Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 369 bis
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding is de datum van toepassing.
- Bronpublicatie:
21-11-2019, PbEU 2019, L 310 (uitgifte: 02-12-2019, regelingnummer: 2019/1995)
05-12-2017, PbEU 2017, L 348 (uitgifte: 29-12-2017, regelingnummer: 2017/2455)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-07-2020, PbEU 2019, L 310 jo PbEU 2020, L 244 (uitgifte: 29-07-2020, regelingnummer: 2020/1109)
21-11-2019, PbEU 2019, L 310 jo PbEU 2020, L 244 (uitgifte: 02-12-2019, regelingnummer: 2019/1995)
20-07-2020, PbEU 2017, L 348 jo PbEU 2020, L 244 (uitgifte: 29-07-2020, regelingnummer: 2020/1109)
05-12-2017, PbEU 2017, L 348 jo PbEU 2020, L 244 (uitgifte: 29-12-2017, regelingnummer: 2017/2455)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Omzetbelasting / Bijzondere OB-regelingen
Omzetbelasting / Plaats van levering en dienst
Europees belastingrecht (V)
Onverminderd andere communautaire bepalingen wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:
- 1)
‘niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige’: een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting in de Gemeenschap heeft gevestigd, maar die in de lidstaat van verbruik noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening, noch een vaste inrichting heeft;
- 2)
‘lidstaat van identificatie’: de lidstaat waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, de lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft.
Indien de belastingplichtige niet in de Gemeenschap is gevestigd, maar daarin meer dan één vaste inrichting heeft, dan is de lidstaat van identificatie de lidstaat waar zich een vaste inrichting bevindt, waarin die belastingplichtige meldt dat hij van deze bijzondere regeling gebruik maakt. De belastingplichtige is gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren aan deze keuze gebonden.
Indien een belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd en er geen vaste inrichting heeft, dan is de lidstaat van identificatie de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt. Indien er meer dan één lidstaat is waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt, vermeldt de belastingplichtige welke van deze lidstaten de lidstaat van identificatie is. De belastingplichtige is gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren aan deze keuze gebonden;
- 3)
‘lidstaat van verbruik’:
- a)
in het geval van de verrichting van een dienst, de lidstaat waar de dienst overeenkomstig titel V, hoofdstuk 3, wordt geacht plaats te vinden, of
- b)
in het geval van een intracommunautaire afstandsverkoop van goederen, de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer, of
- c)
in het geval van de levering van goederen door een belastingplichtige die deze levering faciliteert overeenkomstig artikel 14 bis, lid 2, indien de verzending of het vervoer van de geleverde goederen in dezelfde lidstaat begint en eindigt, deze lidstaat.