V-N 2021/38.4
Grote vastgoedbelegging kwalificeert niet als materiële onderneming
HR 17-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1321, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 september 2021
- Magistraten
Koopman, Fierstra, Wortel, Beukers-van Dooren, Cools
- Zaaknummer
20/01706
20/01707
20/01709
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS290975:1
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Geruisloze terugkeer
Inkomstenbelasting / Winst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1333, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑09‑2021
ECLI:NL:HR:2021:1328, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑09‑2021
ECLI:NL:HR:2021:1321, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑09‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑09‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:408, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑04‑2021
Conclusie, Hoge Raad, 19‑04‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑07‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑07‑2020
- Wetingang
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat voor de vraag of de werkzaamheden naar aard en omvang onmiskenbaar ten doel hebben het behalen van voordelen die het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaan alle werkzaamheden in de beoordeling moeten worden betrokken. Het gaat dus niet om een afzonderlijke beoordeling van specifieke activiteiten.
Samenvatting
X1 bv verhuurt circa 1100 garageboxen en 57 bedrijfsruimten. Alle aandelen zijn in handen van X2 en zijn echtgenote X3. In 2014 verzoeken X1 bv, X2 en X3 om toepassing van de geruisloze-terugkeerfaciliteit (art. 14c Wet VPB 1969). Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden drijft de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.