BR 2020/57
De raad heeft niet onderbouwd dat in de in dit geding centraal staande wijk van de gemeente Rotterdam sprake was of is van schaarste aan goedkope woonruimte buiten de gereguleerde huursector en van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten die het opnemen van een verbod tot omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte, met vergunningplicht rechtvaardigde.
ABRvS 29-04-2020, ECLI:NL:RVS:2020:1161, m.nt. A. Mazzola
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
29 april 2020
- Magistraten
(Mrs. C.H.M. van Altena, E.A. Minderhoud en mr. A. Kuijer)
- Zaaknummer
201903274/1/A3 en 201903279/1/A3
- Noot
A. Mazzola
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS206223:1
- Vakgebied(en)
Volkshuisvesting en wonen (V)
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
Volkshuisvesting en wonen / Eigenwoningbezit
Volkshuisvesting en wonen / Woningbouw
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2020:1161, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 29‑04‑2020
- Wetingang
(Art. 21 Huisvestingswet 2014)
Essentie
De raad heeft niet onderbouwd dat in de in dit geding centraal staande wijk van de gemeente Rotterdam sprake was of is van schaarste aan goedkope woonruimte buiten de gereguleerde huursector en van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten die het opnemen van een verbod tot omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte, met vergunningplicht rechtvaardigde.
Samenvatting
Zoals volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 21 Huisvestingswet 2014 wordt met de vergunningplicht voor het samenvoegen, onttrekken en omzetten van woonruimte voorkomen dat de schaarste op de woningmarkt door verandering in de woonruimtevoorraad zal toenemen. Gemeenten kunnen in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.