Vgl. Langemeijer, Het slachtoffer in het strafproces, p. 75, Bijlsma, Handboek benadeelde partij, Kluwer, 2005, p. 66–70, 128, 129, Handboek Strafzaken, 38.3.2.1.c. Kamerstukken II, 1989–1990, 21 345, nr. 3, houdt in dat bij art. 51c in het bijzonder aan een minderjarig slachtoffer moet worden gedacht.
HR, 02-06-2009, nr. 08/03422
ECLI:NL:HR:2009:BI1025
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
02-06-2009
- Zaaknummer
08/03422
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BI1025
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BI1025, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑06‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI1025
ECLI:NL:PHR:2009:BI1025, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑03‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI1025
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑06‑2009
Inhoudsindicatie
Vordering benadeelde partij. De opvatting dat de algemeen directeur van een rechtspersoon slechts met een bijzondere volmacht namens de rechtspersoon het in art. 51b.1 Sv bedoelde voegingsformulier kan ondertekenen en de rechtspersoon als bp in het strafproces kan vertegenwoordigen, is onjuist.
2 juni 2009
Strafkamer
nr. 08/03422
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 april 2005, nummer 23/000754-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Ruijs, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de benadeelde partij ten onrechte ontvankelijk heeft geacht in de vordering.
2.2. Het middel berust op de opvatting dat de algemeen directeur van een rechtspersoon slechts met een bijzondere volmacht namens de rechtspersoon het in art. 51b, eerste lid, Sv bedoelde voegingsformulier kan ondertekenen en de rechtspersoon als benadeelde partij in het strafproces kan vertegenwoordigen. Deze opvatting is onjuist. Het middel is derhalve tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 2 juni 2009.
Conclusie 31‑03‑2009
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens ‘Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij [A] B.V. toegewezen tot een bedrag van € 3.315,97, vermeerderd met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, en voor het overige afgewezen, en heeft het aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd.
2.
Namens de verdachte heeft mr. J. Ruijs, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte de benadeelde partij ontvankelijk in haar vordering heeft geacht omdat degene die de benadeelde partij (een rechtspersoon) in de onderhavige zaak heeft vertegenwoordigd niet beschikte over een daartoe vereiste volmacht. Daartoe beroept de steller van het middel zich op het bepaalde in art. 51c Sv.
4.
Art. 51c Sv luidt en luidde ten tijde van de aanvang van de onderhavige zaak als volgt:
‘Zij die om in een burgerlijk geding in rechte te verschijnen, bijstand behoeven of vertegenwoordigd moeten worden, hebben om zich overeenkomstig artikel 51b te voegen, in het strafproces de bijstand of vertegenwoordiging eveneens nodig. Een machtiging van de kantonrechter, als bedoeld in artikel 349, lid 1, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek, is voor die vertegenwoordiger niet vereist. Ten aanzien van de verdachte zijn de bepalingen betreffende bijstand of vertegenwoordiging, nodig in burgerlijke zaken, niet van toepassing.’
5.
Art. 51c Sv heeft betrekking op personen die niet bekwaam zijn om zelfstandig in rechte op te treden, zoals een minderjarige of een onder curatele gestelde persoon.1.
6.
Rechtspersonen zijn bevoegd zelfstandig in rechte op te treden. Zij treden in gerechtelijke procedures op via hen vertegenwoordigende, daartoe volgens de wet of de statuten bevoegde natuurlijke personen.2. Aan die eis is in het onderhavige geval kennelijk voldaan: op het voegingsformulier is vermeld dat het is ondertekend door de algemeen directeur van de rechtspersoon (vgl. art. 2:240 BW), terwijl diens bevoegdheid namens de rechtspersoon op te treden in feitelijke aanleg niet is betwist.3.
7.
Het middel faalt.
8.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 31‑03‑2009
Vgl. Langemeijer, a.w., p. 75, Bijlsma, a.w. p. 128, alsmede HR 16 november 2004, NJ 2005, 45 in verband met het bepaalde in art. 51e Sv. Zie over de vertegenwoordiging van de verdachte rechtspersoon art. 528 Sv.
Vgl. HR 16 november 2004, NJ 2005, 45.