte]: Betaal de taxi uit mijn geld, toch?
NN94: Oke.
[de verdachte]: Je gaf haar het wiet [lett. the weed] en alles, toch?
NN94: [ntv] bovenop.. [ntv]
[de verdachte]: Om het op te vullen?
NN94: Hmm.
[de verdachte]: Oke dan.
- 62.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 13 oktober 2007 om 18: 57 uur tussen [de verdachte] en NN vrouw [medeverdachte 1] (lijn 18) (dossierpagina 29, zaaksdossier C13), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
(...)
[de verdachte]: Ben je al doorheen?
NNV: Ik ga er net doorheen. Dank je.
(...)
NNV: Ik ben nu bij International Departures... ga net door de controle...enz.
[de verdachte]: heb je papieren in je zak?
NVV: Ehh..nee in mijn portemonnaie en zo.. het is oke, zeg het maar..
[de verdachte]: Het is niet veel, toch?
NVV: Nee.. het is cool.
[de verdachte]: Cool.
Ten aanzien van feit 4 onder b) 25 oktober 2007 (C18) en feit 2 voorts:
- 63.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 25 oktober 2007 om 18: 44 uur tussen [medeverdachte 4] en [de verdachte] (lijn 17) (dossierpagina 24, zaaksdossier C18), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: ja
[medeverdachte 4]: he schat kom jij me ophalen?
[de verdachte]: ja
[medeverdachte 4]: oke
[de verdachte]: heb jij het papier gestopt waar ik je heb gezegd het papier te stoppen?
[medeverdachte 4]: ja
[de verdachte]: goed
- 64.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 25 oktober 2007 om 23: 07 uur tussen [de verdachte] (SH) en [medeverdachte 4](SH) (lijn 17) (dossierpagina 29, zaaksdossier C18), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 4]: Schatje, ik ben hier bij de paspoortcontrole, ja? Ik zal er over 4 minuten zijn het is een beetje
[de verdachte]: Ben je naar het toilet geweest voor je door de paspoortcontrole ging?
[medeverdachte 4]: Schatje ik moest wel
[de verdachte]: Waarvoor?
[medeverdachte 4]: Ik moest plassen.
[de verdachte]: ik hoop dat je dat ding niet eruit gehaald hebt he?
[medeverdachte 4]: Nee
Ten aanzien van feit 4 onder c) 29 oktober 2007 (C1) en feit 2 voorts:
- 65.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 25 oktober 2007 om 17.33 uur tussen [medeverdachte 2] en I (lijn 17) (dossierpagina 22, zaaksdossier C1), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 2]: [medeverdachte 12]? [medeverdachte 2]. Heb je morgen zin om met ding/spul te gaan?
(...)
[medeverdachte 2]: Maar dan met het vliegtuig weet je.
[medeverdachte 12]: Ja. Ja. Eigenlijk wil ik wel gaan ja.
[medeverdachte 2]: Weet je het zeker?
[medeverdachte 12]: Ja, eigenlijk wel ja, maar dan wil ik mijn geld wel daar beneden.
(...)
[medeverdachte 2]: Ja, eeh, M krijgt ze het geld daar beneden? [medeverdachte 12], als ze morgen gaat, krijgt ze het geld daar dan? (opm. tolk: de stem van [de verdachte] is te horen op de achtergrond. [de verdachte]: .....wie?.....ja, ja, ja)
[medeverdachte 2]: Hij zei ja.
[medeverdachte 12]: En jij dan, wat doe jij?
[medeverdachte 2]: Dat weet ik niet, maar ik wil wel met dat klereding gaan.
[medeverdachte 12]: Ja, maar wil jij ook gaan werken?
[medeverdachte 2]: Ja, maar hij heeft nog alleen maar eentje nodig, begrijp je?
(...)
[medeverdachte 12]: Ja, maar wat denk jij, met dingen gaan of leeg komen, leeg gaan?
(...)
[medeverdachte 2]: En we hebben een gratis vlucht (stv) plus we hebben meer geld over.
(...)
[medeverdachte 12]: Ja man, ik ga wel vandaag eeh ik wil wel doen morgen.
- 66.
Het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 65, zaaksdossier C1), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 29 oktober 2007 werden [medeverdachte 12] en [medeverdachte 2] aangehouden op Schiphol. In de zwarte canvas rolkoffer van [medeverdachte 2] werd in totaal een bedrag van € 3.800,- aangetroffen. Bij [medeverdachte 12] werd middels een inwendig onderzoek een duwersbol aangetroffen. Uit nader onderzoek van deze duwersbol blijkt dat deze een totaalbedrag van € 8.000,- bevatte.
- 67.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 23 januari 2008 (dossierpagina 94, zaaksdossier C1), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Wat doet B voor [DE VERDACHTE]?
A: B doet drugszaken. Ik heb dit voor het eerst gehoord toen hij met iemand aan de telefoon sprak. Dat was eind oktober 2007, toen ik met I daar verbleef. B zei me geld inwendig te laten vervoeren. Ik weigerde want stop niets naar binnen, geen drugs of geld. Het geld dat ik moest vervoeren en wat aangetroffen werd bij mijn aanhouding op Schiphol, 29 oktober 2007, deed ik uiteindelijk in mijn eigen portemonnee.
V: Werden jullie gedwongen door iemand om geld inwendig te vervoeren?
A: Nee. Ik wist dat I [medeverdachte 12] wel had geduwd. Ik weet wel dat ze meer geld bij zich had. Dit geld wat zij bij zich had was ook van B namens [DE VERDACHTE].
Ten aanzien van feit 4 onder d) 31 oktober 2007 (C2) en feit 2 voorts:
- 68.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 30 oktober 2007 om 20.29 uur tussen [de verdachte] en NNman8194 (lijn 17) (dossierpagina 33, zaaksdossier C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte] zegt hij laat weten dat de vlucht van [medeverdachte 4] is geboekt voor morgen om over te komen met dat papier.
- 69.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 10] d.d. 4 maart 2008 (dossierpagina 76 e.v., zaaksdossier C2), op pagina 79 en vanaf pagina 85 e.v. zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
A: Ik ben twee keer naar Londen gegaan. De tweede keer is mijn zus [medeverdachte 11] met me meegegaan.
V: Wie had bepaald in welk hotel jullie verbleven?
A: Die had [medeverdachte 4] uitgekozen, zij leek het te kennen. Zij was nogal een bazig typje. Zij is met ons meegegaan naar Londen. Ze heeft een aantal telefoongesprekken gevoerd. Ze liep steeds weg om te bellen. Ik kreeg het vermoeden dat er iets niet klopte toen die mannen binnenkwamen op de hotelkamer. Zij kwamen binnenlopen en hadden hun handen al in hun zakken toen ze naar de badkamer liepen.
(...)
A: Ik hoorde wel dat ze het in de badkamer van het hotel hadden over euro's. De volgende dag zag ik dat ze een aantal briefjes van 50 euro had, ik zag niet hoeveel. Ze stopte die in haar bh. Ik heb daar niets over gezegd tegen haar, we zouden de vlucht gaan nemen.
- 70.
Een schriftelijk stuk bevattende de passagierslijst van Easyjet vluchtnummer 2105 op 31 oktober 2007, LGWAMS, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 45-46, zaaksdossier C2):
- *
** Confirmed Passengers ***
[MEDEVERDACHTE 10]
[MEDEVERDACHTE 11]
(...)
[MEDEVERDACHTE 4]
Ten aanzien van feit 4 onder e) 2 december 2007 (C14) en feit 2 voorts:
- 71.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 2 december 2007 om 02: 19 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 15, zaaksdossier C14), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
(...)
[medeverdachte 1] vraagt of [de verdachte] weet hoe laat het morgen zal zijn. [de verdachte] is er niet zeker van - elf, of een of twee'. Waarop [medeverdachte 1] zegt: dat is een groot tijdsverschil, als ik daar om tien uur ben.
[de verdachte] zegt, je hoeft niet alles te wisselen, je hebt het geld voor je vlucht. Ze moet dat geld apart houden. [medeverdachte 1] gaat 'hem' nu bellen. [medeverdachte 1] vraagt hoeveel ze eruit moet halen. Twee biljetten [lett. Twee bills], zeg [de verdachte] maar het is al gewisseld.
[medeverdachte 1] zegt 'hij' moet toch twee biljetten hebben want ik betaald de vlucht niet.
- 72.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 2 december 2007 om 14:20 uur tussen [de verdachte] en NNman (lijn 30) (dossierpagina 25, zaaksdossier C14), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
(...)
[de verdachte]: Hoeveel ponden gaf je aan haar?
NNM: Ehh..negen honderd vijf en zeventig.
[de verdachte]: 9 7 5
NNM: Negen honderd vijf en zeventig..ja.
(...)
[de verdachte]: Maar ik heb die vijf 'bulls' [vermoedelijk vijftig] morgen nodig dat weet je.
- 73.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 2 december 2007 om 15:47 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 30, zaaksdossier C14), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
NVV: [medeverdachte 1] is al weg.
[de verdachte]: Luister, waar ben je?
NVV: Ik ben op de luchthaven Heathrow.
Ten aanzien van 4 onder f) 11 december 2007 (C15) en feit 2 voorts:
- 74.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 10 december 2007 om 11: 32 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 32, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
(...)
[medeverdachte 1] : "en wat verwacht je dat ik over een uur doe? Om het te doen ja?
[de verdachte]: "ja alsjeblieft, ik heb hier ook 7200 ('bills') nodig"
[medeverdachte 1] : "aha"
[de verdachte]: "we zijn helemaal blut hierzo"
[medeverdachte 1] : Oke
- 75.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 10 december 2007 om 12: 34 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (SH) (lijn 30) (dossierpagina 33, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte] noemt deze persoon [medeverdachte 1].
[de verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] 'dat' al naar J heeft verstuurd. [medeverdachte 1] verstaat [de verdachte] niet. Hij herhaalt zijn vraag of [medeverdachte 1] 'dat' al voor J heeft gedaan.
[medeverdachte 1] zegt van niet, zij gaat het nu doen.
[de verdachte] vraagt waar [medeverdachte 1] is.
[medeverdachte 1] is in het huis van haar vader.
[de verdachte] vraagt waar [medeverdachte 1] het zal gaan doen.
[medeverdachte 1] zegt in Brixton.
[de verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] dan een identiteitsbewijs mee zal moeten nemen.
[medeverdachte 1] weet dat.
[de verdachte] zal een naam regelen waar [medeverdachte 1] 200 pond op moet versturen, hier naartoe.
[medeverdachte 1] vraagt of [de verdachte] haar terug wil bellen.
- 76.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 10 december 2007 om 12: 35 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (NG) (lijn 30) (dossierpagina 34, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
(...)
[medeverdachte 1] vraagt wanneer [de verdachte] wil dat zij komt.
[de verdachte] zegt dat zij kan komen zodra K (fon) haar het geld voor dat ding zal geven.
[medeverdachte 1] zegt dat dat er niet zal zijn.
[de verdachte] zegt dat het er morgen allemaal zou moeten zijn.
(...)
[de verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] 800 pond voor J moet laten, dat is een noodgeval. [medeverdachte 1] moet alles bij elkaar 1100 pond meenemen.
[medeverdachte 1] zegt oke. [medeverdachte 1] zegt dat M (fon) ook heeft gevraagd om hem er 1 ('onder'- te sturen. Wil [de verdachte] dat zij dat ook doet?
[de verdachte] zegt dat dat uit ZIJN geld komt, HIJ heeft er toch 1 achtergelaten bij [medeverdachte 1]? Ja, maar hoe moet [medeverdachte 1] HEM opsturen? [de verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] gewoon 80 pond van die 1 moet afhalen. Oh begrijpt [de verdachte] dan, je bedoelt welke naam? Ja, zegt [medeverdachte 1], ik weet aan wie ik het moet sturen, maar stuur ik het allemaal tegelijk met de 200?
Ja, antwoordt [de verdachte], maar [medeverdachte 1] moet wel uitzoeken hoeveel ze krijgt voor 80 pond, zodat HIJ het weet. Dan zijn er geen problemen. Dus hoeveel je krijgt voor 80 pond, vraagt [medeverdachte 1]. Ja, in euro zegt [de verdachte]. Kan ik er niet gewoon 100 sturen. Ja , zegt [de verdachte], maar je moet ervoor betalen om het te versturen. En [de verdachte] wil dat niet van zijn geld betalen. Of wil [medeverdachte 1] het soms betalen?
[medeverdachte 1] klaagt dat [de verdachte] haar nog geen geld heeft gegeven.
[de verdachte] zegt dat dat geld is om te bekostigen wat er aan de hand is met J, dat geld is CRUMMY MONEY (fon) dat is niet om van te leven maar is voor vliegtuigtickets en al die soort dingen.
[medeverdachte 1] zegt: "ja ik weet het maar hij krijgt steeds geld en ik krijg niet betaald wat ik heb verdiend". [de verdachte] (begint te schreeuwen) vraagt waar [medeverdachte 1] het over heeft en zegt dat HIJ niet kan werken zonder geld, er blijft geen geld over.
(...)
[de verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] te veel praat over geld via deze telefoon en daar baalt [de verdachte] van. [de verdachte] heeft [medeverdachte 1] toch al verteld dat dat geld is om de business van [de verdachte] te financieren. J krijgt helemaal geen geld, het is voor de mensen die daar zitten. J krijgt pas geld als iedereen zijn geld krijgt.
(...)
- 77.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 10 december 2007 om 13: 43 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (SH) (lijn 30) (dossierpagina 40, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1] zegt dat het 938,35 is, [medeverdachte 1] vraagt of dat goed is. [de verdachte] weet het niet.
[medeverdachte 1] zegt dat er een vier staat en er staat ARS en dan staat er 26 punt 17.
[de verdachte] zegt ARI, hij denkt dat hij weet wat dat is.
[medeverdachte 1] zegt dat ze 800 pond heeft gestuurd en de kosten waren 47.
- 78.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 11 december 2007 om 11: 03 uur tussen [de verdachte] en NVV ([medeverdachte 1]) (lijn 30) (dossierpagina 45, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
(...)
[medeverdachte 1] geeft het volgende nummer door: 40926190664 en het is verstuurd op [medeverdachte 1]'s volledige naam.
[de verdachte] zegt oke.
- 79.
Het proces-verbaal bevindingen d.d. 11 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 18-23, zaaksdossier C15):
Op vrijdag 11 januari 2008 ontving ik, verbalisant, (...) per fax van Western Union een overzicht van financiële transacties, betreffende de persoon:
- *
[MEDEVERDACHTE 1] geboren [datum] te [plaats]
10.
Send date : 11/12/2007
Paid date : 11/12/2007
Recording Agent Country : Netherlands
Recording Agent Ciry : Amsterdam Zuidoost
Name Sender : [medeverdachte 1]
Name Payee : [naam]
Paying Agent Country : United Kingdom
Amount Paying principal : 133.37 euro's
- 80.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 11 december 2007 om 11: 46 uur tussen NNman en [de verdachte] (lijn 30) (dossierpagina 46, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
NNman vraagt wat haar volledige naam is.
[de verdachte] zegt: [medeverdachte 1] (fon).
Ten aanzien van feit 4 onder g) 13 december 2007 (C16) en feit 2 voorts:
- 81.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 13 december 2007 om 13: 23 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 21 zaaksdossier C16), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1]: Wat zei je, 1 3 7 5?
DE VERDACHTE: Ja.... Ben je in de winkel?
[medeverdachte 1]: Nee. .maar dat, dat, dat gaat ten koste van mijn 200 ('2 bilIs') om daar te komen en zo.
DE VERDACHTE: Ah.. maar je hebt daar toch 16?
[medeverdachte 1]: Ja, er is 16..
DE VERDACHTE: Ja, dus (ntv) deel zoals gewoonlijk.
[medeverdachte 1]: Ja, maar dit is 1 3 en ik heb..
DE VERDACHTE: Oke.. nee, nee, je hebt toch 1 50, je moet proberen.. 100 is.. laat me de Flat (fon) bellen, ik bel je terug, een minuutje, ja?
[medeverdachte 1]: Oke.
- 82.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 13 december 2007 om 13: 26 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 22 zaaksdossier C16), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
(...)
DE VERDACHTE: Ja, maar je zult nog meer geld krijgen, dus als er iets is, dan neem je daar maar 20 of 30 pond van of net wat je nodig hebt.
[medeverdachte 1]: Van dat geld, ja?
- 83.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 13 december 2007 om 14:08 uur tussen NNMAN en [de verdachte] (lijn 30) (dossierpagina 28, zaaksdossier C16), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1] komt dan aan de lijn.
(...)
[de verdachte]: Die jongen is nu onderweg naar jou toe, ja?
[medeverdachte 1]: Hm.
- 84.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 13 december 2007 om 15:20 uur tussen [de verdachte] en NNMAN (lijn 30) (dossierpagina 32, zaaksdossier C16), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: Heb je haar ontmoet?
NNM: Ja, een hele tijd geleden.
(...)
[de verdachte]: Je hebt haar het geld enzo gegeven? Ja?
NNM: Ja
- 85.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 13 december 2007 om 16:52 uur tussen [de verdachte] en NNman (lijn 30) (dossierpagina 33, zaaksdossier C16), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
(...)
[medeverdachte 1] is in Gatwick en neemt een Easyjet vlucht, ze gaat niet met BA wat [de verdachte] dacht. De vlucht vertrekt om 5 over 4. [medeverdachte 1] verzoek of er iemand is in Amsterdam om haar af te halen, of "F" (vrijwel onverstaanbaar) daar kan zijn bijvoorbeeld
Ten aanzien van feit 4 onder h) 18 december 2007 (C7) en feit 2 voorts:
- 86.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 17 december 2007 om 21.06 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 21, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1]: Ik moet een trein pakken, want wanneer ik daar kom moet dat ding nog daarheen toe gaan ja, zou dat de andere helft moeten pakken na half vijf.
[de verdachte]: Fuck me now.
[medeverdachte 1]: Ja.
[de verdachte]: Dus hoeveel heb je in je kut zitten?
[medeverdachte 1]: 15 maar.
(...)
[medeverdachte 1]: Ik weet niet waarom jij 50 zei.
[de verdachte]: Ik heb hem niet zest...eh 15 gezegd.
[medeverdachte 1]: Hij zei tegen mij dat jij gezegd had 15.
[de verdachte]: Waarom?
[medeverdachte 1]: Ik zeg net tegen jou dat hij tegen mij gezegd heeft dat jij 15 gezegd had.
[de verdachte]: Maar waarom zou ik zoiets zeggen, want dat zal niet genoeg geld worden?
(...)
[medeverdachte 1]: Ik heb 100 pond nodig voor mijn ticket.
[de verdachte]: Ja (maar) dat is genoeg.
- 87.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 18 december 2007 om 15.33 uur tussen [de verdachte] en NNman0791 (lijn 30) (dossierpagina 29, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte] heeft stress, mannen die drugs in consignatie hebben gegeven willen geld zien. [de verdachte] heeft nieuwe werkers maar geen geld voor hun tickets.
(...)
DE VERDACHTE: De man die me de food heeft gegeven wil 500 euro.
(...)
DE VERDACHTE: [medeverdachte 1] komt wel over met geld, weet je, maar het is het gezeik, X man.
- 88.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 21 december 2007 om 17.21 uur tussen [de verdachte] en X (lijn 30) (dossierpagina 48, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
(...)
[de verdachte] heeft [medeverdachte 1] over laten stuiteren met 200 en dat is in feite wat [de verdachte] het papierbedrag van heeft gekregen als [medeverdachte 1] niet over was gestuiterd dan zou [de verdachte] kapot geweest zijn, [de verdachte] heeft HEM het meeste geld betaald maar HIJ vraagt om nog 6000 maar [de verdachte] zal HEM nog een paar dagen aan het lijntje moeten houden, de vriend van [de verdachte] komt over met 10 bags.
- 89.
Het proces-verbaal bevindingen d.d. 17 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 132-137, zaaksdossier C7):
Op 17 januari 2007 ontving ik, verbalisant, naar aanleiding van een doorlopende machtiging artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering (...), de passagierslijst van vlucht EZY5107 van Londen Gatwick naar Amsterdam van 18 december 2007 van de luchtvaartmaatschappij Easyjet.
Ik, verbalisant, zag onder andere de navolgende naam op bovengenoemd passagierslijst vermeld staan:
DATE
Easyjet 5107
NAME
18/12/2007
EZY5107 LGW-AMS
[MEDEVERDACHTE 1]
Ten aanzien van feit 4 onder i) 29 december 2007(C8) en feit 2 voorts:
- 90.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 28 december 2007 om 14.07 uur tussen [de verdachte] en NNvrouw (lijn 30) (dossierpagina 18, zaaksdossier C8), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: Ik kom over een uur of twee, ik wacht op [medeverdachte 1] die komt met het vliegtuig uit Birmingham.
NN: Goed
[de verdachte]: Ze heeft papieren en alles, maak je niet ongerust.
- 91.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 29 december 2007 om 16.03 uur tussen NNman/[medeverdachte 1] en [de verdachte] (lijn 30) (dossierpagina 24, zaaksdossier C8), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1] komt aan de telefoon]
(...)
[medeverdachte 1]: Ja, ok is alleen denk ik dat het wel langer gaat duren zo, maar goed ik ga sowieso niet klagen dus laat "het" er maar zo in (leave it in)...
[de verdachte]: Dus het hangt er niet ui?
[medeverdachte 1]: Nou, ik heb het nog niet geprobeerd, maar...
[de verdachte]: Nou probeer het! Probeer het man! (stemverheffend en drukopvoerend)
[medeverdachte 1]: .....hangt het er uit uit hoe dan ook (hang out anyway)
[de verdachte]: Probeer het, alsjeblieft, probeer het. Alsjeblieft, voordat die man terugbelt
- 92.
Een schriftelijk stuk bevattende de passagierslijst (dossierpagina 40-42, zaaksdossier C8), van ingecheckte passagiers op de vlucht BHX-AMS op 29 december 2007, ter beschikking gesteld door BMIBaby Moab Live.
Op de passagierslijst staat vermeld: [medeverdachte 1]. Seat 20D. BAG0.
Ten aanzien van feit 4 onder j) 31 december 2007 (C9) en feit 2 voorts:
- 93.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 31 december 2007 om 14:00 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 13, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[de verdachte]: Heeft hij je allemaal briefjes van vijf gegeven?
[medeverdachte 1]: He?
[de verdachte]: Grote biljetten, ja?
[medeverdachte 1]: Grote biljetten en wat kleine.
- 94.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 31 december 2007 om 14:52 uur tussen [de verdachte] en [medeverdachte 1] (lijn 30) (dossierpagina 14, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1]: Ja, ik ben er om half zes.
(...)
[medeverdachte 1]: Okee! Be je nagegaan dat er zitplaatsen zijn en alles?
[de verdachte]: Ja natuurlijk heb ik dat gecheckt. Ik heb al gecheckt man.
[medeverdachte 1]: En alles is okee?
[de verdachte]: Ja ja ja.
[medeverdachte 1]: Ik weet welke dag het is. Ik wil niet dat er iets niet in orde is.
[de verdachte]: Nee, kijk maar naar niks. Alles is in orde, man. Zorg gewoon dat je er bent op de juiste tijd.
[medeverdachte 1]: Ja dat doe ik.
- 95.
Een schriftelijk stuk bevattende het tapgesprek d.d. 31 december 2007 om 19.21 uur tussen [de verdachte] en NNM 0547 (lijn 30) (dossierpagina 16, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
NN: [bijnaam van de verdachte]
[de verdachte]: Je weet dat het geld 600 pond te weinig is toch?
(...)
[de verdachte]: ja dus het had zeven duizend (bags) blood moeten zijn zeven.
NN: Wacht eens even (schreeuwen door elkaar). Je hebt helemaal niet...
[de verdachte]: Luister naar me! Ik heb het eten verkocht/verstuurd (shot) voor 775 per ounce (a oz) Het komt op 6975...
(...)
NN: Ik zal je je geld geven.
[de verdachte]: Goed dan cool.
Ten aanzien van feit 4 onder k) 18 januari 2008 voorts:
- 96.
Het proces-verbaal van onderzoek inbeslagname, d.d. 12 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 107, inbeslagnamedossier E1):
Op 21 januari 2008 zijn met toestemming van verdachte [de verdachte] op het
verblijfadres van voornoemde verdachte gelegen aan de [straat] te [plaats], onderstaande goederen in beslag genomen.
Doos All-Bran cornflakes.
Op de tafel in de keuken stond deze doos met daarin totaal € 3.300,- verstopt.
21 x € 100,-
6 x € 200,-
Ten aanzien van feit 5:
- 97.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina's 12-13, zaaksdossier C11):
Op 19 januari 2008 werd doorzoeking ter inbeslagneming verricht in het kader van het onderzoek Guldenroede. Deze doorzoeking vond plaats in een woning gelegen aan de [straat] te [plaats].
Tijdens bovengenoemde doorzoeking werd in een slaapkamer een blauw/witte Albert Heijn tas met kleding aangetroffen. Tussen de kleding in voornoemde tas troffen wij, verbalisanten, een vuurwapen, Glock 30, aan. In het vuurwapen zat een patroonhouder met 08 (acht) kogelpatronen kaliber 45 volmantel.
- 98.
Het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, Bureau Forensische Opsporing d.d. 10 maart 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 17, zaaksdossier C11):
Op 31-01-2008 werd door mij, verbalisant, technisch rechercheur, een sporenonderzoek ingesteld naar een inbeslaggenomen snellader, behorende bij het vuurwapen van het merk Glock 30, type 45 auto.
Bij dit sporen onderzoek werd een dactyloscopisch spoor veiliggesteld en voorzien van SVO nummer AD.08004488.04. Dit spoor werd samen met de vingerslip van de verdachte [DE VERDACHTE], geboren op [datum] te [plaats], voor vergelijking, verzonden naar het DNRI te Zoetermeer
UITSLAG:
Op 25 februari 2008, werd door de D.N.R.I te Zoetermeer, het veiliggestelde dactyloscopiche spoor, aangetroffen op snellader, geïdentificeerd op de afdruk van de rechter duim voorkomend op het dactyloscopisch signalementsblad van:
VERDACHTE: Naam: [DE VERDACHTE]
Voornamen: [DE VERDACHTE]
Geboorteplaats en datum: [plaats] [datum]
- 99.
Het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Politie en Beveiliging d.d. 1 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 21, zaaksdossier C11):
Het op zaterdag 19 januari 2008 bij de verdachte [DE VERDACHTE], in beslag genomen voorwerp, is een pistool, van het merk GLOCK, model 30, kaliber.45 Auto en niet voorzien van een serienummer.
Verdere inscripties zijn op de rechterzijde van de slede 2 proefbanktekens. Aan de linkerzijde staat "GLOCK 30 AUSTRIA .45 AUTO". Op de kast aan de rechterzijde staat "MADE IN AUSTRIA, GLOCK Ges.m.b.H.', ook staan de twee proefbanktekens hier en onderop de handgreep staat "US.pat 4.539.889 4.825.744 4.893.546". Op de linkerzijde onderop de handgreep staat 'GLOCK".
Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Het vuurwapen valt niet onder de categorie II, sub 2,3 of 6 van de Wet Wapens en Munitie.
- 100.
Het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Politie en Beveiliging d.d. 1 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 26, zaaksdossier C11):
De op zaterdag 19 januari 2008 bij verdachte [DE VERDACHTE], in beslag genomen acht(8) voorwerpen zijn kogelpatronen van het kaliber .45. Derhalve is deze kogelpatroon munitie in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
De munitie is geschikt om te worden verschoten met het bij de verdachte [DE VERDACHTE] in beslag genomen, scherpe vuurwapen van het merk GLOCK, model 30, kaliber .45, zonder serienummer.
- 101.
De verklaring van de getuige [medeverdachte 2], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 16 april 2010.
Deze verklaring houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
"Op de vraag van de voorzitter of ik wel eens heb gezien of [de verdachte] een wapen bij zich had, antwoord ik dat ik heb gezien dat hij het altijd bij zich had".
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de bruikbaarheid voor het bewijs van de verklaringen van [medeverdachte 1]
Het hof bezigt voor het bewijs ook de door [medeverdachte 1] tegenover verbalisanten van het Schipholteam en de Koninklijke Marechaussee afgelegde verklaringen. [medeverdachte 1] is als getuige door de rechter-commissaris gehoord, doch zij heeft zich bij gelegenheid van dat verhoor op vragen van de rechter-commissaris en de verdediging op haar verschoningsrecht beroepen. Zij is opgeroepen om als getuige ter terechtzitting in hoger beroep te verschijnen, doch is aldaar niet verschenen. Het hof heeft van een herhaalde oproeping afgezien, op de grond dat het onaannemelijk was dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zou verschijnen, mede omdat ook na navraag door de advocaat-generaal bij de Britse politie geen woon- of verblijfplaats van haar bekend was geworden. Bij die stand van zaken en nu in die situatie geen wijziging is gekomen stelt het hof vast dat de verdediging ten aanzien van deze getuige het ondervragingsrecht niet optimaal heeft kunnen effectueren. Dit leidt echter niet tot de door de verdediging bepleite uitsluiting van haar verklaringen voor het bewijs. Het hof overweegt daartoe, dat de inhoud van die verklaringen in belangrijke mate steun vindt in de overige bewijsmiddelen en dat voorts dat, onder meer met betrekking tot de feiten 1 en 2,
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] ter terechtzitting in hoger beroep als getuige zijn gehoord en dat ook de verdediging hen toen vragen heeft kunnen stellen.
Ten aanzien van de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken
Het hof bezigt voor het bewijs de verslagen van een aantal afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken, waarbij blijkens die verslagen de verdachte één van de gespreksdeelnemers is geweest.
Door de verdediging is gesteld dat er niet in alle gevallen van kan worden uitgegaan dat het ook daadwerkelijk de verdachte is geweest "die over de tap komt".
Het hof verenigt zich met hetgeen hieromtrent door de rechtbank in het bestreden vonnis onder "4.4.2. Deelname van verdachte aan afgeluisterde telefoongesprekken" is overwogen en maakt die overweging op deze plaats tot de zijne. Het hof overweegt in aansluiting daarop nog het volgende. Uit de betreffende overwegingen in het bestreden vonnis en uit het hiervoor weergegeven bewijsmiddelen 28 en 29 blijkt dat verdachte onder meer over lijnen 17, 30 en 39 de beschikking had terwijl 49 van de in de bewijsmiddelen opgenomen tapverslagen op deze drie lijnen betrekking hadden. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot de inhoud van op 17 en 18 januari 2008 afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken waarin de verdachte blijkens de verslagen daarvan als gespreksdeelnemer is aangemerkt en in welke gesprekken over "food" wordt gesproken - en die over lijn 39 zijn gevoerd -, erkend dat hij daaraan heeft deelgenomen. Gelet op het voorgaande lag het op de weg van de verdachte om duidelijk te maken aan welke gesprekken hij - in weerwil van de hiervoor overgenomen overwegingen van de rechtbank - dan níet heeft deelgenomen. De verdachte heeft echter, wanneer hem ter terechtzitting in hoger beroep specifieke telefoongesprekken werden voorgehouden, zich in overwegende mate beroepen op zijn zwijgrecht. Het hof gaat bij die stand van zaken ervan uit dat het de verdachte is geweest die blijkens de onder de bewijsmiddelen opgenomen schriftelijke verslagen als "[de verdachte]" heeft deelgenomen aan afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Het hof heeft onder feit 1 een aantal gevallen van uitvoer van cocaïne bewezen verklaard. Slechts in één van die gevallen, te weten op 2 januari 2008 (zaakdossier C9), is cocaïne in beslag genomen. Het hof acht ook in de andere in de bewezenverklaring vermelde zaakdossiers wettig en overtuigend bewezen dat daadwerkelijk cocaïne is uitgevoerd.
Het hof stelt voorop dat uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in het bijzonder uit de verklaringen van [medeverdachte 1], [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [medeverdachte 6], [medeverdachte 8] en Y volgt, dat in opdracht van de verdachte verdovende middelen van Nederland naar Engeland werden vervoerd. Dit gebeurde door vrouwen die de verdovende middelen in hun vagina verborgen. Zowel [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] als [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdovende middelen in telefoongesprekken met de verdachte als "food" werden aangeduid.
Met betrekking tot de onder feit 1 onder a (zaakdossier C13), onder c ( zaakdossier C15), onder e (zaakdossier C7), onder f (zaakdossier C8) en onder g (zaakdossier C9) bewezenverklaarde feiten overweegt het hof dat het daarbij gaat om transporten die steeds door [medeverdachte 1] zijn uitgevoerd. [medeverdachte 1] heeft verklaard meermalen voor de verdachte op dezelfde wijze en tegen een beloning cocaïne te hebben vervoerd. Inzake het in zaakdossier C9 gerelateerde transport is bij [medeverdachte 1] daadwerkelijk een bol met daarin cocaïne, verborgen in haar vagina, aangetroffen. Inzake de in de zaakdossiers C13, C15, C7 en C8 gerelateerde transporten is vastgesteld dat [medeverdachte 1] op de bewezenverklaarde data van Nederland naar Engeland is gereisd. Omtrent het inzake zaakdossier C8 gerelateerde transport verklaart [medeverdachte 1] dat zij een klein pakje, waarvan zij dacht dat daarin hetzelfde zat als waarvoor ze was aangehouden, had gekregen en in Engeland aan een vriend van de verdachte moest overdragen. Inzake het in zaakdossier C7 gerelateerde transport is, de dag voordat [medeverdachte 1] reisde, een telefoongesprek gevoerd waarin blijkens het daarvan opgemaakte verslag de verdachte tegen ene G zegt dat het "food" naar hem toe zal komen en zijn overigens rond en na haar reis naar Engeland, telefoongesprekken afgeluisterd en opgenomen waarin in versluierend taalgebruik over de douanecontrole en over hoeveelheden verdovende middelen en geld wordt gesproken. Inzake het in zaakdossier C15 gerelateerde transport wordt, kort voor de reis per bus van [medeverdachte 1] naar Engeland, door de verdachte in een telefoongesprek gevraagd om condooms en informeert de verdachte gedurende of kort na haar reis telefonisch bij [medeverdachte 1] of zij OK is en of zij "over" is. Inzake het in zaakdossier C13 gerelateerde transport heeft [medeverdachte 1], de dag voorafgaand aan haar vlucht, telefonisch contact met de man die de bollen met verdovende middelen prepareerde en deelt zij hem mede dat de bollen te groot worden. De volgende dag wordt zij, kort voor haar vlucht, gebeld door [de verdachte] en wordt er gesproken over - naar het hof aanneemt - douanecontroles; [medeverdachte 1] wil dan ook van [de verdachte] weten of zij eerst haar geld krijgt.
Met betrekking tot het onder feit 1 onder b (zaakdossier C2) bewezenverklaarde transport overweegt het hof dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] werden begeleid door [medeverdachte 4], die volgens de verklaring van [medeverdachte 1] op mensen moest letten die reisden en voor de verdachte verdovende middelen wegbrachten. [medeverdachte 10] heeft verklaard dat haar was gevraagd om vaginaal cocaïne te smokkelen. Ook hier wordt door de verdachte kort voor de vlucht geïnformeerd naar -naar het hof aanneemt- de douanecontrole en wordt, ná de vlucht, telefonisch door de verdachte geïnformeerd wie de "food" heeft.
Met betrekking tot het onder feit 1 onder d (zaakdossier C5) bewezenverklaarde transport overweegt het hof dat [medeverdachte 2] hierover heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de meisjes die zij naar het Amstelstation te Amsterdam bracht om van daar per bus naar Engeland te reizen, inwendig verdovende middelen moesten inbrengen.
Het hof acht voorts op grond van het navolgende bewezen dat de in de onder feit 1 bewezenverklaarde transporten en in de onder feit 2 bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen steeds cocaïne betrof:
- *
van de bij de medeverdachte [medeverdachte 1] op 2 januari 2008 te Schiphol door de Koninklijke Marechaussee aangetroffen duwersbol is vast komen te staan dat deze cocaïne bevatte, zoals vastgesteld door het Douane Laboratorium d.d. 8 januari 2008;
- *
tijdens de doorzoeking van het toenmalige verblijfadres van de verdachte, zijnde de woning aan de [straat] te [plaats], is op 19 januari 2008 een handelshoeveelheid van ruim 142 gram van een materiaal bevattende cocaïne aangetroffen, zoals is vastgesteld door het Douane Laboratorium Amsterdam d.d. 23 januari 2008. Het hof is van oordeel -zoals blijkt uit hetgeen hierna ten aanzien van feit 3 is overwogen - dat het de verdachte is geweest die deze handelshoeveelheid cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
- *
tijdens de doorzoeking van het verblijfadres van de medeverdachte [medeverdachte 3], die volgens [medeverdachte 1] degene was die de duwersbollen vervaardigde, zijnde de woning aan het adres [straat] te [plaats], zijn op 22 januari 2008 diverse gereedschappen en verpakkingsmaterialen aangetroffen, waarbij op enkele delen van het gereedschap (te weten een lepel en een weegschaal) sporen van een materiaal bevattende cocaïne zijn aangetroffen, zoals uit de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2008 blijkt;
- *
in het verhoor op 24 januari 2008, 14.10 uur, van de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft zij verklaard voor verdachte meermalen cocaïne te hebben vervoerd;
- *
[medeverdachte 10] heeft verklaard dat zij te horen kreeg dat zij vaginaal cocaïne moest smokkelen;
- *
de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep omtrent door hem op 17 en 18 januari gevoerde telefoongesprekken waarin over "food" werd gesproken, verklaard dat daarmee op cocaïne is gedoeld (met dien verstande dat de verdachte de inhoud van die gesprekken heeft geduid als te zijn gericht geweest op zijn verkrijging van die stof).
Ten aanzien van feit 3 en feit 5
Door en namens de verdachte is aangevoerd dat hij dient te worden vrijgesproken van het aan hem achtereenvolgens verweten opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne (feit 3) en voorhanden hebben van een wapen en munitie (feit 5), telkens op 18 juni 2008 te [plaats] in de door hem bewoonde woning aan de [straat].
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe het volgende.
Op grond van de stukken in het dossier en hetgeen is verhandeld ter terechtzitting in hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden komen vast te staan.
Op 18 januari 2008 is de verdachte aangehouden voor de evenbedoelde woning. In deze woning is aangetroffen en in beslaggenomen onder meer een grote (reis)tas waarin kleding en - naar later is komen vast te staan - ongeveer 142,1 gram cocaïne was geborgen. De eigendom van die tas en die kleding noch de wetenschap van de aanwezigheid daarvan is door de verdachte betwist. Hij heeft evenwel ontkend dat hij bekend is geweest met de aanwezigheid van die cocaïne in die tas, daartoe stellend dat het niet zijn cocaïne is en dat het niet anders kan zijn dan dat een ander die cocaïne heimelijk in die tas heeft geborgen.
Het hof acht de kans dat de door de verdachte geopperde mogelijkheid zich heeft voorgedaan onwaarschijnlijk en gaat daaraan voorbij. Dit oordeel brengt mee dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte bekend is geweest met de aanwezigheid van die cocaïne in die tas, toen en daar. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de eigenaar van een (reis)tas geacht wordt zich bewust te zijn van de aanwezigheid van al hetgeen in die (reis)tas is verpakt. Onder omstandigheden dient van dit uitgangspunt te worden afgeweken, bijvoorbeeld indien aannemelijk is geworden dat de door de verdachte geopperde mogelijkheid zich heeft gerealiseerd. Echter, het ter zake verrichte onderzoek heeft niet als resultaat opgeleverd dat aannemelijk is geworden dat een ander buiten medeweten van de verdachte die cocaïne in die (reis)tas heeft geborgen. Bovendien ontbreken aanknopingspunten die nopen tot het aannemen van een uitzondering op het hiervoor bedoelde uitgangspunt. Immers, niet te verwachten valt dat een voor de verdachte onbekend persoon heimelijk een kostbare (handels)hoeveelheid cocaïne in diens tas verstopt en aldus handelend het risico op de koop toe neemt, dat de verdachte die (reis)tas uitpakt of dat de verdachte met deze (reis)tas zijn reis onaangekondigd vervolgt, telkens met de ontdekking of zelfs het verlies van die cocaïne voor die onbekend gebleven persoon tot gevolg. Het hof overweegt voorts dat aan de waarschijnlijkheid van de stelling van de verdachte nog afdoet dat hij, zoals hij zelf ter terechtzitting in hoger beroep heeft erkend, voorafgaand aan het aantreffen van de cocaïne in zijn (reis)tas telefoongesprekken heeft gevoerd, gericht op het verkrijgen van een hoeveelheid cocaïne.
Het hof passeert ook het op het voorhanden hebben van een wapen en munitie gerichte bewijsverweer. Daartoe overweegt het hof dat het wapen, de munitie als ook voorwerp dat bij dat wapen behoort (een snellader) zijn aangetroffen in een tas die is aangetroffen in een vertrek in de woning dat ook bij de verdachte tot zijn gebruik ter beschikking stond. Op dat voorwerp is een dactyloscopisch spoor aangetroffen en veiliggesteld, welk spoor na vergelijking met zijn dactyloscopisch signalement tot een duim van de verdachte kon worden herleid.
Het hof overweegt voorts, dat uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op tijdstippen in de periode die aan de datum van aantreffen van het wapen en de munitie onmiddellijk is vooraf gegaan meermalen in het bezit is geweest van een vuurwapen althans een daarop gelijkend voorwerp, in elk geval van een zelfde kleur als het inbeslaggenomen wapen.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat het de verdachte is geweest die toen en daar een wapen en munitie voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 4
Met betrekking tot de onder feit 4 onder a tot en met j bewezenverklaarde feiten, volgt het hof een soortgelijke redenering als hiervoor met betrekking tot feit 1 uiteen is gezet. Uit de verklaringen van [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] volgt dat meermalen door vrouwen ten behoeve van de verdachte geld werd vervoerd van Engeland naar Nederland. Dit gebeurde onder meer door dit geld in de vagina te verbergen en door het ophalen van via zogenaamde moneytransfers verzonden geld. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat, wanneer er in telefoongesprekken wordt gesproken over 'paper' daarmee geld wordt bedoeld. Ook hier geldt dat slechts éénmaal, te weten op 29 oktober 2007 (feit 4 onder c), bij zo'n transport daadwerkelijk geld in beslag is genomen; het toen onder [medeverdachte 12] in beslag genomen geld bleek in haar vagina te zijn verborgen. Het hof maakt uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder uit de vluchtgegevens en de verslagen van afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken, op dat ook op de overige (onder 4 a, b en d tot en met j) bewezenverklaarde data daadwerkelijk ten behoeve van de verdachte geldbedragen van Engeland en Nederland zijn vervoerd. Het hof overweegt daarbij dat in die telefoongesprekken door de verdachte wordt gesproken over 'paper' dat moet worden meegenomen en in meer of minder versluierend taalgebruik over geld dat in een vagina is of moet worden verborgen.
De verdachte heeft aangegeven dat hij zijn geld verdiende met het organiseren van (grote) dansfeesten in Nederland. Die verklaring acht het hof niet geloofwaardig, nu de verdachte daarnaar gevraagd die door hem gestelde inkomstenbron niet genoegzaam heeft onderbouwd. Zo heeft hij geen enkele concrete tijd, plaats of opdrachtgever van een dergelijk groot dansfeest kunnen noemen. De enkele, vage verwijzing naar een in Amsterdam Oost georganiseerd dansfeest kan, zo dit aannemelijk zou zijn, de betalingen vanuit Engeland naar Nederland niet verklaren. Derhalve is niet gebleken van enige legale inkomensbron van de verdachte.
Ten aanzien van het op 21 januari 2008 in de [straat] te [plaats], in een doos cornflakes aangetroffen bedrag van € 3.300,- (zaak 4 onder k) heeft de verdachte verklaard dat dit bedrag de teruggegeven borg van de voormalige huurwoning van de verdachte betrof. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat het inderdaad teruggegeven borg betreft, dan raakt dat gegeven niet aan het niet-gebleken zijn van een legale inkomstenbron, ten tijde van zijn betaling van die borg of nadien.
Illustratief in dit verband acht het hof de diverse tapgesprekken in het dossier (zoals het hiervoor genoemde tapgesprek op 18 december 2007 om 15.33 uur tussen [de verdachte] en NNman0791, dossierpagina 29, zaaksdossier C7), waaruit blijkt dat de verdachte geld tekort heeft en eerst weer geld tot zijn beschikking heeft als het geld vanuit Groot-Brittannië is binnengekomen.
Nu blijkens de door het hof gebezigde bewijsmiddelen voorts is komen vast te staan dat de verdachte zich met de uitvoer van cocaïne bezighield, kan het niet anders zijn dan dat de betreffende gelden afkomstig zijn geweest uit verdiensten van de uitvoer van cocaïne. Het hof ziet daarvoor voorts bevestiging in de verklaring van [medeverdachte 2] die over de door haar en [medeverdachte 12] op 29 oktober 2007 vervoerde geldbedragen zegt dat dit geld van ene B namens de verdachte was en dat B drugszaken deed.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit zodat dit strafbaar is.
Samenloop
Op een andere plaats in dit arrest (onder het kopje Bewezen verklaarde) heeft het hof onder feit 2 bewezen geacht, onder meer en kort gezegd, dat de verdachte in de periode van 1 september 2007 tot en met 18 januari 2008, te Schiphol en Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen koeriers naar Schiphol en het Amstelstation heeft gebracht en/of laten brengen, zulks bij wijze van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Het hof heeft eveneens onder het kopje Bewezen verklaarde daarnaast de onder feit 1 tenlastegelegde feiten bewezen geacht, onder meer en kort gezegd, dat de verdachte in de periode van 14 oktober 2007 tot en met 2 januari 2008 te Schiphol en/of te Amsterdam meermalen tezamen en in vereniging met een ander of anderen telkens cocaïne opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen volgt, dat de bewezen geachte gedragingen, die erin hebben bestaan dat koeriers naar Schiphol en het Amstelstation zijn gebracht, de overtreding van zowel de ene strafbepaling: artikel 10a van de Opiumwet, als de andere strafbepaling (gelet op de - ruime - betekenis die in artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet is gegeven aan buiten het grondgebied van Nederland brengen): artikel 2, onder A, van de Opiumwet, oplevert.
Gelet op de enigszins vergelijkbare strekking van deze strafbepalingen en de overlappende gedragingen die in de onderhavige zaak door deze bepalingen worden bestreken, zal het hof in zoverre toepassing geven aan de in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht neergelegde samenloopregeling.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde:
De eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, door zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en door voorwerpen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder feit 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, door zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en door voorwerpen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder feit 3 bewezen verklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van het onder feit 4 bewezen verklaarde:
medeplegen van gewoontewitwassen.
ten aanzien van het onder feit 5 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 56 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft daarnaast een aantal inbeslaggenomen voorwerpen en geldbedragen verbeurdverklaard en onttrokken aan het verkeer.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is betrokken geweest bij de herhaalde uitvoer van (handels)hoeveelheden cocaïne vanuit Nederland naar Groot-Brittannië en bij voorbereidingshandelingen daartoe. In het bestek van het gehouden onderzoek is de verdachte naar voren gekomen als degene die een organiserende en initiërende rol heeft vervuld. Het zijn vooral anderen dan de verdachte die door hun handelingen in fysieke zin aan die misdrijven konden worden gerelateerd. Zo heeft de verdachte door tussenkomst van zijn mededaders vrouwelijke koeriers geregeld met het oog op hun inwendig vervoer van die cocaïne naar het buitenland en op de (heimelijke) invoer vanuit dat buitenland van -naar moet worden aangenomen- met die drugshandel gegenereerde gelden. De verdachte liet de inwendig te vervoeren hoeveelheden cocaïne door een ander in daartoe geschikte eenheden verpakken. De in een tas van de verdachte aangetroffen handelshoeveelheid cocaïne vormt in zoverre een uitzondering op het hiervoor omschreven beeld. Overigens overweegt het hof dat de resultaten van het gehouden onderzoek niet uitsluiten dat een of meer onbekend gebleven anderen op hun beurt de verdachte hebben geïnstrueerd.
Aangenomen moet worden dat het louter zijn zucht naar financieel gewin is geweest die de verdachte tot zijn gedragingen heeft gebracht en aldus handelend de verdachte het maatschappelijk belang dat de samenleving van de maatschappelijke problemen verschoond blijft die de handel in cocaïne met zich brengt, aan dat winstbejag ondergeschikt heeft gemaakt. Bovendien heeft de verdachte door zich schuldig te maken aan gewoontewitwassen de integriteit van het financiële stelsel ondermijnd.
Voorts heeft de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad, hetgeen vanwege het gevaarzettend aspect daarvan onaanvaardbaar is.
Cocaïne is een stof, waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar die ook direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit, zoals daarvan ook in casu is gebleken. Handelingen die tot doel hebben die stof op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft. Daarmee beoogt het hof mede anderen ervan te weerhouden tot het plegen van misdrijven als hier aan de orde over te gaan.
Anderzijds blijkt uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 februari 2010 dat de verdachte niet eerder hier te lande strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet ook op het aantal en de frequentie van de onder 1 en feit 4 bewezenverklaarde feiten en gelet op de pleegperiode van de onder 2 bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen, de door de advocaat generaal gevorderde gevangenisstraf van 60 maanden in beginsel passend en geboden is. Echter, gelet op de door het hof op onderdelen gegeven vrijspraken dient te worden volstaan met -gelijk de rechtbank heeft gedaan- de oplegging van een gevangenisstraf van 56 maanden.
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen en geldbedragen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid.
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met betrekking tot deze voorwerpen is begaan, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 55 lid 1, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ten aanzien van hetgeen hem onder feit 1, zaaksdossier 19, tenlaste is gelegd en waarvan de verdachte door de rechtbank is vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 met betrekking tot de uitvoer van cocaïne op 16 oktober 2007 (zaaksdossier C3) en 18 december 2007 (zaaksdossier C6) ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 56 (zesenvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Onttrekt aan het verkeer de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
één wapenonderdeel,
- -
één wapenonderdeel Glock en
- -
acht patronen, RP45 auto. .
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en geldbedragen, te weten:
- -
drie Nokia telefoontoestellen,
- -
een geldbedrag van 2.100,- euro en
- -
een geldbedrag van 1.200,- euro. .
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
zevenentwintig foto's,
- -
vier diverse bescheiden (nummers 5 en 6 van de beslaglijst),
- -
een huurcontract en
- -
verpakkingsmateriaal All-Bran Kellog's.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te [plaats], waarin zitting hadden mr. R.P.P. Hoekstra, mr. R. Veldhuisen en mr. N.F. van Manen, in tegenwoordigheid van mr. M.N. Maris, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 mei 2010.